Dit willen kandidaat-Europarlementariërs met het Europese sportbeleid
Op 6 juni 2024 zijn de Europese verkiezingen. Een aantal Nederlandse kandidaat-Europarlementariërs wil sport en bewegen Europees agenderen. Dat varieert van meer kansengelijkheid in de sport en minder regeldruk voor verenigingen tot een Europees meldpunt voor misstanden in de sport. Dit is het eerste van twee artikelen over de Europese verkiezingen.
De inspanningen van de kandidaten blijken niet uit de verkiezingsprogramma’s van hun partijen, zoals te lezen is in het tweede artikel over de Europese parlementsverkiezingen van 2024. In een visueel overzicht van Kenniscentrum Sport & Bewegen zijn de passages uit verkiezingsprogramma’s opgenomen die meestal indirect en soms direct met sport, bewegen en een gezonde leefstijl te maken hebben.
Nederland heeft in de nieuwe zittingsperiode van vijf jaar 31 parlementsleden. In totaal worden 720 Europarlementariërs gekozen, in alle 27 lidstaten. Samen vormen ze fracties, momenteel zijn dat er zeven. Zes kandidaat-Europarlementsleden zijn op uitnodiging van Kenniscentrum Sport & Bewegen en NOC*NSF bijeengekomen in het Huis van Europa om aan de hand van drie hoofdthema’s te spreken over sport en bewegen in de context van de Europese Verkiezingen.
- Raquel García Hermida-van der Walle (nummer 2 D66)
- Ingeborg ter Laak (nummer 2 CDA)
- Lennart Salemink (nummer 4 VVD)
- Christian van der Krift (nummer 7 ChristenUnie)
- Lara Sibbing (nummer 16 GroenLinks/PvdA)
- Peter Kwint (nummer 24 SP)
Floor van Houdt, afdelingshoofd sport van de Europese Commissie, geeft bij diezelfde gelegenheid een inkijkje in Europees sportbeleid en de manier waarop je vanuit de Nederlandse sportsector hierop invloed kunt uitoefenen. Zeeuwse gedeputeerde sport Jo-Annes de Bat, senior onderzoeker Lisanne Balk van Mulier Instituut en (emeritus) professor Willem van Mechelen van VUmc geven de kandidaat-Europarlementariërs stof tot nadenken met statements over Europese kansen voor sport en bewegen in het kader van achtereenvolgens natuurbescherming en regionale ontwikkeling, topsportevenementen en leefstijlpreventie.
Investeren in tijd en kennis in Brussel
Makkelijk is het niet om iets in Brussel gedaan te krijgen, waarschuwt Floor van Houdt de aanwezige sportstakeholders: “Het is een proces van de lange adem. Europa is investeren in tijd en kennis. Je moet naar het jaarlijkse Sportforum gaan, in expertgroepen stappen zoals SHARE 2.0, je projecten nomineren voor de Be Active Awards, meedoen aan de Europese Sportweek, een netwerk opbouwen. Dat gaat zich terugbetalen, maar waar en wanneer weet je niet.”
Investeren in contacten doe je niet alleen met de Europese Commissie, maar ook met het Europees Parlement. Nederlandse Europarlementariërs hebben een verbindende functie en willen uitzoeken wat er in Nederland leeft en dat meenemen in hun besluitvorming in Brussel. Bijvoorbeeld op welke domeinen Europese wet- en regelgeving impact kan hebben op sport en bewegen. Dat gaat verder dan Europees sportbeleid: een ‘sporttoets’ in andere domeinen zou problemen voor de sportsector kunnen voorkomen of verminderen.
Thema 1: Natura-2000-regels knellen
Knelpunt is bijvoorbeeld het gebruik van Natura-2000-gebied voor sport en recreatie. Jo-Annes de Bat, gedeputeerde in Zeeland, zou graag willen dat natuurregels minder streng zijn bij het verlenen van vergunningen voor sportevenementen. “Ik moet echt mijn best doen om wedstrijden in de vrije natuur geregeld te krijgen. Bij elke wedstrijd hebben we gedonder met Natura-2000-regels. We hebben moeite om bij de vergunning aan te tonen dat evenementen geen effect hebben op de omgeving”, zegt De Bat.
Ingeborg ter Laak (CDA): “Het is goed om Natura-2000 regels te hebben, maar het moet niet knellen met leefbaarheid. Europa moet ons helpen met regels, maar niet alles dichttimmeren.” Lara Sibbing (GroenLinks-PvdA) is voor sport en natuur, zolang het elkaar niet bijt: “We moeten zorgen dat regels soms heel precies zijn zonder dat ze in de praktijk tegenwerken.”
De sportgedeputeerde heeft in zijn functie naar eigen zeggen nog nooit iets gemerkt van Europa voor het bevorderen van sport en bewegen. “Ik heb een rondje gebeld en mijn collega’s bij andere provincies hebben dat ook niet. Er zit een gat tussen wat de Europese Commissie belangrijk vindt aan sport en wat provincies doen.” Hij ziet een rol weggelegd voor de Europese Commissie en voor de Nederlandse Europarlementariërs om dat gat te dichten.
Thema 2: Topsportevenementen in Europa
Lisanne Balk, senior onderzoeker bij het Mulier Instituut, ziet in de cijfers uit Eurostat-onderzoek in opdracht van de Europese Commissie dat Nederlanders niet alleen kampioen zitten zijn, maar ook kampioen evenementen bezoeken. Balk: “Eerder hing de waarde van topsport vooral af van de prestatie, meestal het aantal medailles. De laatste jaren kijken we meer naar maatschappelijke effecten, zoals trots.”
Ze verwijst daarmee bijvoorbeeld naar het onderzoek Sport Policy factors Leading to International Sporting Success (SPLISS). “In zeven landen zijn 10.000 mensen bevraagd en driekwart gaf aan dat ze zich trots voelen op topsportprestaties.” De onderzoeker van het Mulier Instituut benadrukt daarmee de impact van topsportevenementen: je bereikt er in één keer een groot publiek mee. “Dat kunnen we gebruiken om thema’s als inclusie, gezondheid en mensenrechten onder de aandacht te brengen.” De vraag voor de kandidaat-Europarlementariërs in dat kader: hoe kunnen we vanuit Europa de maatschappelijke waarde van topsportevenementen vergroten en beter gebruikmaken van het platform dat topsport biedt?
Peter Kwint (SP) vindt dat er rond topsportevenementen vaak te strenge regels zijn. “Europa kan ook een rol spelen in het terugdringen van de rol van de commercie bij megatopsportevents. Europa kan zich inzetten voor publieksvriendelijke evenementen waar de Europese maatschappelijke waarden gewaarborgd zijn.” Lennart Salemink (VVD) vindt het juist goed dat er veel commercieel geld naar sport gaat om grote evenementen mogelijk te maken. “Publiek geld besteden wij liever aan breedtesport, zodat minder bedeelden kunnen gaan sporten.” En in dat laatste punt vinden de liberaal en de socialist elkaar weer.
Thema 3: Investeren in leefstijlpreventie
“De helft van de bevolking is te dik en dat is zorgwekkend”, zegt Willem van Mechelen, emeritus hoogleraar sociale geneeskunde VUmc. “We zitten 9,1 uur per dag en 45 procent van de mensen boven de vier jaar beweegt voldoende.”
Wat doet de Europese Unie daaraan? Te weinig, volgens de hoogleraar: “Dat beleid is gericht op individuen om in beweging te komen, uitgaand van eigen verantwoordelijkheid. Maar je moet inzetten op bescherming van het collectief. Obesitas is er door marktfalen. De politieke opdracht is om hier wat aan te doen.” Wat volgens Van Mechelen kan helpen, zijn bijvoorbeeld belastingmaatregelen en gezondheidsdoelen. “Je kunt bindend vastleggen dat je per land het bewegend aantal mensen in vijf jaar met een bepaald percentage wilt verhogen. Dat is een ankerpunt om naartoe te werken.”
Christian van der Krift (CU) ziet dit als taak voor de lidstaten en pleit voor een andere taak die Brussel wel op zich zou moeten nemen: “Meer onderzoek naar hart- en vaatziekten en de gevolgen van roken.” “Dat gaat niet helpen”, waarschuwt Van Mechelen, die de vergelijking maakt met de Urgenda-zaak: in hoeverre kan de pandemie van inactiviteit de overheid – Europees en nationaal – worden aangerekend in een rechtszaak?
Raquel Garcia Hermida-van der Walle (D66) vindt dat Nederlandse organisaties beter gebruik kunnen maken van Europese subsidies voor leefstijlprogramma’s. “Het lastigste is gedragsverandering. Aan welke knoppen kunnen we draaien voor een gezondere leefstijl van Europeanen?” Zij ziet de oplossing in het subsidiëren van gezonde landbouwproducten en van een beter systeem dan de Nutriscore voor gezonde voeding met daarin meegewogen de duurzaamheidskenmerken van producten.
Ingeborg ter Laak (CDA) investeert als wethouder in Zoetermeer in preventief gezondheidsbeleid en wil die lijn ook in Europa doorzetten: “We moeten wat doen aan reclames van fastfood, op school geen suikerdrankjes meer serveren en zorgen voor speeltuintjes in alle wijken. En we moeten sportverenigingen ondersteunen en niet hinderen vanuit Europa. Op de sportclub leer je de lessen van het leven; het is een investering in leefbaarheid en weerbaarheid.”
Foto boven dit artikel: van links naar rechts Ingeborg ter Laak (CDA), Christian van der Krift (ChristenUnie), Lennart Salemink (VVD), Raquel Garçia Hermida-van der Walle (D66), Lara Sibbing (GroenLinks/PvdA) en Peter Kwint (SP).