Spring naar content

Hoe je als gemeente inactieve burgers activeert via sportverenigingen

Sporten en bewegen heeft veel positieve effecten op bijvoorbeeld gezondheid, sociale vaardigheden en kwaliteit van leven [1-3]. Toch beweegt ruim de helft van de Nederlandse bevolking minder dan de beweegrichtlijnen aanbevelen. Sportverenigingen kunnen een grote rol spelen bij het activeren van mensen die (te) weinig bewegen. Bijvoorbeeld met speciale sportprogramma’s. Hoe benut je als gemeente deze waarde van sportverenigingen? En waarom is dit zo belangrijk? In dit artikel lees je waarom en hoe je als gemeente kunt inzetten op sportverenigingen bij het activeren van inactieve burgers.

Sportonderzoeker Linda Ooms onderzocht in haar proefschrift of en hoe sportbonden en sportverenigingen succesvol kunnen bijdragen aan het in beweging brengen van inactieve mensen. Dit artikel beschrijft bevindingen uit dit onderzoek en maakt de vertaalslag naar gemeenten.
Download het proefschrift ‘Activating inactive citizens through the organized sports setting: a hurdle race’.

De waarde van sportverenigingen voor inactieven

Nederland telt ruim 26.000 sportverenigingen die verschillende sportactiviteiten aanbieden. Het aantal sportverenigingen varieert per gemeente: van ongeveer 3 in kleine gemeenten tot 400 in grote gemeenten. Met hun diverse aanbod en (vaak centrale) ligging in de wijk, hebben sportverenigingen de potentie om veel mensen in een wijk te bereiken. Bovendien maakt de informele en sociale leeromgeving dat mensen laagdrempelig en met steun van anderen kennismaken met sporten en bewegen [4]. Vooral die sociale steun is belangrijk bij het beginnen met sporten en bewegen, en bij het volhouden ervan [5-7].

Bovendien blijkt uit onderzoek dat sportprogramma’s van enkele weken, aangeboden door sportverenigingen, inactieve mensen in beweging kunnen brengen en houden. Voorbeelden hiervan zijn het hardloopprogramma Start to Run van de Atletiekunie en het fietsprogramma Start2Bike van de Nederlandse Toer Fiets Unie (NTFU) [8-9]. In enkele weken leren deelnemers op een laagdrempelige manier de basisbeginselen van respectievelijk hardlopen en mountainbiken/racefietsen. Het trainingsprogramma eindigt met een 3 km testloop (Start to Run) of deelname aan een fietsevenement (Start2Bike). Na afloop van deze sportprogramma’s kunnen deelnemers blijven hardlopen of fietsen bij een beginnersgroep van de sportvereniging.

Kenmerken effectieve sportprogramma’s

Maar wat maakt zulke programma’s nu succesvol? Dit zijn de kenmerken van effectieve sportprogramma’s voor inactieven [8-11]:

  • Laag instapniveau. Het sportprogramma start met korte beweegmomenten met een lage intensiteit. Hierdoor kunnen mensen meedoen die nooit hebben gesport.
  • Stapsgewijze opbouw van het sporten. In enkele weken worden de duur en intensiteit van het bewegen langzaam opgebouwd.
  • Begeleiding door een trainer met kennis van en affiniteit met de inactieve doelgroep. De trainer is in staat om de sportactiviteit aan het fitheids- en vaardigheidsniveau van de inactieve persoon aan te passen. Ook geeft de trainer regelmatig persoonlijke aandacht aan deelnemers, zoals vragen hoe het gaat. Persoonlijke aandacht is heel belangrijk om ervoor te zorgen dat (voorheen) inactieve deelnemers blijven komen. Verschillende sportbonden bieden opleidingen voor trainers om bepaalde doelgroepen, zoals inactieven, te begeleiden. Zo bieden de Atletiekunie en NTFU trainerscursussen voor respectievelijk de sportprogramma’s Start to Run en Start2Bike.
  • Sporten in groepsverband. Samen sporten en bewegen zorgt voor de nodige sociale steun om ermee te beginnen en het vol te houden.
  • Geschikte vervolgactiviteiten bij de sportvereniging.Deelnemers kunnen na afloop van het sportprogramma blijven sporten bij de sportvereniging, op hun huidige fitheids- en vaardigheidsniveau. Ze kunnen bijvoorbeeld doorstromen naar een beginnersgroep binnen de sportvereniging.
  • Lage deelnamekosten.Door lage deelnamekosten is een gebrek aan geld geen barrière om mee te doen.

Uitdagingen voor sportverenigingen bij sportstimulering van inactieven

Sportverenigingen kunnen dus ingezet worden om inactieve burgers te activeren, maar daarbij zijn ook uitdagingen te overwinnen. De meeste sportverenigingen in Nederland zijn afhankelijk van vrijwilligers bij het uitvoeren van hun sportactiviteiten. In combinatie met een gebrek aan opgeleid kader is er een continue strijd om ‘reguliere’ activiteiten draaiende te houden. Bovendien hebben trainers van sportverenigingen niet altijd de vaardigheden om inactieven te begeleiden [10-11].

Maar de grootste uitdaging is misschien wel: hoe krijg je inactieven naar de sportvereniging? Sporten is voor hen namelijk niet vanzelfsprekend. Het is dus ook niet vanzelfsprekend dat zij naar de sportvereniging komen als zij een flyer, folder of bericht op sociale media over het sportaanbod zien. Daar is meer voor nodig.

Sportverenigingen moeten daarom (meer) samenwerken met organisaties of personen die in nauw contact staan met de inactieve doelgroep om deze te bereiken en werven [10-13]. Denk aan een huisarts of fysiotherapeut die inactieve patiënten doorverwijst naar het sportaanbod. Maar ook een ouderenorganisatie die het sportaanbod bekend maakt onder haar leden kan hierbij een rol spelen. Of een buurtwerker of buurtsportcoach die inactieve mensen wijst op het sportaanbod.

Voor trainers van sportverenigingen is het echter niet altijd vanzelfsprekend om de wijk in te stappen en samenwerking met andere partijen aan te gaan [10-11]. Zij hebben hierbij ondersteuning nodig. Hoe kan de gemeente daarin een rol spelen?

Ondersteuning vanuit gemeente

Het is belangrijk dat in gemeentelijk beleid aandacht is (en blijft) voor het in beweging brengen van inactieven via sportverenigingen. Er moeten middelen worden vrijgemaakt voor uitvoering en ondersteuning op lokaal niveau. Ook is het belangrijk dat de gemeente samenwerking stimuleert en ondersteunt tussen sportverenigingen en personen of organisaties die in nauw contact staan met de inactieve doelgroep.

Gemeenten kunnen lokale sportverenigingen die iets voor inactieve doelgroepen willen betekenen, bijvoorbeeld in het kader van ‘inclusief sporten en bewegen’, betrekken bij een lokaal sportakkoord. Binnen een lokaal sportakkoord maakt de gemeente samen met andere lokale partijen afspraken om ambities rondom sporten en bewegen te realiseren. Dit geeft sportverenigingen de kans om contacten te leggen met partijen in de buurt. Ook stimuleert het kennisdeling rondom het bereiken, werven en begeleiden van inactieve mensen. Inmiddels wordt in 346 van de 355 gemeenten in Nederland gewerkt aan een lokaal sportakkoord.

Verder kan de buurtsportcoach, die door gemeenten wordt ingezet om sporten en bewegen onder inwoners te stimuleren, (nog meer) ingezet worden om sportverenigingen te verbinden met relevante partijen in de wijk. Buurtsportcoaches kunnen het sportaanbod van sportverenigingen onder de aandacht brengen bij de inactieve doelgroep. Ook kunnen ze inactieve mensen doorverwijzen naar het aanbod, en kennis delen met trainers van sportverenigingen over het leggen van contact en het werven en begeleiden van inactieven. Dit biedt zeker kansen: in 344 van de 355 Nederlandse gemeenten is een buurtsportcoach actief [14].

Meer weten?

Meer weten over het in beweging brengen van inactieve mensen via georganiseerde sport? Lees het hele proefschrift van sportonderzoeker Linda Ooms van het Mulier Instituut, die promoveerde op dit onderwerp.

Bronnen

  1. Bailey R, Hillman C, Arent S, Petitpas A. Physical activity: an underestimated investment in human capital? J Phys Act Health. 2013;10(3):289-308.
  2. PAGAC (Physical Activity Guidelines Advisory Committee). 2018 Physical Activity Guidelines Advisory Committee Scientific Report. Washington, DC: U.S. Department of Health and Human Services; 2018.
  3. WHO (World Health Organization). WHO Guidelines on physical activity and sedentary behaviour. Geneva: WHO; 2020.
  4. Kokko S. Sports clubs as settings for health promotion: fundamentals and an overview to research. Scan J Public Health. 2014;42(Suppl.15):60-65.
  5. Eyler AA. Correlates of physical activity: who’s active and who’s not? Arthritis Rheum. 2003;49(1):136-140.
  6. Trost SG, Owen N, Bauman AE, Sallis JF, Brown W. Correlates of adults’ participation in physical activity: review and update. Med Sci Sports Exerc. 2002;34(12):1996-2001.
  7. Wendel-Vos W, Droomers M, Kremers S, Brug J, Lenthe F van. Potential environmental determinants of physical activity in adults: a systematic review. Obes Rev. 2007;8(5):425-440.
  8. Ooms L, Veenhof C, Bakker DH de. Effectiveness of Start to Run, a 6-week training program for novice runners, on increasing health-enhancing physical activity: a controlled study. BMC Public Health. 2013;13:697.
  9. Ooms L, Veenhof C, Bakker DH de. The Start2Bike program is effective in increasing health-enhancing physical activity: a controlled study. BMC Public Health. 2017;17:606.
  10. Ooms L, Kruijsbergen M van, Collard D, Leemrijse C, Veenhof C. Sporting programs aimed at inactive population groups in the Netherlands: factors influencing their long-term sustainability in the organized sports setting. BMC Sports Sci Med Rehabil. 2019;11:33.
  11. Ooms L, Veenhof C, Schipper-van Veldhoven N, Bakker DH de. Sporting programs for inactive population groups: factors influencing implementation in the organized sports setting. BMC Sports Sci Med Rehabil. 2015;7:12.
  12. Dellas V, Gutter K, Heijnen E, Ooms L, Lindert C van. Evaluatie JILIB- en KSG-Sportimpulsprojecten ronde 2018: verdiepende interviews met uitvoerende professionals, deelnemende kinderen en hun ouders. Utrecht: Mulier Instituut; 2020.
  13. Ooms L, Dellas V, Gutter K, Heijnen E, Lindert C van. Borging Sportimpulsprojecten rondes 2015-2017. Utrecht: Mulier Instituut; 2020.
  14. Pulles I, Stam W van, Heijnen E, Lindert C van. Monitor Brede Regeling Combinatiefuncties 2019. Utrecht: Mulier Instituut; 2019.