Spring naar content

Adviezen voor het nieuwe Sportakkoord

Vóór de zomer wil de regering een nieuw Sportakkoord sluiten. De betrokken partijen zijn daar op dit moment druk mee aan de slag. Kenniscentrum Sport heeft een position paper in de vorm van een infographic geschreven, waarin vier adviezen voor het Sportakkoord meegegeven worden.

De adviezen van Kenniscentrum Sport komen voort uit de Beleidsdoorlichting 2011-2016, die begin 2018 door minister Bruins van VWS aan de Tweede Kamer is aangeboden. Wat kunnen we leren uit het sportbeleid van de afgelopen jaren en zouden we dus mee moeten nemen in het nieuwe rijkssportbeleid?

1. Niet alleen ‘wat’, maar ook ‘hoe’

  • Breng kennis en implementatie weer dichter bij elkaar voor meer impact en waarborg dat het programma of project ook doorgaat na de eerste impuls;
  • Ondersteun professionals en vrijwilligers in sport, zorg en onderwijs om interventies op maat in te richten op de behoeften van de wijk;
  • Zware problematiek vraagt om zware, effectief bewezen interventies (evidence based). Bij lichtere problematiek mag het best een tandje minder (meer practice based).

2. Financier samen met anderen voor meer impact

  • Het goede voorbeeld van de buurtsportcoachregeling met cofinanciering door gemeenten verdient navolging voor andere thema’s, zoals een veilig sportklimaat;
  • Wat we ook hebben geleerd van de buurtsportcoachregeling: gemeenten kunnen alleen het maximale effect bereiken als ze voldoende ondersteuning krijgen bij het vormgeven van nieuw beleid en financieringsmogelijkheden.

3. Ken én gebruik de nieuwe beweegrichtlijnen

  • De nieuwe beweegrichtlijnen op een plank, daar wordt niemand gezonder van. Durf te investeren in het inslijten van de boodschap dat 150 minuten per week de standaard wordt en voor iedereen haalbaar is. Slechts 44 procent van de volwassenen voldoet nu aan de beweegrichtlijn. We moeten mensen helpen van weten en beseffen naar doen;
  • Snelle winst: richt je op de levensfases van jongvolwassenen, jonge ouders en de oudere volwassenen: die pakken nieuw gedrag het snelste op en zijn eenvoudig te bereiken, online en in hun maatschappelijk leven;
  • Specifieke interventies zijn zeker nodig voor inclusie van mensen met lage SES, de groep eerste generatie met een niet-westerse achtergrond en mensen met leeftijdsgerelateerde aandoeningen. Gedragsverandering kost tijd. Neem die tijd en zet in op langetermijnbeleid, over regeerperiodes heen.

4. Zet kennis beter in om de kracht van sport te verzilveren

  • Zet in op integraliteit: maak meer gebruik van actuele kennis over de sociaaleconomische waarde van sport en bewegen: mensen duurzaam méér laten bewegen heeft een economische waarde. Als 10% van de mensen die de beweegnorm niet halen, dat wel gaan doen, kan dat Nederland een jaarlijkse waarde opleveren van circa € 1,35 miljard aan o.a. minder ziekteverzuim en toename van productiviteit. Dit geldt voor de verdere levensloop van deze groep;
  • Sportonderzoek mag pas afgerond zijn als daadwerkelijk de brug is geslagen naar beleid en praktijk. De toetsing daarvan mag steviger, want sportprofessionals en sporters hebben recht op de best beschikbare kennis voor hun eigen praktijk;
  • Bij het ontwikkelen van nieuwe programma’s en onderzoeken wordt nog te veel de vraag opgehaald bij sportminnend Nederland. Maar sport rendeert veel meer als knelpunten vanuit zorg, welzijn, bedrijfsleven en veiligheid worden opgelost. Juist daar is behoefte aan meer kennisontwikkeling: daarmee verzilver je pas echt de kracht van sport.

Download hier de position paper ‘De lessen van rijkssportbeleid 2011-2016’

Vind publicaties over het Sportakkoord in de Kennisbank Sport en Bewegen.