Van goede bedoelingen naar goed gedrag
Wat kan een trainer leren van een wijkagent? En wat kan een sportbestuurder leren van een relatietherapeut? Deze vraag staat centraal in Van goede bedoelingen naar goed gedrag, door Johan Steenbergen en David Romijn. In deze rapportage verkennen de auteurs de mechanismen achter gedragsverandering en vertalen deze in concrete voorbeelden naar de sport. Met als resultaat: tien oplossingen voor alledaagse sociale sportproblemen. Een wetenschappelijke onderbouwde aanpak van laatkomers, einzelgängers en pestkoppen.
VSK en verenigingskader: onmisbaar en vrijwillig
Het actieplan Naar een veiliger sportklimaat (VSK) probeert sinds 2011 om een sociaal klimaat te creëren waarin iedereen veilig kan sporten. Van 2012 tot en met 2018 ontvangt NOC*NSF jaarlijks bijna 7 miljoen euro voor de uitvoer van dit programma. De VSK Monitor 2017 – een jaarlijkse rapportage die de vorderingen van het programma beschrijft – maakt melding van een aantal mooie ontwikkelingen. Zo maakten minder sporters ongewenst gedrag mee en bleef het gemiddelde veiligheidsgevoel in de amateursport gelijk. Tegen de landelijke trend in. In dezelfde rapportage sluiten de auteurs af met de conclusie dat (juist) VSK een thema is dat zijn succes dankt aan de inzet op het niveau van de sporter. Daarvoor zijn de bonden als uitvoerder van het programma wel afhankelijk van de capaciteiten van de bestuurders en trainers.
Spelregels maar de helft van het verhaal
Een deel van de gedragsbeïnvloeding wordt al door de spelregels uit handen genomen. Voetballers spelen niet met hun handen, tennissers laten de bal niet twee keer stuiteren en volleyballers vangen geen bal. Spelregels blijken een sterk middel om het gedrag van jonge sporters te beïnvloeden. In bovenstaande voorbeelden is dat de discussie voorbij.
Tegelijkertijd zijn in het domein van de sport spelregels maar de helft van het verhaal. Sociale omgangsvormen liggen onder een vergrootglas maar zijn tegelijkertijd veel minder strak vastgelegd dan de spelregels. Bovendien varieert gewenst en ongewenst gedrag per sport, per vereniging en per team. Toch wordt bestuurders en trainers wél gevraagd om het gedrag van hun leden en spelers te beïnvloeden. Liefst van ongewenst naar gewenst – wat we daar dan ook onder mogen verstaan.
Zachter vallen, sneller opstaan
De Nederlandse amateursport is niet de enige wereld waar wordt geprobeerd om gedrag van anderen te beïnvloeden. Van verkeersveiligheid tot verslavingszorg, van relatietherapie tot wereldpolitiek en van klaslokaal tot gevangenis: overal spreken we van het beïnvloeden van ongewenst gedrag. En juist omdat het zo’n universeel streven is, kan de sport relatief eenvoudig aanhaken op de lessen die op andere terreinen proefondervindelijk geleerd zijn.
Natuurlijk leren bestuurders niet besturen van papier en haalt een trainer zijn mensenkennis niet uit een boekje. Maar gedurende het leerproces kunnen ze wel degelijk minder hard vallen en sneller opstaan als ze op papier de de mechanismen herkennen waar ze op het veld mee worstelen. In de rapportage Van goede bedoelingen naar goed gedrag zijn hiervoor tien lessen uitgewerkt. In dit artikel geven we exemplarisch twee inzichten, toegesneden op de eerder benoemde kaderleden: bestuurders en trainers/coaches.
Voorbeeld 1: Een goede bestuurder geeft een hand én het woord
Als bestuurder kun je veel doen om gewenst gedrag te stimuleren. Wellicht benader je ander kader al positief, geef je het goede voorbeeld en schep je duidelijkheid over wat wordt verwacht. Maar als goede bestuurder wil je eigenlijk een stapje verder zetten, waarbij indiviudele verantwoordelijkheid wordt gevoed of zelfs voortkomt uit een commissie of team zelf.
Uit onderzoek dat de basis vormt voor de Vreedzame School blijkt dat als leeftijdgenoten elkaar aanspreken op normoverschrijdend gedrag, de kans groot is dat dit gedrag afneemt. Dit wordt ‘peer mediation’ genoemd. Daarmee kan een dergelijke community krachtiger zijn dan jouw eigen goede voorbeeld. Maar wat kun je doen om dit voor elkaar te krijgen?
- Laat iedereen altijd merken dat ze ertoe doen.
Blijf als bestuurslid altijd in verbinding met de eigen leden en laat ze altijd oprecht merken dat ze ertoe doen. Creëren van sterke binding en betrokkenheid tussen bestuur en leden is feitelijk de basis. Een handigheidje om in gesprek te komen is om altijd iedereen op de club een hand te geven wanneer je ze tegenkomt. - Maak de medebestuursleden, commissies en teams verantwoordelijk. Probeer de verschillende groepen die jouw vereniging rijk is, verantwoordelijk te maken voor hun eigen gedrag en het creëren van een sociaal klimaat. Peer coaching en peer mediation is hier belangrijk op individueel niveau. Denk aan: conflictoplossing door teamgenoten in plaats van door de coach, het stimuleren van binding in commissies en samen (voorzitter, bestuursleden, jeugdcoördinatoren en barmedewerkers) afspraken maken over de gedragsregels binnen de club. Als bestuurder richt je je op het creëren van ‘democratisch burgerschap’ (positief sociaal klimaat) binnen de vereniging, waarbij de leden de belangrijkste rol spelen. Zij moeten het gevoel krijgen dat ze er binnen een sportvereniging toe doen. Geef ze het woord, wanneer maar mogelijk.
Voorbeeld 2: Gemene spelers bestaan niet, alleen spelers die gemeen spelen
Tijdens een wedstrijd wordt door een bepaalde speler met regelmaat overtredingen gemaakt. Je begrijpt niet dat deze speler dit, na vele waarschuwingen van jou als trainer, nog steeds doet. Je laat regelmatig je irritatie blijken en vraagt ‘waarom deze speler zo is?’ Het lijkt soms zelfs dat het gedrag eerder slechter dan beter wordt na deze waarschuwingen. De oorzaak ligt misschien wel bij jezelf. Ga eens na of jij je als trainer niet (onbewust) schuldig maakt aan labelen of stigmatiseren.
Binnen de criminologie bestaat de zogenoemde labelingstheorie, die een verklaring geeft voor het ontstaan van een criminele identiteit. Deze criminele identiteit kan ontstaan doordat autoriteiten iemand het etiket misdadiger, crimineel of delinquent opplakken. Wanneer iemand als misdadiger wordt gelabeld, is de kans groot dat deze persoon zich louter als misdadiger gaat gedragen. Hij gaat zichzelf zien als vijand van de bestaande orde. Een gering delict kan op die manier het delinquente gedrag versterken. In dit geval is sprake van ‘self-fulfilling prophecy’: iemand beschouwt zichzelf als crimineel en gedraagt zich crimineel (‘zie je wel hij is een crimineel’ of ‘ik ben crimineel’). Wanneer dit etiketteren langdurig doorgaat, gaan ze zich hiernaar ook steeds meer gedragen en blijft het negatieve gedrag niet alleen in stand, maar zelfs versterkt.
Als trainer kun je een dergelijke ontwikkeling stoppen of, beter nog, voorkomen. Het werkt niet op de korte termijn, maar studies leren dat over een heel seizoen wel degelijk zeer positieve effecten te zien zijn. Daarvoor zijn twee concrete handvatten voor het handelen van een trainer te benoemen:
- Onsportief ben je niet, je doet het: Om gewenst gedrag te handhaven, is het beter om alleen het gedrag als ongewenst te labelen en níet de persoon. Dat lijkt een klein verschil, maar noem iemand dus niet onsportief (‘je bent een onsportieve speler’), maar spreek iemand aan op zijn onsportieve gedrag (‘je gedroeg je afgelopen zaterdag niet al te sportief’). Je kunt jezelf aanleren om aanspreken van spelers alleen in termen van handelingen.
- Ieder moment heeft een schone lei:Probeer als trainer/coach met een open blik en zo onbevooroordeeld mogelijk te handelen. Ga spelers niet, voordat ze iets gedaan hebben, labelen (‘Zorg je dat je jezelf dit keer wel in de hand houd!?!’). In dergelijke situatie is een effectiever alternatief om een speler bij een eerste (dreigend) ongewenste moment te zeggen: ‘ik zie dat je op zoek bent naar een confrontatie, daarom wissel ik je nu even om af te koelen’.
Meer casussen in het rapport
Dit zijn slechts twee voorbeelden van de tien casussen van alledaagse sociale problemen in de sport. De casussen bestaan uit een uitgewerkt probleem op het niveau van de bestuurder of trainer/coach, een theoretische ontleding en ter afsluiting een concrete handelingsrichting. Zo hoopt de studie enerzijds de beleidsmaker te helpen bij de borging van VSK-beleid en anderzijds de uitvoerders bij te staan in de vertaling van VSK naar de sportpraktijk.
De casussen zijn uitgewerkt in 5 artikelen voor trainers (Tips voor trainers) en 5 artikelen voor bestuurders (Sport en gedrag).
De artikelen voor trainers:
- Zo doorbreek je negatief groepsgedrag
- Ongewenst gedrag op het veld tegengaan
- Belonen werkt vaak beter dan straffen
- Hoe spreek ik onsportieve spelers aan?
- Ons team pakt te veel kaarten en schorsingen
De artikelen voor bestuurders:
- Zo maak je de clubcultuur leuker en gezelliger
- Gebruik de kracht van teamgenoten
- Hoe kan ik beïnvloeden zonder politieagent te zijn?
- Een ethisch sportklimaat begint bij de bestuurder
- Hoe zorg je voor gezonde wederzijdse afhankelijkheid op jouw club?
Meer lezen
- Bekijk het volledige rapport ‘Van goede bedoelingen naar goed gedrag’
- Lees ook het bericht van het Mulier Instituut
- Vind ook andere publicaties over Waarden en normen & veilig sportklimaat in de Kennisbank Sport en Bewegen.