Spring naar content

De bouw van sportvoorzieningen in nieuwe Omgevingswet vereist een omgevingsvergunning

Wanneer een club een nieuw voetbalveld aan wil leggen of iemand initiatief heeft genomen voor bijvoorbeeld de aanleg van een fietscrossbaan, is de kans groot dat er een omgevingsvergunning nodig is. Nu de invoering van de nieuwe Omgevingswet aanstaande is, wordt het tijd om eens goed te kijken wat er allemaal verandert bij het aanvragen en verlenen van een omgevingsvergunning.

Wanneer is een omgevingsvergunning nodig?

Het omgevingsplan gaat een rol spelen. Wanneer iemand op een sportaccommodatie iets wil bouwen of aanleggen, zoals een extra voetbalveld met lichtmasten of een nieuw onderkomen voor de kleedkamers, bepaalt het omgevingsplan of die (bouw)activiteiten vergunningplichtig zijn.

Het omgevingsplan bestaat uit regels over de fysieke leefomgeving en vervangt het geldende bestemmingsplan. Iedere gemeente moet onder de Omgevingswet een omgevingsplan voor het hele gemeentelijke grondgebied vaststellen. Gemeenten krijgen wel ruimte om omgevingsplannen ‘globaler en flexibeler’ in te richten dan bestemmingsplannen. Die flexibiliteit is namelijk een van de doelen van de Omgevingswet.

Wanneer een (bouw)activiteit op de sportaccommodatie niet past binnen de regels van het omgevingsplan, is het verplicht een omgevingsvergunning aan te vragen.

Vergunning aanvragen en verlenen

Het aanvragen van een omgevingsvergunning zal digitaal gaan gebeuren. Het hele proces is ook digitaal te volgen. Omdat het omgevingsplan betrekking heeft op de gehele fysieke leefomgeving, kan de vergunningplicht groter zijn dan alleen voor de bouw. Misschien zijn andere activiteiten zoals bijvoorbeeld het plaatsen van een terras of reclamebord ook vergunningsplichtig. Die vergunningen kunnen los van elkaar worden aangevraagd maar dankzij de nieuwe Omgevingswet kan voor verschillende vergunningplichtige activiteiten gecombineerd worden in één aanvraag.

Zodra de Omgevingswet in werking treedt, wordt een vergunning, inclusief de informatie over het (bouw)plan en de activiteiten, digitaal aangevraagd via het omgevingsloket of via de website van de gemeente.

Omdat een omgevingsplan afwegingsruimte biedt aan de gemeente, kan dit betekenen dat de aanvraag onderbouwd moet worden met aanvullende (onderzoeks)gegevens. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij de aanleg van een fietscrossbaan vlakbij een beschermd natuurgebied of wanneer de verlichting van nieuwe lichtmasten bij een voetbalveld effect heeft op de naastgelegen woningen.

Het ligt in de lijn der verwachting dat de gemeente een onderzoek wenst om aan te tonen wat het effect is van de aanleg, nieuwbouw en activiteiten op de leefomgeving (in dit geval het natuurgebied en woningen).

Bouwstenen van een beweegvriendelijke omgeving

Kenniscentrum Sport & Bewegen heeft een e-book ontwikkeld met daarin de werkzame mechanismen, bouwstenen en ontwerpprincipes van een beweegvriendelijke omgeving. Deze bouwstenen worden ruimtelijk verbeeld, waarbij de vertaling wordt gemaakt naar de instrumenten van de Omgevingswet. Lees hier het E-book ‘Bouwstenen van de beweegvriendelijke omgeving’.

Vooroverleg 

Het is wellicht verstandig om voor het vergunningsverzoek te overleggen met de gemeente. Wanneer vooroverleg plaatsvindt, kan de gemeente tijdig het verzoek om onderzoek kenbaar maken. Zo wordt vertraging in het vergunningsproces zoveel mogelijk voorkomen.

In de Omgevingswet staat dat vooroverleg tussen de gemeente en de initiatiefnemer van de bouwactiviteit belangrijk is, maar niet verplicht. Het is bedoeld om de kwaliteit van de aanvraag vooraf in te schatten en daarmee de snelheid van de vergunningprocedure te bevorderen. Er mag zelf bepaald worden in welke vorm het vooroverleg plaatsvindt.

Participatie

Op het moment dat een bouwactiviteit aangevraagd wordt, is het van belang de omgeving zoals omwonenden en andere belanghebbenden hierbij te betrekken. Om te stimuleren dat de omgeving vroegtijdig betrokken wordt bij de plannen, zijn hier regels voor opgesteld.

De gemeente betrekt de informatie uit de participatie met de omgeving bij de uiteindelijke belangenafweging. Aangezien omgevingsvergunningen erg van elkaar kunnen verschillen, is niet vastgelegd op welke manier de participatie moet plaatsvinden. Dat kan bijvoorbeeld een inloopavond voor omwonenden zijn of een enquête via internet. De initiatiefnemer geeft daar zelf vorm aan. Die hangt af van het type activiteit, de maatschappelijke belangen en belangen van derden.

Acht weken

Bij een digitaal ingediende aanvraag voor een bouwactiviteit, heeft de reguliere vergunningprocedure een doorlooptijd van acht weken. Dat betekent dat een gemeente binnen acht weken een besluit moet nemen om eventueel groen licht te geven. Een eenmalige verlenging van de termijn met zes weken is mogelijk. Als de gemeente niet beslist over de aanvraag, wordt de vergunning van rechtswege verleend.

Omgevingstafel

Om een complexe vergunningaanvraag in 8 weken af te handelen in plaats van 26 weken, heeft de VNG een dialoogmodel ontwikkeld. Een model waarbij ‘de omgevingstafel’ centraal staat. Dit dialoogmodel is voornamelijk van toepassing voor de complexere vergunningaanvragen.

Aan de omgevingstafel komen, in een of meerdere sessies, “de initiatiefnemer en alle betrokkenen (zoals bestuurders van een sportvereniging, omwonenden en de gemeente) bij elkaar. Het initiatief wordt dan besproken vanuit de gedachte om het mogelijk te maken”.

Voordelen van deze manier van werken is dat het voor de initiatiefnemer en belanghebbenden direct inzichtelijk wordt welke regels gelden. Daarnaast wordt aan de omgevingstafel direct duidelijk wat de mogelijk en haalbaarheid is en welke adviezen de gemeente heeft. Vervolgens kan “de vergunning in acht weken door de gemeente worden afgehandeld”.

Voor bouwactiviteiten: twee vergunningen

De omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten wordt gesplitst in twee vergunningen: een vergunning voor de technische eisen aan een bouwwerk en een vergunning voor een omgevingsplanactiviteit (OPA).

De technische vergunning

De vergunning voor technische regels staat onder de Omgevingswet in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). In dat besluit komen de bouwactiviteiten te staan waarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Dat zal vooral gaan over bouwwerken met een zwaarder risicoprofiel, zoals bijvoorbeeld panden met meerdere bouwlagen of verbouwingen waarbij de brandveiligheid verandert. Het toetsen van de bouwtechnische voorschriften wordt uitgevoerd door een gecertificeerde kwaliteitsborger. Die taak ligt dus straks niet meer bij de gemeente.

De vergunning voor omgevingsplanactiviteiten (OPA)

De vergunning voor omgevingsplanactiviteiten wordt door de gemeente geregeld in het omgevingsplan. De gemeente bepaalt aan welke regels een bouwwerk moet voldoen en het omgevingsplan is het instrument waarin regels voor bouwwerken concreet worden vastgelegd. Bijvoorbeeld een bouwhoogte van tien meter. Via deze vergunning voor omgevingsplanactiviteit wordt het onder de Omgevingswet makkelijker om af te wijken van de regels in het omgevingsplan. Er moet wel altijd aangetoond worden dat er sprake is van een goede fysieke leefomgeving en/of gelijkwaardige oplossingen.

Beter en sneller inzicht

Met de komst van de Omgevingswet verandert het proces ten goede. Zo stelt de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat het niet alleen sneller, maar ook duidelijker is. Dat initiatiefnemers weten waar ze aan toe zijn. De Omgevingswet creëert immers een gelijkwaardige informatiepositie van de overheid en van de initiatiefnemer. De geldende regels worden begrijpelijk en ook nog eens digitaal ontsloten. 

Bovendien is het vergunningverleningsproces te volgen, wat het proces transparant maakt en de uitkomst beter te voorspellen is.

Kijk ook eens in de Kennisbank Sport en Bewegen voor meer publicaties over de Omgevingswet.