Spring naar content

Effecten van sport en bewegen voor mensen met een beperking

Aan sporten en bewegen worden veel positieve effecten toegekend. Sport en bewegen helpt je om je beter te gaan voelen, fitter te worden en ook sociaal-emotioneel draagt het positief bij. Gelden deze effecten ook voor mensen met een beperking?

In dit artikel is een samenvatting opgenomen van de (theoretische) onderbouwingen van de programma’s Special Heroes en Revalidatie, Sport en Bewegen. Deze interventies zijn opgenomen in de databank met erkende sport en beweeginterventies.

Aan bod komen kinderen en jongeren in het speciaal onderwijs, mensen met een motorische handicap en mensen met een verstandelijke handicap.

Kinderen en jongeren in het speciaal onderwijs

De doelgroep kinderen in het speciaal onderwijs (van 6 tot 19 jaar) is zeer divers als het gaat over sport- en beweegmogelijkheden. Het speciaal onderwijs is bestemd voor leerlingen die intensieve of specialistische begeleiding nodig hebben. Binnen het speciaal onderwijs wordt onderscheid gemaakt in 4 clusters:

  • Cluster 1. scholen voor kinderen met een visuele beperking (slechtziend of blind) of kinderen met een meervoudige beperking die slechtziend of blind zijn;
  • Cluster 2. scholen voor kinderen met een auditieve beperking (slechthorend of doof), kinderen met ernstige spraak/taalmoeilijkheden en/of communicatieve problemen;
  • Cluster 3. Scholen voor kinderen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking of langdurig zieke kinderen;
  • Cluster 4. scholen voor kinderen met psychiatrische stoornissen of ernstige gedragsproblemen.

Daarnaast bestaat er speciaal basisonderwijs (SBO) en hierna kunnen leerlingen eventueel doorstromen naar praktijkscholen.

Leerlingen van het speciaal onderwijs bewegen en sporten minder dan hun leeftijdsgenoten in het reguliere onderwijs en zijn minder vaak lid van een sportvereniging.

Onderzoek naar de effecten van lichamelijke activiteit dan wel risico’s van inactiviteit voor kinderen en jongeren met een handicap is nauwelijks voorhanden. Toch is het aannemelijk dat de positieve effecten van bewegen en sport ook gelden voor deze groep. Immers: “Sport en bewegen voorziet ieder individu, met welke kenmerken dan ook, in een fundamentele behoefte aan individueel welzijn” (Kobes en De Vries, 2004).

Ook de risico’s van inactiviteit zullen vergelijkbaar zijn met die bij mensen zonder handicap. Denk hierbij bijvoorbeeld aan overgewicht (Van den Hurk et al., 2007; Schönbeck & Van Buuren, 2010; Schrijvers en Schoemaker, 2008). Kinderen met een handicap hebben relatief vaker te maken met overgewicht en obesitas dan kinderen zonder handicap. Bijna een kwart van de cluster 3-leerlingen (6-19 jaar) heeft overgewicht (20%) of obesitas (4%) (Van Lindert en Van den Dool, 2011) tegenover 14% procent van de kinderen en jongeren in het regulier onderwijs (5-14 jaar) (Sportersmonitor 2010). Kinderen en jongeren met een handicap neigen meer naar lichamelijke inactiviteit dan jongeren zonder handicap (Batissa, 2001; Cooper et al., 1999; King et al., 2003; Wilson et al., 2002).

Ook is bekend dat kinderen met een handicap vaak moeilijker aansluiting vinden bij de sportvereniging in de buurt. Bewegen is echter wel een goede manier om in contact te komen met andere kinderen. Een gevolg van een lagere sportdeelname in verenigingsverband voor kinderen en jongeren met een handicap kan sociaal isolement zijn. Deelname aan sport (via een sportvereniging) kan de integratie in de maatschappij bevorderen van kinderen met een handicap. Zij krijgen hiermee de kans om buiten schooltijd en de thuissituatie contacten op te doen met leeftijdsgenoten. Dat is voor deze leerlingen van groot belang omdat zij, vanwege het vervoer in busjes van en naar school, vaak lange dagen maken (Van Lindert en Van den Dool, 2011).

In de databank Sport- en beweeginterventies van Kenniscentrum Sport & Bewegen vind je de volledige beschrijving van de goed onderbouwde interventie Sport Heroes.

Mensen met een motorische handicap

Van de Nederlandse bevolking van 12 tot en met 79 jaar heeft ruim tien procent een matige of ernstige motorische handicap. Uit onderzoek blijkt dat mensen met een motorische handicap per dag aanzienlijk meer tijd zittend doorbrengen dan mensen zonder handicap (Manns et al., 2012; Rosenberg et al., 2011).

Uit de trendrapporten Bewegen en Gezondheid (2004 en 2010) blijkt dat bewegen als onderdeel van een actieve leefstijl een gunstig effect heeft op de gezondheid en kwaliteit van leven (Hildebrandt et al. 2004 & 2010). Denk bij dit laatste aspect met name aan het tegengaan van sociaal isolement, het vergroten van het sociaal netwerk, het verhogen van zelfvertrouwen, zelfrespect en zelfbeeld, acceptatie van de handicap en het verleggen van (sportieve) grenzen. Juist bij mensen met een lichamelijke handicap en/of chronische aandoening kan bewegen en sport een grote bijdrage leveren aan het totale functioneren en welzijn.

Wat zijn de mogelijke gevolgen (immaterieel en materieel) als er nu niet wordt ingegrepen (zowel voor de doelgroep als in maatschappelijke zin)? Lichamelijke inactiviteit en sedentair gedrag zijn, onafhankelijk van elkaar, risicofactoren voor het ontwikkelen van onder meer obesitas, diabetes en hart- en vaatziekten (Rimmer et al., 2012; Wijndaele et al., 2011; Dustan et al, 2010; Owen et al., 2010). Met name bij mensen met een lichamelijke handicap die te kampen hebben met mobiliteitsproblemen is sprake van een verhoogd risico op het ontwikkelen van een inactieve leefstijl (Galea, 2012; Rosenberg et al., 2011).

Mede door bovengenoemde verhoogde gezondheidsrisico’s zorgt langdurige lichamelijke inactiviteit en sedentair gedrag voor een aanzienlijke stijging van de zorgkosten (Oldridge, 2008; Van Baal et al., 2007) en heeft het een aanzienlijke invloed op productiviteit en het aantal gezonde levensjaren (Toronto Manifest, 2010). Naast de meer fysieke gezondheidsrisico’s hebben mensen met een handicap een verhoogd risico op psychologische, sociale en emotionele problemen (Rimmer et al., 2011).

In de databank Sport- en beweeginterventies van Kenniscentrum Sport & Bewegen vind je de volledige beschrijving van de goed onderbouwde interventie Revalidatie, Sport en Bewegen.

In 2017 is Femke De Groot-Hoekstra gepromoveerd op dit onderwerp. Onderaan het artikel Succesvol implementeren van sport en bewegen in de revalidatie op Alles over Sport, zijn achterliggende onderzoeksrapportages opgenomen. Een samenvatting is ook beschikbaar.

Mensen met een verstandelijke handicap in zorginstellingen

Recente cijfers geven aan dat in Nederland ongeveer 142.000 mensen met een verstandelijke handicap wonen. Hiervan hebben 74.000 mensen een lichte (IQ: 50-69) en 68.000 een matig/ernstige (IQ <50) verstandelijke beperking (zie onderstaande tabel).

Een gedeelte van de mensen met een verstandelijke beperking is woonachtig in een zorginstelling, namelijk ruim 75.000 cliënten. Sport en bewegen is geen vanzelfsprekendheid voor mensen met een verstandelijke handicap. Vertegenwoordigers van mensen met een verstandelijke handicap geven aan dat de helft van hun naasten belemmeringen ervaart om te gaan sporten. Van degenen die geen belemmeringen ervaren, ontvangt twee derde wel ondersteuning bij het sporten (Von Heijden et al., 2013).

De groep mensen met een verstandelijke handicap in zorginstellingen is in vele opzichten vergelijkbaar met ouderen zonder handicap (Wanninge et al., 2011). Echter, de personen met een verstandelijke handicap zijn veel kwetsbaarder, brozer en sneller oud (Evenhuis, 2011).

In de algemene bevolking zijn lichamelijke inactiviteit en sedentair gedrag, onafhankelijk van elkaar, risicofactoren voor het ontwikkelen van onder meer obesitas, diabetes en hart- en vaatziekten (Wijndaele et al., 2011; Dunstan et al, 2010; Owen et al., 2010). Dit lijkt niet anders bij mensen met een verstandelijke handicap. Zij hebben gemiddeld een lage conditie, waardoor het bovenstaande mogelijk nog in sterkere mate geldt voor mensen met een verstandelijke handicap. Ook heeft een groot gedeelte van de mannen (43%, obesitas 18%) en vrouwen (87%, obesitas 46%) met een verstandelijke handicap overgewicht (Van Wijck, 2009).

Bronnen

Download de literatuurverwijzingen bij dit artikel (pdf).