Herstart bewegingsonderwijs Drenthe: “Geniet vooral van weer samen bewegen.”
Sinds eind april mogen kinderen in ons land weer samen sporten. Ook het bewegingsonderwijs wordt langzaam hervat. Bewegingsonderwijzer Esther Ezinga is werkzaam op vier basisscholen in Drenthe. Zij heeft dus op verschillende manieren de herstart van het bewegingsonderwijs in het basisonderwijs meegemaakt. Haar opvallendste ervaring: de coronacrisis heeft inzicht gebracht dat we meer ruimte kunnen geven voor improvisatie en dat buiten bewegen met kinderen veel kansen geeft.
Het Mulier Instituut onderzoekt: bewegen en sporten van kinderen in tijden van corona. De maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus zijn sinds kort versoepeld waardoor kinderen weer meer mogelijkheden hebben om te sporten en bewegen, bijvoorbeeld op school en bij sportverenigingen. Heb je een kind heeft in de leeftijdsgroep 4 t/m 12 jaar? Dan willen wij graag weten of jouw kind bijvoorbeeld gymles op school heeft en of hij/zij bij een sportvereniging traint. Vul deze korte vragenlijst in om jouw ervaring en mening met ons te delen: https://onderzoekstool.nl/aa/gymles-en-sporten-basisschoolkinderen.
Wat gebeurde er toen het sein van de herstart werd gegeven?
Ezinga: “Ik werk in totaal voor drie stichtingen en die hadden elk voor hun scholen een protocol gemaakt. Alle scholen gaven daar zelf invulling aan, waarbij ik merkte dat vakdocenten lichamelijke opvoeding er wel steeds vanaf het begin bij zijn betrokken. De ene school kon het invullen met een prima gymrooster. De andere school besloot om tot 1 juni helemaal nog geen bewegingsonderwijs te geven, maar zich te richten op het herstel vanuit de primaire vakken.
“Ik heb met drie andere bewegingsonderwijzers een mini-vakgroepje gevormd om ideeën uit te wisselen”
Aangezien het in principe voor maar drie weken was, heb ik me flexibel opgesteld en gewoon aangesloten bij wat de scholen voorstelden. In de informatiebrief van de school aan de ouders was speciaal aandacht voor hoe we het bewegingsonderwijs wilden invullen. En dus ook waar ouders rekening mee moesten houden. Zoals dat we de leerlingen in normale kleding buiten wilden laten sporten en dat we ons gingen houden aan de richtlijn van matig intensief bewegen.”
Heb je met andere bewegingsonderwijzers overlegd over het invullen van de beweeglessen?
Ezinga: “Ik heb geen vaste vakgroep, maar heb wel het één en ander afgestemd met mijn directe collega’s. Verder heb ik direct na de sluiting van de scholen met drie andere docenten een mini-vakgroepje gevormd. Daarin hebben we samen bedacht wat we belangrijk vonden om te doen. Via sportcombinatiefunctionarissen die ik ken, volgde ik wel wat zij meekregen aan instructies en ook heb ik wel rondgebeld naar bevriende docenten in de buurt. Zo kreeg ik ideeën voor invulling van de lessen, die je door alleen een website te raadplegen niet zo snel krijgt.”
Hoe is het die eerste week van de herstart gegaan?
Ezinga: “Eigenlijk alleen maar heel positief. Het gaat allemaal heel natuurlijk. Kinderen zijn heel flexibel en zijn snel gewend aan veranderde omstandigheden. Het afstand houden van mij als docente is voor de kleine kinderen nog wel lastig. Die zijn zo gewend je even aan te raken of te knuffelen. Ik zeg het dan wel, maar ik laat een kind dat is gevallen niet huilend op het veld liggen. Ik plak gewoon pleisters als dat nodig is.
“Ik laat een kind dat is gevallen niet huilend op het veld liggen”
Oudere kinderen roepen het ook naar elkaar: ‘Anderhalve meter!’, maar ook hier gaat het wel eens mis. Bij het touwtrekken wilden we traditioneel de jongens tegen de meisjes en dan doe ik altijd mee met de meiden. Maar dat kon nu natuurlijk helemaal niet. Nou die meiden meteen: ‘Ja maar juf, dat maakt nu niet uit!’ Zo zie je dat het soms wel even uit de aandacht ontsnapt.”
Kun je de beweegleerlijnen ook nu blijven toepassen?
Ezinga: “Tja, ik heb daar ook over nagedacht en voor mezelf besloten: nu maar even niet. Ik heb alle aandacht gegeven aan de nieuwe situatie en het plezier van de leerlingen. Dan zijn de leerlijnen even wat minder van belang. Wij hebben de kinderen direct mee naar buiten genomen, op een veldje in de buurt van de school. Daar kun je bepaalde dingen niet, zoals klimmen. Maar dan doen we meer aan spellen en atletiekonderdelen.
Ik heb wel bedacht de sportdag – die dit jaar ook uitvalt – op een ludieke manier te compenseren door iedere gymles iets van prestaties te meten. Bijvoorbeeld de persoonlijke tijden meten bij het sprinten, maar ook gekke dingen als zaklopen en fietsband werpen. Dan kan ik ze aan het eind van het schooljaar nog een klein diplomaatje meegeven met prestaties, zoals tijdens de sportdag altijd gebeurt.”
Hoe bepalend is de school geweest, heb je daar extra steun van ervaren?
Ezinga: “Het feit dat we halve klassen les geven, maakt natuurlijk veel uit voor wat je kan doen met een klas. Ook was het besluit om alle beweeglessen buiten te doen belangrijk. Kinderen hoefden zich niet om te kleden en daarmee win je ook tijd. Dan heb je met een halve klas ook echt wel tijd om wat te doen in die 30 tot 40 minuten gym. Verder heeft de school niet echt extra steun gegeven. We gaan hier heel relaxt met elkaar om en hebben het meeste vrij snel met elkaar geregeld.”
“Buiten bewegen met een groep kinderen biedt weer zoveel andere mogelijkheden!”
Zie je positieve effecten die je na de coronatijd zou willen behouden?
Ezinga: “Het feit dat nu alle lessen buiten zijn, is een uitzondering die nieuw inzicht heeft gebracht. Ik zou dat wel elk jaar willen voorstellen: gewoon in mei naar buiten gaan en alleen bij heel slecht weer naar binnen. We zijn nu bijvoorbeeld ook buiten gaan gymmen bij best fris weer. Normaal zouden we dan binnen zijn gebleven, maar het bleek best goed te doen. Buiten bewegen met een groep kinderen biedt weer zoveel andere mogelijkheden!
Iets anders wat ik zou willen behouden is het regelmatig afstemmen van het lesprogramma met vakcollega’s, dat is voor mij in deze tijd anders geweest en ik heb dat als heel waardevol ervaren.”
Heb je nog tips voor leerkrachten die later gaan herstarten met bewegingsonderwijs?
Ezinga: “Geniet vooral ook zelf van het weer samen met de leerlingen bewegen. En leg de lat niet te hoog, maak het niet te ingewikkeld. Er zijn veel creatieve manieren om kinderen in beweging te krijgen. Neem de tijd om ook wat te experimenteren en te improviseren. Niemand weet precies hoe het allemaal zal gaan in de toekomst, dus er is best wat ruimte om dat te verkennen met elkaar. De onzekerheid creëert ook een meer relaxte samenwerking tussen vakdocenten lichamelijke opvoeding onderling. We laten wat meer ruimte ontstaan en zitten wat minder op de details. Dat zou ik wel altijd willen behouden.”
Meer lezen over het opstarten van het bewegingsonderwijs?
De KVLO organiseert regelmatig webinars, ook specifiek over de protocollen heropening bewegingsonderwijs. De protocollen voor het bewegingsonderwijs PO en SO vind je hier. Ook via de speciale site weeropschool.nl van de Gezonde School vind je veel informatie, veelgestelde vragen en tips over het opstarten van het bewegingsonderwijs.