Basisschoolleerlingen minder bewegingsvaardig: vakleerkrachten gewenst
De Onderwijsinspectie heeft de stand van zaken van het bewegingsonderwijs onderzocht. De belangrijkste conclusie: basisschoolleerlingen zijn minder bewegingsvaardig dan tien jaar geleden. Datzelfde rapporteert ook het Mulier Instituut in een aantal recente rapportages over het bewegingsonderwijs.
Het onderzoeksrapport van de Onderwijsinspectie – de rapportage Peil.Bewegingsonderwijs [1] – betreft gegevens over het onderwijsaanbod, de bewegingsvaardigheden en -achtergrond van kinderen in groep 8. Leerlingen in groep 8 van de basisschool scoren op vijf van de acht onderdelen met betrekking tot algemene motorische vaardigheden, kracht en fitheid lager dan leerlingen tien jaar geleden, zo blijkt uit Peil.Bewegingsonderwijs. Op alle onderdelen scoren leerlingen gemiddeld of ondergemiddeld ten opzichte van de normwaarden, met name op de onderdelen verspringen en 10×5-meterloop scoren kinderen laag.
Dat de bewegingsvaardigheden van leerlingen in de afgelopen tien jaar zijn gedaald, is in lijn met eerder onderzoek van het Mulier Instituut [2], waaruit bleek dat de motorische fitheid van kinderen (10-12 jaar) ook tussen 1980 en 2006 al was gedaald.
Nauwelijks verandering in aantal minuten bewegingsonderwijs
Het beeld dat in Peil.Bewegingsonderwijs wordt geschetst over het onderwijsaanbod is in lijn met een andere recente rapportage van het Mulier Instituut over het bewegingsonderwijs[3]. Zo wordt in beide rapportages geconstateerd dat basisscholen gemiddeld zo’n 90 minuten per week aan bewegingsonderwijs besteden. De ambitie van de overheid om meer lessen bewegingsonderwijs te laten geven op basisscholen heeft nog tot weinig resultaat geleid. In de afgelopen jaren is in het aantal lesminuten nauwelijks verandering opgetreden. Ook in 2017 gaf één op de vijf scholen een lesuur per week. Veelal verzorgen de groepsleerkrachten deze lessen. Vakleerkrachten worden significant vaker ingezet in sterk stedelijke gebieden en in grote steden.
Vakleerkrachten: hogere scores
De inzet van een vakleerkracht blijkt gerelateerd te zijn aan hogere scores van leerlingen op de totale bewegingsvaardigheid. Vakleerkrachten schatten hun competenties voor dit vak hoger in dan groepsleerkrachten [1] en ook schoolleiders beoordelen de bekwaamheid van vakleerkrachten hoger dan de bekwaamheid van groepsleerkrachten [3]. Dat basisscholen toch niet werken met vakleerkrachten heeft organisatorische en/of financiële redenen [4].
In de 1-meting is de stand van zaken voor het bewegingsonderwijs in het primair onderwijs in Nederland in kaart gebracht. Door vergelijking met de 0-meting, uitgevoerd in 2012/2013 [6], is de ontwikkeling van het bewegingsonderwijs te volgen. De vergelijkingen tussen 2012/2013 en 2016/2017 van lestijden en bevoegdheden zijn in een factsheet samengevat [5]. Uit de 1-meting blijkt tevens dat scholen met vakleerkrachten ook een groter naschools beweegaanbod hebben en dat zij intensiever samenwerken met buitenschoolse aanbieders.
Helft scholen zou meer lessen willen
Enkele andere uitkomsten uit het vergelijkende onderzoek [5] zijn:
- Op driekwart van de basisscholen wordt aan de groepen 3 t/m 8 twee lessen bewegingsonderwijs per week gegeven, dit is ten opzichte van 2012/2013 hetzelfde. Op scholen in de drie grote steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag ligt het gemiddeld aantal lessen per week hoger (2,1) dan in andere delen van Nederland (1,8).
- Vier op de vijf scholen beoordelen het aantal lessen per week als voldoende of goed (82%), de helft van de scholen zou wel meer lessen per week willen inroosteren (49%).
- Op scholen waar alleen een vakleerkracht het bewegingsonderwijs verzorgt, is het oordeel over diens bekwaamheid aanzienlijk vaker ‘goed’ (85%) dan op scholen waar alleen een groepsleerkracht het bewegingsonderwijs verzorgt (25%).
Buitenschoolse activiteiten
De mate van buitenschoolse (sport)activiteit blijkt samen te hangen met de totale bewegingsvaardigheid van leerlingen. Kinderen die buiten school actief zijn, scoren hoger op de verschillende onderdelen dan kinderen die buiten school niet actief zijn, volgens Peil.Beweegonderwijs. Onderzoek van het Mulier Instituut dat kinderen steeds minder vaak en minder lang buitenspelen [7], is in lijn met de ontwikkeling die in Peil.Bewegingsonderwijs wordt gesignaleerd.
Bronnen
[1] Inspectie van het Onderwijs. Peil.Bewegingsonderwijs: 2016-2017. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. 2018
[2] Collard DCM, Chinapaw MJM, Verhagen E, Valkenberg H, Lucassen JMH. Motorische fitheid van basisschoolkinderen (10-12 jaar): factoren geassocieerd met kracht, snelheid, lenigheid en coördinatie. Utrecht: Mulier Instituut. 2014
[3] Slot-Heijs JJ, Lucassen JMH, Reijgersberg N. Bewegingsonderwijs en sport in het primair onderwijs 2017: 1-meting. Utrecht: Mulier Instituut. 2017
[4] Bergen K van, Straatmeijer J, Breedveld K, Lammertink N. Bewegingsonderwijs en vakleerkrachten: eindrapport. Amsterdam: Regioplan. 2017
[5] Slot-Heijs JJ, & Lucassen JMH. (2017). Bewegingsonderwijs in primair onderwijs 2017: 1-meting, factsheet 2017/17. Utrecht: Mulier Instituut.
[6] Reijgersberg N, Werff H van der, Lucassen JMH. Nulmeting bewegingsonderwijs: onderzoek naar de organisatie van het bewegingsonderwijs in het primair onderwijs. Utrecht: Mulier Instituut. 2013
[7] Dellas V, Dool R van den, Collard DCM. Ontwikkeling buitenspelen bij kinderen in Nederland: factsheet 2018/4. Utrecht: Mulier Instituut. 2018