Spring naar content

Alles wat gemeenten moeten weten over VSG sport -visie ‘Sport stimuleert!’

In de VSG visie Sport stimuleert! schetst Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) een samenhangende visie op het lokale sportbeleid. Met als doel inzicht te geven in de mogelijkheden die lokaal sport- en beweegbeleid bieden voor gemeente en inwoners. De nieuwe collegeperiode is een goede aanleiding voor herijking van dit beleid. Dit artikel vat de visie samen voor ambtenaren en (nieuwe) colleges en gemeenteraden, geeft duiding en concretisering en geeft de samenhang aan met de landelijke Sport Toekomstverkenning en de Beleidswijzer sport & bewegen.

Beleidswijzer Sport

Werk je in of draag je bij aan (lokaal) sportbeleid? De Beleidswijzer Sport en Bewegen is cruciaal bij de vorming van sport- en beweegbeleid. Waarom? Dat lees je in ons artikel over de Beleidswijzer.

Lees meer over de beleidswijzer

Bedoeling van de VSG sport visie

Gemeenten staan voor grote opgaven op het gebied van maatschappelijke, en demografische ontwikkelingen. Dit vraagt ook om aanpassing van de lokale voorzieningen en omgeving. Sport en bewegen bieden mogelijkheden om op deze opgaven in te spelen. Omdat er geen wettelijk kader is voor sport- en beweegbeleid, kun je sport- beweegbeleid op verschillende manieren ontwikkelen. De visie Sport Stimuleert helpt je als gemeente om keuzes te maken hoe sport en bewegen in te zetten in het omgaan met grote (toekomstige) maatschappelijke opgaven.

Kern van de visie

Sport stimuleert! biedt een actualisatie van de VSG-visie Nederland Sportland uit 2010. In de nieuwe visie staat een Integraal model lokaal sportbeleid (figuur 1) centraal. Dit model geeft een beeld van de verschillende dimensies waarvoor sport en bewegen in het beleid kan worden ingezet. De opbouw van het model is als volgt:

  • De basis van het model is het sportstimuleringsbeleid: het bereiken van meer sport- en beweegdeelname. Zonder het lokaal aanwezige gemeentelijke sportkapitaal (sport- en beweeg voorzieningen, sportieve omgeving etc.) kun je deze sportstimulering niet goed uitvoeren.
  • Vanuit deze basis bereik je als gemeente ook effecten op sociaal-, gezondheids- en economisch gebied, dit zijn dus de dimensies die er bovenop geplaatst worden.

Figuur 1 Integraal model lokaal sportbeleid (VSG sport, 2018)

Illustratie integraal model lokaal sportbeleid ter ondersteuning van de tekst
(Foto: Kenniscentrum Sport)

Het integrale model schetst de meest uitgebreide variant van het lokale sport- en beweegbeleid, vooral terug te vinden in de grotere gemeenten. Je kunt als gemeente kiezen op welke dimensies je beleidsmatig in wilt zetten en met welke randvoorwaarden.

De gemeente Apeldoorn kiest gericht om kansen te verzilveren op:

  • infrastructuur versterken (gemeentelijk sportkapitaal)
  • verenigingen versterken (sportstimulering)
  • bewegen (van jongs af aan) versterken (sportstimulering en deels gezondheid),
  • ‘iedereen doet mee’ (meedoen, welzijnseffecten)

Daarmee zijn de ‘dominante’ dimensies van het Apeldoornse sportbeleid gericht op gemeentelijk sportkapitaal, sportstimulering en deels op meedoen en gezondheid.

Uit: Sportagenda 2015-2019

Met een goede monitoring en evaluatie kunnen zij de impact van hun beleid volgen en gedurende de beleidsperiode eventueel bijstellen. Dit heet ‘lerend beleid’. Hieronder volgt een korte uitleg bij de verschillende elementen van het model.

Wat is sportkapitaal?

Sportkapitaal is de ‘in het verleden’ opgebouwde capaciteit om te sporten en kent twee vormen.

  1. Gemeentelijk sportkapitaal:
    • alle voorzieningen, openbare ruimte (binnen of buiten) waar gesport en bewogen kan worden en
    • de aanbieders van sport en bewegen en hun
    • programma’s en aanbod. Kortom: de hardware, orgware en software.

    Los van elkaar zijn deze elementen ‘kansloos’. Ze zorgen met elkaar lokaal voor de capaciteit of setting om te kunnen sporten en bewegen.

  2. Individueel sportkapitaal: alle mogelijkheden die een individu (burger) heeft om de te sporten en bewegen. Bijvoorbeeld de
    • fysieke (‘belichaamde’) elementen (de lichamelijke conditie, de motorische vaardigheden, sporttechnische competenties);
    • de sociale elementen (sociale netwerken, lidmaatschap van sportorganisaties); en
    • de inhoudelijke of gedragsmatige elementen (kennis, reflectievermogen, ervaring, zelfvertrouwen).

    Alleen in onderlinge verbinding leiden deze elementen tot de capaciteit (inclusief de wil of motivatie) van het individu om te sporten en zorgen deze elementen voor ‘sportief kapitaal’.

Sportstimuleringsmodel

Met het sportstimuleringsbeleid wil je als gemeente levensloop gerichte sport- en beweegdeelname bereiken. Dit is vaak de basis van elk sportbeleid en door inzet op sportstimulering wordt het lokaal aanwezige sportkapitaal zo goed mogelijk benut.

Naast meer sport- beweegdeelname kun je als gemeente ook investeren in talentherkenning en -ontwikkeling voor het stimuleren wedstrijd- en topsport of het binden van mensen aan de sport. Met andere woorden, je zet als gemeente in op het zo goed mogelijk laten functioneren van de drie elementen van de gemeentelijke sportkapitaalmix: de hardware, orgware en software. Juist de verbinding tussen deze elementen zorgt voor de ‘optimale werkzaamheid’ van sport als middel voor het bereiken van gemeentelijke doelstellingen. Een gemeente kan kiezen om op alle drie de elementen in te spelen, of op 1 of 2 elementen, bijvoorbeeld alleen de fysieke elementen te veranderen.

Sociaal ontwikkelingsmodel

Sport en bewegen draagt binnen het sociale domein bij aan het realiseren van een minimale bestaanszekerheid en levenskwaliteit op het gebied van zorg, wonen en vrije tijd.

Je kunt als gemeente ook kiezen voor het formuleren van beleidsdoelstellingen in het sociale ontwikkelingsmodel waarbij je sport en bewegen inzet als middel om gezondheidseffecten (gezondheid) te bereiken of/en om welzijnseffecten (participatie) te bereiken.

Voorbeeldgebieden met hun doelen binnen dit model zijn:

  • gezondheid (oa. fitheid bevorderen, ziektepreventie, mentale weerbaarheid)
  • educatie (oa. verbetering leerprestaties),
  • burgerschap (oa. re-integratie)
  • sociale samenhang en leefbaarheid (oa. participatie, armoedebestrijding).

De kwetsbare groepen staan hierin vaak centraal zoals: mensen met een beperking, mensen met psychosociale problemen, kwetsbare ouderen (eenzaam/dementerend/ immobiel), werklozen en/of uitkeringsgerechtigden en jeugd met opvoed- of opgroeiproblemen. Om deze doelgroepen te bereiken en impact te realiseren is samenwerking met niet-sportorganisaties essentieel, zowel op beleidsniveau als in de uitvoering. Naast de keuze of en welke sport- en beweegdoelen je in het sociale ontwikkelingsmodel stelt, is het dus belangrijk je te beseffen dat het realisatie ervan voor de kwetsbare groepen een lange adem vergt en investering op de samenwerking met andere domeinen vraagt.

De gemeente Den Haag investeert op ‘sportinclusief denken’ (uit: Sportvisie 2015-2030).

Zij investeert bewust op het verbinden van sport en bewegen aan andere maatschappelijke doelen.

Bekijk ze hieronder met steeds enkele voorbeelden:

  • Armoede: stimuleren gebruik Ooievaarspas
  • Cultuur: synergie sport- en culturele evenementen
  • Gehandicapten: participatie
  • Onderwijs: schoolzwemmen
  • Veiligheid: inzet Streetsport, evenementen, ADO Den Haag
  • Integratie: antidiscriminatie, homoacceptatie
  • WMO en ouderen: vitaliteit, valpreventie, zelfredzaamheid, eenzaamheidsreductie
  • Economie: citymarketing, particuliere initiatieven, werkgelegenheid, bestedingen, vestigingsfactor
  • Volksgezondheid: GGZ, depressiepreventie – interventies ‘Liever bewegen dan moe’ en andere, alcoholpreventie, obesitas, Gezonde Leefstijlinterventies zoals ‘Beweeg Mee’

Economisch ontwikkelingsmodel

Sport en bewegen wordt in het economisch ontwikkelingsmodel ingezet ter bevordering van de lokale welvaart. Voorbeelden zijn:

  • city- of regiomarketing (oa. sportevenementen),
  • gebiedsontwikkeling,
  • vestigingsklimaat,
  • verbinding met de toeristische sector (fietsregio, watersportcentrum, strandsporten),
  • innovatie en/of werkgelegenheid in en door de sportsector.

Tenslotte past de inzet op topsport ook in het economisch model. Dit gaat vaak om ondersteuning van topsporters (en talenten), talentontwikkeling, ondersteuning LOOT-scholen, ondersteuning van verenigingen met topsportambities, ondersteunen van topcoaches, aanleg en beheer van topsportaccommodaties. Advies is om om in ieder geval te analyseren waar kansen liggen om sport en bewegen voor economische doeleinden in te zetten. En vervolgens af te wegen of het formuleren van beleidsdoelen op deze dimensie zinnig is.

Lerend beleid

Proberen, pilots, proeftuinen, experimenteren en dit monitoren en evalueren zijn nodig om te leren of het beleid werkt op de manier zoals bedacht en bedoeld. Zo niet, dan is het zaak op tijd bij te sturen. Wanneer je als beleidsmedewerker vaker directe en vlotte terugkoppeling (‘kortcyclisch’) inbouwt bij de beoordeling van de impact van het beleid, dan draagt dit bij aan effectiviteit van het beleid. Het tussentijds monitoren en bijstellen van beleid wordt ‘lerend beleid’ genoemd. Lerend beleid vraagt regelmatige afstemming met de uitvoerders over de gestelde doelen en de verwachtingen ten aanzien van registratie.

Lerend beleid vraagt:

  • weten waar je naar streeft,
  • meten wat je wil weten,
  • ervaringen opdoen (bijvoorbeeld door te experimenteren) en ervaringen uitwisselen.
  • bepalen van ‘hoe te meten’
  • regelmatig metingen verrichten, liefst in de vorm van registraties en/of herhaalde metingen (monitors), zodat vergelijking tussen gemeenten mogelijk is (benchmarks).

Lang niet altijd is het mogelijk interventies of beleid kwantitatief te monitoren en/of een kwantitatieve effectmeting uit te voeren. In die gevallen kun je een meer kwalitatieve aanpak overwegen. Het gaat dus niet altijd (alleen maar) om tellen, maar ook om vertellen.

In de VSG-visie ‘Sport stimuleert!‘, de Beleidswijzer sport en bewegen en de Sport toekomstverkenning vinden gemeenten informatie, artikelen en instrumenten om het gemeentelijk sportbeleid richting te geven en in te vullen. In figuur 2 is de relatie tussen de verschillende producten samengevat.

Figuur 2: Relatie tussen de beleidsthema’s Kenniscentrum Sport en het integrale model lokaal sportbeleid

Illustratie ter ondersteuning van de tekst
(Foto: Kenniscentrum Sport)

Bron: Kenniscentrum Sport, bewerking van model: Jasper van Houten (HAN Sport en Bewegen) en Erik Puyt (HAN Sport en Bewegen & Sportservice Noord-Holland), januari 2017