Spring naar content

Doorverwijzen vanuit de zorg naar sport- en beweegaanbod: wat werkt?

Voldoende bewegen bevordert de fysieke en mentale gezondheid. Mensen met chronische aandoeningen of een hoog risico daarop kunnen door zorgverleners gestimuleerd worden meer te bewegen. In dit artikel lees je wat doorverwijzen naar sport- en beweegaanbod kan opleveren en onder welke voorwaarden. 

Mensen die hun beweeggedrag willen verbeteren om gezonder te worden krijgen hierover graag informatie van een zorgverlener. Als zorgverlener kun je helpen een eerste aanzet te doen tot verbetering van het bewegen. Waar de rol van de zorgverlener ophoudt, verschilt nog weleens. Om inactieve mensen aan het bewegen te krijgen, is volgens internationaal onderzoek gemiddeld zo’n 360 minuten begeleiding per persoon nodig en daarna nog eens 444 minuten om het nieuwe gedrag te behouden. 

De meeste zorgverleners hebben deze tijd niet. Er zijn andere professionals nodig om deze mensen toch verder te kunnen helpen. Nederland kent daarvoor voldoende mogelijkheden. Een voorwaarde is wel dat de eerstelijnszorg, en met name de huisartsenzorg, zorgt voor een effectieve verwijzing waarbij mensen gaan bewegen en blijven bewegen. Alleen advies om meer te gaan bewegen is onvoldoende, meer hierover lees je in ‘Zo kom je tot effectieve leefstijlbegeleiding in de huisartsenpraktijk’. 

Analyse van resultaten van andere studies maakt duidelijk wat goed werkt bij verwijzing van zorg naar begeleiding en wat het best bijdraagt aan verbetering van bewegen. Hierbij is een vergelijking gemaakt van de effectiviteit van verschillende manieren van doorverwijzen[1]

Onderzoek naar doorverwijzen

De onderzoeker vergeleek resultaten van 27 studies uit meerdere landen waar zorgverleners patiënten doorverwezen naar een of andere vorm van ondersteuning om meer te gaan bewegen. 

De redenen om te verwijzen verschillen: onvoldoende bewegen (16 studies), hart- en vaataandoeningen (13), overgewicht/obesitas (11), klachten bewegingsapparaat (8) en diabetes (6). In 80% van de gevallen was de huisarts de verwijzer, maar ook verpleegkundigen, diëtisten en fysiotherapeuten verwezen door. 

Mensen werden het meest verwezen naar bewegen in groepsverband (12 studies), beweeg/leefstijlcoaches die adviseerden maar zonder begeleiding bij bewegen (10), individueel begeleide beweegactiviteiten (9), naar andere zorgverleners (8), onbegeleid bewegen (4) en individueel beweegadvies zonder begeleiding (4). 

Succesvolle verwijzingen

In 16 van de 27 studies startte meer dan driekwart van de mensen met het beweegtraject en maakten dat volledig af. In nog eens zeven studies lag het percentage tussen de 50 en 75%. Een begeleidingstraject duurde meestal een maand of drie. Het is onbekend in hoeverre mensen ook na die drie maanden nog bleven bewegen. Ook meldden bijna alle studies positieve effecten, zoals een toename in het bewegen of verbeterde fysieke of mentale gezondheid. 

Stimulerende en belemmerende factoren

In alle onderliggende studies was bekend welke factoren door de deelnemers als belemmerend of stimulerend werden ervaren om deel te nemen en het traject af te maken. Samengevat zijn dat vijf stimulerende en zes belemmerende factoren. Een aantal wordt zowel bij de stimulerende als belemmerende factoren genoemd, maar dan precies andersom. 

De vijf stimulerende factoren

  • goede, ervaren ondersteuning van begeleiding maar ook van sociale omgeving
  • duidelijke doelen van de deelname en goede motivatie van de patiënt
  • professioneel advies en begeleiding tijdens, maar ook na, de interventie
  • incentives zoals cadeaubonnen
  • de sociale component van samen bezig zijn in groepsverband

De zes belemmerende factoren

  • gebrek aan tijd of verkeerd tijdstip
  • psychische beperkingen en negatieve gevoelens
  • toegankelijkheid, zowel wat betreft bereikbaarheid als vertrouwdheid en veiligheid van de locatie
  • ziekte en zich niet lekker voelen
  • onvoldoende begeleiding
  • financiële beperkingen

De meeste van deze factoren zijn ook bekend bij Nederlandse voorbeelden. Over incentives wordt verschillend gedacht. Die kunnen juist een verkeerde externe motivator zijn, waardoor mensen alleen blijven bewegen als ze continu een beloning krijgen. Een kortdurende tijdelijke incentive kan wel helpen de eerste stappen te zetten. Bijvoorbeeld als mensen het lastig vinden te moeten betalen voor bewegen, terwijl veel zorg en medicatie gratis zijn of als het eigen risico al is overschreden. Vooral een meer intrinsieke motivatie, waarbij mensen bewegen omdat ze het leuk vinden, leidt tot blijvend beter bewegen. 

Goede begeleiding en ondersteuning

De bovengenoemde factoren duiden op het grote belang van goede begeleiding en ondersteuning door zowel professionals als de sociale omgeving. Dat laatste omvat zowel familie en vrienden als andere deelnemers van het beweegprogramma. Patiënten met chronische aandoeningen en beperkte ervaring met bewegen hebben vaak weinig vertrouwen in eigen kunnen. Ze willen graag begeleid worden door een zorgverlener of sportaanbieder met kennis over hun aandoening, zeker bij de start[2]

Belangrijk is ook dat de begeleider affiniteit heeft met de doelgroep, begrip heeft voor fysieke en psychische belemmeringen en in staat is om te blijven motiveren. Het is ook absoluut van belang dat deelnemers weten dat er na een tijdelijk aanbod een passend vervolg is. Die wetenschap stimuleert motivatie tijdens het eerste 3-maanden traject en zorgt ook voor behoud van verbeterd bewegen. Zonder aansluitend aanbod en blijvende stimulans, vervallen veel mensen snel in hun oude gedrag omdat het lastig is motivatie op de lange termijn vast te houden[3,4]

Toepassen in de praktijk

Verwijzen vanuit zorg naar beweegaanbod is met de juiste aanpak dus behoorlijk effectief, blijkt uit het onderzoek. Vooral als daarbij belemmerende factoren worden vermeden of opgelost en stimulerende elementen juist worden toegepast. Vrijwel al die factoren hebben betrekking op de begeleiding na de doorverwijzing zelf en waar een zorgverlener niet direct vat op heeft. Als je als zorgverlener effectieve doorverwijzing nastreeft, dek dat dan van tevoren zoveel mogelijk af. Een goede samenwerking met de sport- en beweegsector kan daarbij helpen. In de tipkaart Samenwerken met de sport- en beweegsector: hoe pak je dit aan als zorgverlener? staan concrete tips over samenwerking en doorverwijzen op een rij.

Samenwerken aan sport en bewegen in de wijk

Gezond opgroeien en vitaal ouder worden vraagt om samenwerking in de wijk, ook op het gebied van sport en bewegen. Daar valt nog een wereld te winnen. De online Wijktekening van Kenniscentrum Sport & Bewegen helpt professionals in onder meer de domeinen sport, onderwijs, zorg en welzijn om elkaar te vinden. Ook biedt de Wijktekening een format waarmee je een lokaal overzicht kunt maken van relevante contactpersonen. Met het lokale beweegnetwerk in kaart versimpel je het doorverwijzen naar sport- en beweegaanbod en doorverwijzing tussen professionals en organisaties.

Benieuwd naar de Wijktekening en hoe dit jou kan helpen? Bekijk de Wijktekening hier

Bronnen

  1. Albert FA, Crowe MJ, Malau-Aduli AEO, Malau-Aduli BS. Functionality of Physical Activity Referral Schemes (PARS): A Systematic Review. Front Public Health. 2020 Jun 25;8:257.
  2. Groothuis, M., Preller, L., & Kenniscentrum Sport (2016). Wat beweegt mensen met een chronische aandoening?: een onderzoek naar stimulerende en belemmerende factoren om te bewegen bij mensen met chronische aandoeningen. Ede: Kenniscentrum Sport.
  3. Howlett N, Trivedi D, Troop NA, Chater AM. Are physical activity interventions for healthy inactive adults effective in promoting behavior change and maintenance, and which behavior change techniques are effective? A systematic review and meta-analysis. Transl Behav Med. 2019 Jan 1;9(1):147-157. 
  4. Finnegan S, Bruce J, Seers K. Life after falls prevention exercise – experiences of older people taking part in a clinical trial: a phenomenological study. BMC Geriatr. 2021 Jan 31;21(1):91.