Spring naar content

Beweegvriendelijke omgeving in plattelandsgemeenten

Is er een onderscheid nodig voor het beleid van de beweegvriendelijke omgeving tussen steden en het platteland? Volgens de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) is een conceptuele scheiding in principe niet terecht, maar beleidsmatig kan een onderscheid gerechtvaardigd worden[1]. Zo adviseert de WRR om meer plaats- en tijdgebonden te kijken naar de ruimtelijke mogelijkheden van een stad of plattelandsgemeente. Dit artikel richt zich op het creëren van een beweegvriendelijke omgeving in plattelandsgemeenten en geeft vier praktijkvoorbeelden.

Wat zijn invloedrijke kenmerken van plattelandsgemeenten op bewegen?

Plattelandsgemeenten hebben over het algemeen een groot oppervlakte met verschillende kleine kernen. Vanwege de grote verplaatsingsafstanden speelt het ontmoedigen van autogebruik bijna geen rol in beleid bij plattelandsgemeenten[2]. Een deel van de plattelandsgemeenten is aangemerkt als krimp- of anticipeergebied vanwege vergrijzing en ontgroening. Hierdoor ontstaat er een hogere financiële druk op het behoud van (sport)voorzieningen[3]. Maar gezien de relatieve kleine afstanden in Nederland zijn vele voorzieningen in de stad meestal wel bereikbaar voor mensen van het platteland, maar met een drukke spits tot gevolg. 

Aan de andere kant is er in veel gevallen sprake van een hoge straatconnectiviteit en toegang tot groene gebieden, zoals, bossen, heide, zee en strand. Dit wordt positief geassocieerd met fysieke activiteit[3]. De recreatieve infrastructuur van wandel-, ruiter- en fietspaden, mountainbikeroutes en mogelijkheden om te varen, zijn op het platteland vaak makkelijker bereikbaar. Dit leidt tot verschillen in de keuze van sporten als mountainbiken, zeilen en surfen[2].

De organisatiekracht van plattelandsgemeenten

Ter Harmsel e.a.[4] inventariseerden het beleid ten aanzien van een beweegvriendelijke omgeving bij 17 plattelandsgemeenten. Deze gemeenten zien dat ze niet dezelfde financiën en capaciteit hebben als de grotere steden. Financiering voor beheer en onderhoud van voorzieningen in het landelijk gebied neemt af, terwijl het belang van diversiteit in het recreatieaanbod toeneemt[5]. Door deze beperkingen zijn deze plattelandsgemeenten aangewezen op samenwerking met of het kopiëren van voorbeelden en modellen van andere (plattelands)gemeenten. Dit wordt ook wel institutioneel isomorfisme genoemd.

Samenwerken in Twente

Bekijk het voorbeeld samenwerking sport en bewegen in Twente. Hier proberen ze te voldoen aan de voorschriften, verwachtingen of normen van de samenleving. Naast effectiviteit en efficiëntie streven organisaties ook naar legitimiteit[6]

Er zijn verschillende omstandigheden die bijdragen aan het zijn van een actief dorp volgens During e.a.[7]: de onderlinge binding in het dorp (sociaal kapitaal), kennis van regels, toegang tot middelen en organisatiekracht. De binding in een plattelandsgemeente kan sterk zijn bij een rijk verenigingsleven met vrijwilligers. ‘Samen optrekken’ gebeurt zowel in de praktijk als in beleid. De kracht om initiatieven te organiseren hangt af van een ondernemende houding en de opgedane ervaring. Je hebt enkele actieve dorpelingen nodig die de rest mee op sleeptouw nemen, maar ook voor hen zijn de vrijwilligersuren beperkt[7]. Lessen getrokken uit de doe-democratie van plattelandsgebieden[8] zijn:

  1. Blijf mensen benaderen die nog niet zijn betrokken bij het initiatief. Vraag ze niet alleen voor specifieke taken, maar vraag ze ‘wat wil je graag doen?’ en ‘waar ben je goed in?’.
  2. Zorg als kartrekker(s) voor het tijdige opvolging. 
  3. Benut niet alleen lokale gemeenschap voor ideeën, inspiratie, hulpbronnen (sociaal, politiek en economisch kapitaal), maar kijk ook wat er is buiten de lokale gemeenschap.
  4. Vergeet niet je successen te vieren.

Zo richt je een beweegvriendelijke omgeving in binnen plattelandsgemeenten

De volgende vier voorbeelden zoomen in op de beweegvriendelijke omgeving binnen plattelandsgemeenten die inspelen op sport- en beweegstimulering in de openbare ruimte.

1. Van park naar beweegtuin in Delfzijl

Het Koningin Wilhelminapark in Delfzijl is op initiatief van het Wijkplatform Over de Gracht/Scheepvaartbuurt een ‘Beweegtuin Senioren Fitnesspark’ geworden, met als doel dat het park meer gebruikt zou worden. Het ligt in het centrum van Delfzijl en veel mensen fietsen of lopen door het park om van het ene deel van de stad naar het andere deel te komen. Het Wijkplatform sprak met de wijkbewoners, van wie het merendeel zestigplussers zijn, over hun ideeën, wensen en behoeften. Meer mogelijkheden om te bewegen in het park, naast wandelen, kwamen daarbij nadrukkelijk naar voren. Met daarbij speciaal aandacht voor de toegankelijkheid, onder andere voor rolstoelgebruikers.

Vanuit provincie Groningen was een subsidie mogelijk voor de procesondersteuning bij de inrichting van beweegtuinen. Daarmee kwam er ruimte voor de inrichting, procesbegeleiding en ook het stimuleren van het gebruik door het organiseren van activiteiten en de inzet van buurtsportcoaches. Ook verstrekten het Oranje Fonds, het loket Leefbaar van de NAM en het SNS Eemsmond Fonds subsidies. Bij de ontwikkeling van de beweegtuin zijn het Wijkplatform, de gebiedsregisseurs van de gemeente, sportverenigingen, het Huis voor de Sport Groningen, een fysiotherapiepraktijk en de leverancier van de toestellen en materialen voor de inrichting van de beweegtuin betrokken.

Het gebruik van het park nam met de komst van de beweegtuin enorm toe. De buurtsportcoaches organiseerden wekelijks activiteiten. Ook sportverenigingen maken regelmatig gebruik van het park. Zo start de atletiekvereniging haar loopactiviteiten structureel met een warming-up en coolingdown in het park en de beweegtuin. Voor het technisch kader van de sportverenigingen is een train-de-trainer georganiseerd om ze te leren de apparatuur in de beweegtuin op een verantwoorde manier te gebruiken. Ook het verzorgingshuis bij het park en de bewoners van de naastgelegen seniorenflat, maken meer gebruik van het park. Bijvoorbeeld om te wandelen en om te genieten van de activiteiten die er plaatsvinden. De ontmoetingsfunctie van het park is dus ook verbeterd.

De drie belangrijkste elementen van het succes van het park en de beweegtuin lijken de ondersteuning vanuit de gemeente voor het burgerinitiatief (het Wijkplatform), de inbreng en betrokkenheid van de inwoners vanaf het begin en de structurele aandacht voor activiteiten en dus een goede afstemming tussen hardware, orgware en software. Het belangrijkste aandachtspunt is de tijd en energie die vrijwilligers in een vergunningstrajecten moeten steken. Professionele ondersteuning daarbij is aan te bevelen.

Plattelandsgemeenten hebben meestal, zoals de gemeente Eemsdelta, voldoende buitenruimte om te bewegen. In Eemsdelta is deze ruimte bewust uitdagender en beweegvriendelijker gemaakt waardoor het sporten en bewegen in het park is toegenomen. Ook kan gedacht worden aan de beweegvriendelijkheid van de routes naar een park of sportaccommodaties en bijvoorbeeld het verbinden van verschillende beweeglocaties via aantrekkelijke, uitdagende beweegroutes.

2. Beweegvriendelijke omgeving in Zuidoost-Drenthe

In Zuidoost-Drenthe zijn er initiatieven voor een beweegvriendelijke omgeving in de dorpen Dalen, Nieuw Schoonebeek en Exloo met ondersteuning van SportDrenthe, de BOKD en LEADER tot stand gekomen.

LEADER is een Europees subsidie-, kennis- en actieprogramma voor een vitaal platteland. Het gaat niet alleen om subsidies, maar ook om het opwekken van lokale energie van onderop, experimenteren en leren en het delen van kennis en ervaring met elkaar. De BOKD is het Drentse netwerk van en voor actieve, zorgzame en duurzame dorpen en dorpshuizen. De BOKD kreeg in 2020 de aanvraag ‘Dorp in beweging’ voor een subsidietraject uit LEADER Zuidoost-Drenthe toegewezen en ondersteunt samen met SportDrenthe de ontwikkelingen in de verschillende dorpen. SportDrenthe zet daarbij vooral in op de uitvoering van behoefteonderzoek en de organisatie (orgware) en het aanbod (software) van sport- en beweegprogramma’s in de openbare ruimte.

In het dorp Dalen in gemeente Coevorden heeft de Wandelwerkgroep van Dorpsbelangen Dalen vier 10 km-routes samengesteld en bewegwijzerd, in samenwerking met Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer. De wandelroute ’t Grootveld’ heeft als thema ‘Gezondheid en bewegen. Met financiële ondersteuning vanuit de gemeente Coevorden en LEADER, zijn er bij de wandelroute beweegtoestellen geplaatst. Het initiatief komt vanuit de vrijwilligers van de wandelwerkgroep. Daar zit ‘eigenaarschap’ en ook de energie om wensen en ideeën te realiseren. Een verbinding met lokaal beleid is er (nog) niet en er is ook niet het gevoel dat dit nodig is. Partijen zoals de gemeente, de BOKD en SportDrenthe faciliteren en leveren kennis en ervaring.

De zorgvoorziening Zwarte Racker in Nieuw Schoonebeek in gemeente Emmen nam het initiatief om een beweegtuin met beweegtoestellen te ontwikkelen. Een voorziening die, mede door de omvang van het dorp, een openbare functie krijgt en dus voor alle inwoners van het dorp toegankelijk is. SportDrenthe doet behoefteonderzoek naar de wensen voor de inrichting onder de inwoners van het dorp.

In het dorp Exloo in gemeente Borger-Odoorn krijgt de inrichting van de openbare ruimte een impuls door een de fusie van voetbalverenigingen HOC en Valther Boys en de verhuizing naar een nieuw sportpark. Een deel van de voetbalvelden op het voormalige sportpark wordt ingericht als beweegvriendelijke omgeving. Het proces startte met gesprekken met Sport Exloo, de gymnastiekvereniging, het dorpshuis en de buurtsportcoach. De ideeën over het beweegvriendelijk inrichten van de openbare ruimte staan in de ‘Ontwikkelvisie EXLOO 2020-2045’.

3. KWIEK beweegroutes in ‘s-Heerenberg

In het centrum van ‘s-Heerenberg in gemeente Montferland is een KWIEK beweegroute, vooral gericht op beginnende bewegers en ouderen, gerealiseerd. De route is een initiatief van de gemeente, Stichting Welcom en inwoners. Het sportcentrum in ‘s-Heerenberg en verschillende fysiotherapiepraktijken maken met beweeggroepen veelvuldig gebruik van de beweegroute. Volgens Guido Groenendijk van de Stichting Welcom is dit een voorwaarde voor het succes van een beweegroute. “Zeker beginnende bewegers en ouderen maken niet snel individueel gebruik van de beweegroute. Ze voelen zich toch ongemakkelijk als ze op straat, op de stoep tussen winkelende mensen beweegoefeningen doen”.

In 2013 startte KWIEK met de eerste beweegroute in de Eindhovense wijk Woenselse Heide. De route wordt aangegeven door speciale stoeptegels waarop beweegopdrachten staan. Bij verschillende opdrachten wordt gebruik gemaakt van straatmeubilair in de buurt. Inmiddels zijn er tientallen gerealiseerde routes door heel het land.

Op initiatief van een sportschoolhouder in ‘s-Heerenberg worden op de KWIEK beweegroute in het centrum twee beweegroutes van 5 en 10 kilometer aangesloten in het buitengebied. Deze beweegroutes moeten voor iedereen wat bieden: van de beginnende sporter tot en met getrainde sporters en bijvoorbeeld bootcampers. Er wordt gewerkt met instructiefilmpjes die per station bekeken kunnen worden op de mobiele telefoon. 

4. Beweegvriendelijke inrichting openbare ruimte in gemeente Tynaarlo

Het belang van een beweegvriendelijke inrichting van de openbare ruimte (BIOR) krijgt in gemeente Tynaarlo permanent aandacht, bijvoorbeeld in de planontwikkeling voor wijkvernieuwing. In de wijk Westlaren wordt ingezet op ‘het stimuleren van low-cost mogelijkheden om bewegen, spelen en sport in de openbare ruimte mogelijk te maken’. Onderdeel van het plan is een beweegroutes gecombineerd met ‘tegels’ met afbeeldingen en het plaatsen van bankjes. Er is ook oog voor het gebruik van bestaande elementen in de openbare ruimte, zoals bijvoorbeeld een verlichtingsmast en het maken van specifieke plekken om (veilig) te kunnen spelen en sporten. En er komen verwijzingen naar wandel- en mountainbikeroutes in de buurt.

Monique Wielinga (adviseur sport- en speelruimtebeleid) en Mieke Schoonhoven (adviseur sport, bewegen en gezondheid) brengen de meerwaarde van een beweegvriendelijke omgeving onder de aandacht. Dat vraagt een proactieve aanpak, want voor de collega’s van het fysieke domein is dat geen vanzelfsprekendheid. Wat helpt is dat ze een collega hebben in het fysieke domein die hier ook enthousiast over is. Wat Monique en Mieke daarvoor doen?

  • Zorgen voor voldoende beschikbare informatie, kennis en praktijkvoorbeelden. Daarvoor maakten ze bijvoorbeeld de notitie ‘Bewegen in de openbare ruimte (BIOR)’.
  • Permanent de ontwikkelingen op stedenbouwkundig gebied in Tynaarlo volgen en op (beleids)notities reageren vanuit sport- en beweegperspectief.
  • Als het nodig is, zelf voorstellen doen voor teksten in beleidsnotities of de juiste reacties kant-en-klaar aanleveren (dienstverlenend zijn).
  • Waar mogelijk agendalid zijn van initiatief- of projectgroepen, om geïnformeerd te worden en te blijven en te kunnen reageren of eventueel bij een overleg aan te schuiven.
  • Niet alleen de formele (inspraak) structuren gebruiken, maar ook via de informele weg zorgen voor een goede relatie met de collega’s in het fysieke domein.
  • Andere collega’s in het sociaal domein informeren en enthousiasmeren, zodat zij ook bekend zijn met het thema en er over mee kunnen praten.
  • De kennis en ervaring van landelijke experts gebruiken om de juiste kwaliteit te kunnen leveren bij adviezen en experts inzetten om hen ‘het verhaal’ te laten vertellen. 
  • Positieve ervaringen van inwoners delen met collega’s.

Dat Tynaarlo een kleine gemeente is, zien Monique en Mieke als een voordeel. Daardoor zijn de lijntjes naar de wethouder, het management en andere domeinen kort. Dat maakt het gesprek over de beweegvriendelijke inrichting van de openbare ruimte in de breedte en op verschillende niveaus in de organisatie makkelijker. “Dus zijn er kansen om je visie en ideeën onder de aandacht te brengen als je ook nog eens enthousiast bent over dit onderwerp.” 


Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met Andries Kooi (beleidsmedewerker Sport in gemeente Eemsdelta), Alida Pasveer (projectmanager SportDrenthe), Guido Groenendijk (sportcoordinator bij Stichting Welcom), Monique Wielinga (adviseur sport- en speelruimtebeleid) en Mieke Schoonhoven (adviseur sport, bewegen en gezondheid in gemeente Tynaarlo).

Bronnen

  1. Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR). (2002). Stad en land in een nieuwe geografie. Den Haag: Sdu Uitgevers. 
  2. Prins, R., Hoekman, R.& Poel, H. van de (2021). Sport en bewegen in openbare ruimte. Utrecht: Mulier Instituut. 
  3. Frank, L., Schmid, T., Salis, J., Chapman, J. & Saelens, B. (2005). Linking objectively measured physical activity with objectively measured urban form: findings from SMARTRAQ. In Am J Prev Med. 2005 Feb;28(2 Suppl 2):117-25. doi: 10.1016/j.amepre.2004.11.001.
  4. Harmsel, L. Ter, Legius, D., Schmitz, P., Timmer, R. & Wesdorp, J. (2020). Een verkenning van de visie van plattelandsgemeenten op de BVO; Bewust Verder Ontwikkelen. Utrecht: USBO
  5. Nieuwenhuizen, W., Gies, T. J. A., Goossen, C. M., Och, R. A. F. v., & Rooij, L. L. d. (2015). Ruimte voor de toekomst in het landelijk gebied. Trendverkenning 2020-2030 voor gemeenten met veel landelijk gebied. Wageningen: Alterra Rapport 2628
  6. DiMaggio, P.J. & Powell, W.W. (1983). The Iron Cage Revisited: Institutional Isomorphism and Collective Rationality in Organizational Fields. American Sociological Review, 48(2), 147-160. 
  7. During, R. (red), Bock,B., van Dam, R., Donders, J., Kruit, J., Pleijte, M. & de Witte, D. (2018). Leefbaarheidsinitiatieven op het platteland Analyse van eigenheid en eigenaarschap. Wageningen University and Research
  8. Wijdeven van de, T., & Graaf de, L. (2014). Kernkracht. Over doe-democratie in het landelijke gebied. Tilburg: Tilburgse School voor Politiek en Bestuur, Universiteit van Tilburg.