Vernieuwde Handreiking Sporthulpmiddelen roept op tot betere organisatie en samenwerking
Meedoen met sport en buiten actief zijn, dat gun je iedereen. Maar voor mensen met een lichamelijke (fysieke) beperking is dit niet zo vanzelfsprekend. Soms hebben zij een sporthulpmiddel – zoals een sportrolstoel of sportprothese – nodig bij het uitoefenen van hun sport. Door gebrek aan kennis en ingewikkelde regels is dit in de praktijk een uitdaging. Om ervoor te zorgen dat meer mensen het sporthulpmiddel krijgen dat zij nodig hebben, is in 2022 een nieuwe uitgave van de Handreiking Sporthulpmiddelen gemaakt. Inclusief handvatten en aanbevelingen voor alle partners in de keten.
Wat zijn sporthulpmiddelen?
Sporthulpmiddelen maken het mogelijk voor mensen met een (fysieke) beperking om aan sport- en beweegactiviteiten mee te doen. Voorbeelden zijn: protheses voor bijvoorbeeld arm of been en losse materialen zoals een sportrolstoel of handbike. Denk ook aan een aangepast zadel voor paardensport en hulpmiddelen voor een visuele of auditieve beperking. Wat iemand in de praktijk nodig heeft, hangt helemaal af van iemands beperking en van de gewenste sport. Een tennisrolstoel is bijvoorbeeld compleet anders dan een rugbyrolstoel.
Waarom is een sporthulpmiddel zo belangrijk?
Gemiddeld 51% van de Nederlanders voldoet aan de beweegrichtlijnen. Maar bij mensen met een beperking ligt dat percentage tussen de 9% en de 27%. De Handreiking heeft gedetailleerde cijfers per groep en op Allesoversport.nl vind je de beweegrichtlijnen voor een fysieke beperking en een verstandelijke beperking. Veel onderzoek is gedaan naar de belemmeringen die deze sporters ervaren. Bekende belemmeringen zijn gebrek aan energie, het hebben van pijn, hogere kosten voor vervoer en beperkte sportmogelijkheden met goede begeleiding. Ook de kosten voor en beschikbaarheid van sporthulpmiddelen worden als drempel ervaren, met name door mensen met een amputatie, hersenletsel en dwarslaesie. De beschikbaarheid van sporthulpmiddelen is dus één van de redenen waarom sportparticipatie onder mensen met een beperking achterblijft.
Hoeveel sporters hebben een sporthulpmiddel nodig?
Kenniscentrum Sport & Bewegen maakte op basis van beschikbare data een inschatting van de omvang van de potentiële doelgroep voor sporthulpmiddelen. Van het aantal mensen met een beperking in bewegen in de leeftijd tussen 12-75 jaar werd bepaald welk deel hiervan naar verwachting is aangewezen op een sporthulpmiddel. Vervolgens is voor de inschatting van de omvang van de potentiële vraag uitgegaan van eenzelfde potentiële sportdeelname als bij mensen zonder beperking. Dus niet de huidige sportdeelname van 21% voor mensen met een beperking in bewegen, maar een deelname van 61%. Dat leidt tot een potentiële doelgroep van mensen met een vraag naar sporthulpmiddelen van ruim 80.000 personen.
Investeren in sporthulpmiddelen loont
Kenniscentrum Sport & Bewegen heeft ook berekend dat de sociaaleconomische waarde van sport en bewegen voor mensen met een fysieke beperking hoger is dan bij mensen zonder beperking. Uit onderzoek blijkt een duidelijke gezondheidswinst bij deze personen als zij voldoen aan de beweegrichtlijnen. Door een leefstijl met meer zitten, komen bepaalde chronische ziekten veel vaker voor in deze groep, zoals diabetes, osteoporose en depressie. Voldoende bewegen en sporten zorgt voor afname van het risico op deze aandoeningen, het tegengaan van isolement en het vergroten van zelfvertrouwen. De zorgkosten gaan omlaag, de levensverwachting neemt toe en ook de kwaliteit van leven stijgt. De baten van sport en bewegen bij mensen met een fysieke beperking zijn daardoor hoger dan bij de gemiddelde Nederlander: €5.000 tot €15.000 meer, over iemands hele sportende leven. Dat is gemiddeld zo’n 15% hoger dan bij de gemiddelde Nederlander.
Ook geldt: als iemand met een fysieke beperking een sporthulpmiddel krijgt en daardoor ineens wel kan voldoen aan de beweegrichtlijnen, dan levert de investering in dat sporthulpmiddel de maatschappij 4,5 keer zoveel op.
Waarom zijn sporthulpmiddelen onvoldoende beschikbaar?
Volwaardige toegang tot sporthulpmiddelen voor iedereen die dat nodig heeft, is alleen te bereiken met goede samenwerking tussen gemeenten, verzekeraars, de revalidatie- en zorgsector, commerciële partijen (zoals leveranciers), stimuleringsfondsen en sportaanbieders. En natuurlijk de gemotiveerde sporter zelf, met zoveel mogelijk eigen regie. Op dit moment is in Nederland een goed georganiseerde keten in de praktijk een uitdaging door gebrek aan kennis en ingewikkelde regels. Zo zouden orthopedisch sportschoeisel en sportprothesen vallen onder de zorgverzekeringswet, maar vergoeden zorgverzekeraars bijna nooit een aanvraag en is er bij gemeenten bij aanvragen voor overige sporthulpmiddelen (zoals een handbike of sportrolstoel) geen eenduidig beleid. Hierdoor komt het voor dat de ene speler in een rolstoelhandbalteam wel een vergoeding krijgt voor een sportstoel, terwijl de speler uit een andere gemeente geen of een veel mindere vergoeding krijgt.
Nieuwe uitgave Handreiking Sporthulpmiddelen
Voor het verbeteren van de organisatie en samenwerking in de keten werken Special Heroes, Kenniscentrum Sport & Bewegen, Gehandicaptensport Nederland en de Esther Vergeer Foundation samen in het landelijke project ‘Sporthulpmiddelen beter beschikbaar en bereikbaar’. Het projectteam liet onder andere onderzoek uitvoeren en organiseerde expertmeetings met het werkveld. Een aantal oplossingsrichtingen werd in de praktijk getoetst via drie pilots (Den Haag, Emmen en Noord-Brabant). Alle bevindingen zijn opgetekend in de nieuwe Handreiking Sporthulpmiddelen. Conclusie: in alle fases die iemand doorloopt als hij of zij een sporthulpmiddel nodig heeft, moet een veel betere samenwerking plaatsvinden met alle partners in de keten. Handvatten hiervoor staan in de Handreiking.
Werk aan eenduidige financiering
De projectgroep luidt ook de noodklok als het gaat om eenduidige financiering. Het gebrek daaraan is een groot struikelblok. Een cliënt kan een vergoeding voor een medisch hulpmiddel dat mede of alleen voor het sporten wordt gebruikt, aanvragen bij de zorgverzekeraar of via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) van de gemeente. Lichaamsgebonden hulpmiddelen om mee te sporten (zoals orthopedisch (sport)schoeisel en sportprothesen) vallen onder de Zorgverzekeringswet (Zvw, bovenliggende voorziening) en overige sporthulpmiddelen onder de Wmo (bijvoorbeeld sportrolstoel, frame runner, aangepast zadel). Ook biedt de Wet langdurige zorg (Wlz) mogelijkheden (zie handreiking).
Hoewel er dus wettelijke grondslagen zijn voor vergoeding van sporthulpmiddelen, worden nog steeds aanvragen afgewezen. Verschillende interpretatie van de wetgeving zorgt ervoor dat aanvragen niet eenduidig behandeld worden. Dit vraagt om actie vanuit (lokale) overheid en zorgverzekeraars:
- Overheid: een aangescherpte, heldere uitleg van de interpretatie en toepassing van de wetgeving, en verruiming van het toetsingskader (als blijkt dat dat nodig is voor toekenning van vergoedingen).
- Zorgverzekeraars en gemeenten (Wmo) moeten elk hun verantwoording nemen en onderling voorkomen dat mensen van het kastje naar de muur gestuurd worden.
Rechtszaak over vergoeden van prothese
De rechtbank in Leiden stelde op 24 augustus 2022 een vrouw in het gelijk in een zaak die zij had aangespannen tegen haar zorgverzekeraar om een hardloopprothese vergoed te krijgen. De rechter oordeelde dat de hardloopprothese van de vrouw voldoet aan de drie geldende toetsingscriteria (zorgbehoefte, adequaatheid, doelmatigheid). De zorgverzekeraar moet de prothese volledig vergoeden. Deze uitspraak laat zien dat de zorgverzekeraar een duidelijke verantwoordelijkheid heeft. De verzekeraar is de eerstverantwoordelijke partij voor de aanvraag van een vergoeding op lichaamsgebonden sporthulpmiddelen. Zie ook paragraaf 5.3 van de geüpdatete handreiking Sporthulpmiddelen.
Aanbevelingen voor gemeenten
- Maak beleid op het gebied van verstrekking en vergoeding van sporthulpmiddelen, waarin je de basis afwegingen en criteria voor het toekennen vastlegt.
- Stem af met omliggende gemeenten, om samenhang en eenduidigheid in vergoedingen te creëren.
- Zorg voor verbinding tussen de afdelingen Wmo en Sport, zodat zij de beleidsdoelstellingen in lijn brengen met elkaar en overleggen over aanvragen. Hetzelfde geldt voor de verbinding tussen de Wmo-consulent, de sportconsulent van de gemeente en de lokale of regionale revalidatie instelling.
Aanbevelingen voor zorgverzekeraars
- Zorg voor helderheid in mogelijkheden voor vergoeding van lichaamsgebonden sporthulpmiddel via de zorgverzekering.
- Pas de wettelijke mogelijkheden adequaat en consequent toe.
- Maak een keuze: de wet biedt mogelijkheden voor de vergoeding van een sportprothese; indien je als zorgverzekeraar wil bijdragen aan of je meer wil richten op preventie, stuur dan op toekenning vergoeding sportprothese en orthopedisch (sport)schoeisel.
Meer weten?
Download de handreiking en infographic. Werk je zelf als beleidsmaker of -uitvoerder op het gebied van sporthulpmiddelen en wil je meer weten? Neem dan contact op met Lonneke Schijvens of Hans Leutscher.