Spring naar content

Hoe werf je moeilijk bereikbare jeugd voor sport en bewegen? De praktijk (2)

Hoe bereik je jeugd voor je interventie of lokaal sport- en beweegaanbod? Juist voor het werven van jeugd uit lage inkomensbuurten en kinderen met overgewicht blijkt dat niet eenvoudig. Experts en interventie-eigenaren delen hun ervaringen, tips, adviezen en tools.

Dit artikel is deel 2 uit een serie van twee artikelen over Sportimpulsregelingen Kinderen Sportief op Gewicht (KSG) en Jeugd uit Lage InkomensBuurten (JILIB).
Lees hier het artikel met inzichten uit onderzoek.

Professionals die werken met de Sportimpuls-regelingen Kinderen Sportief op Gewicht (KSG) en/of Jeugd uit Lage InkomensBuurten (JILIB), willen graag meer en beter gebruik maken van interventies. Maar hoe werkt dat in de praktijk: het werven van deze kinderen en jongeren voor sport- en beweegaanbod? In dit artikel uit een serie van twee over deze Sportimpuls-regelingen delen we de belangrijkste ervaringen en tips.

Ervaringen opgehaald uit de praktijk

Uit dit onderzoek in opdracht van ZonMw (april 2020) blijkt dat onder uitvoerende professionals het draagvlak voor interventies groot is. En belangrijker: dat is ook zo onder de kinderen en de ouders. Voor de Sportimpuls-regelingen JILIB en KSG organiseerde Kenniscentrum Sport & Bewegen drie bijeenkomsten. Te gast waren professionals die lokaal aan de slag gaan met sport- en beweeginterventies voor jeugd. Of die zelf eigenaar zijn van zo’n interventie. Het uitwisselen van ervaringen en tips over het werven en betrekken van jeugd stond centraal. In dit artikel halen we daar de highlights uit naar voren.

Tips en aanbevelingen

1. Verdiep je in de doelgroep

Verdiep je in de dilemma’s en strategieën, of ‘coping mechanismen’ van je doelgroep. De complexiteit bij ouders en kinderen die opgroeien in gezinnen die moeite hebben met rondkomen, vraagt meer dan alleen het wegnemen van ‘drempels’.

2. Gebruik gerichte wervingsstrategieën

Gebruik specifieke wervingsstrategieën en een persoonlijke benadering. Denk aan het organiseren van activiteiten op plekken waar je de doelgroep vindt (scholen, de kinderopvang, in lage SES wijken). Daarnaast kun je – met name voor migrantenkinderen en hun ouders – intermediairs inzetten. Dit zijn belangrijke personen in de gemeenschap die zij vertrouwen en waarvan ze eerder iets aannemen.

3. Pas aanbod aan op de doelgroep

Pas het aanbod aan, aan de behoeften en wensen van de doelgroep. Of beter nog: creëer het aanbod sámen met de doelgroep. Voor kinderen die opgroeien in deze gezinnen, kun je hiervoor de informatie uit dit whitepaper gebruiken. Ook de checklist en de tipkaarten komen hierbij goed van pas. Voor kinderen met overgewicht is de checklist een aanrader.

4. Vergroot de ouderbetrokkenheid

Vergroot de ouderbetrokkenheid, door ouders bijvoorbeeld meer te betrekken bij de keuze en (door)ontwikkeling van activiteiten. Ouders doen eerder mee als de interventie zich richt op gezondheid en leefstijl (een combinatie van bewegen en voeding). Ze doen minder snel mee als de negatieve kenmerken van hun kind centraal staan, zoals overgewicht. Zij willen namelijk niet dat hun kind een label krijgt opgeplakt.

Verder help je ouders als je ze in contact brengt met andere ouders in dezelfde situatie. Zo kunnen zij onderling kennis delen over het belang van sporten en bewegen. En bespreken hoe zij belemmeringen aanpakken. Daarbij is de ervaring dat ouderbijeenkomsten vaak slecht bezocht worden. Het helpt om deze ouderbijeenkomsten in te passen in dagelijkse activiteiten van de ouders.

5. Zet een enthousiaste trainer in

Een trainer is goud waard als hij of zij de doelgroep weet te motiveren en samenwerkt met partijen die met de doelgroep in contact staan.

6. Deel kennis en goede voorbeelden

Door met andere projecten kennis te delen, kun je succesfactoren uitwisselen en kunnen andere projecten door het land heen daar ook gebruik van maken.

7. Monitor de effecten bij deelnemers

Doelgroepen die niet zijn opgegroeid met sport of zich onzeker voelen in bestaande structuren, moeten sporten en bewegen eerst leuk gaan vinden voordat ze dit structureel gaan doen. Het monitoren van veranderingen op deze gebieden kan je helpen om activiteiten beter te laten aansluiten op de deelnemers.

Fysieke en mentale ‘toegankelijk’ van het sport- en beweegaanbod

Wil je zelf aan de slag met werving van jeugd? Dan is het goed om deze twee checklists te kennen:

In beide checklists vind je werkzame elementen om jongeren te werven, binden en behouden bij sport- en beweegactiviteiten. In de eerste bijeenkomst spraken de deelnemers uit de praktijk over ‘toegankelijkheid’. In de eerste plaats de fysieke aspecten, zoals de plek waar het aanbod plaatsvindt en of deze bijvoorbeeld is aangepast voor jeugd met een beperking. Professionals uit het land noemen ook de deelnemersbijdrage: voor kinderen uit lage inkomensgezinnen kan dit een drempel zijn in de toegankelijkheid.

Maar ook mentale toegankelijkheid speelt een rol bij deelname. Dat sport en bewegen veel voordelen hebben voor deze doelgroep weet iedereen. Kinderen kunnen er hun emoties kwijt, vinden rust en afleiding en het draagt bij aan zelfvertrouwen en eigenwaarde. Toch kan deelnemen in hun ogen ook een risico vormen, namelijk op sociale uitsluiting. Schaamte speelt een rol (verhullen van je thuissituatie en geldproblemen), maar ook de sociale druk om ‘te doen zoals de anderen’. Niet deelnemen is voor veel kinderen en jongeren dan ‘beter’ dan risico lopen op sociale uitsluiting.

Welke actoren en factoren hebben invloed?

Tijdens de tweede bijeenkomsten verdiepten de deelnemers zich ook in de vraag: welke actoren en factoren zorgen ervoor dat onvoldoende deelnemers uit de doelgroep deelnemen aan het aanbod? Bij actoren moet je met name denken aan de doelgroep, beweegaanbieders, zorgprofessionals, overheid. Bij factoren gaat het om kennisinfrastructuur, wetgeving, normen & waarden, interactie.

Om de vraag te beantwoorden deden we een collectieve systeemanalyse. In het kort komt het erop neer dat je vanuit een helikopterview breder naar de situatie kijkt. Wat gebeurt er en wie heeft waar invloed op? Dat leverde de volgende inzichten op:

  • Professionals ervaren dat verschillen in normen & waarden lastig te overbruggen zijn. Vaak spelen afkomst, opleiding en participatie van ouders een rol.
  • Ook zien zij samenwerking met partners in de wijk als kans om hierin te groeien. De deelnemers zien een holistische aanpak als ideaal. Alle betrokken partners kennen en ervaren dan hun eigen belang en verantwoordelijkheid. Hier zou aandacht voor moeten zijn bij alle betrokken actoren (van landelijk tot lokaal) en op alle niveaus (van bestuurlijk tot uitvoering).
  • De invloed van de sport- en beweegprojecten zélf richt zich met name op het ondernemend denken: wie heeft een probleem waar jij met je aanbod aan bij kan dragen om tot oplossingen te komen?
  • Verder is gesproken over de ‘fase van gedrag’ en hoe de projecten en interventies daarop inspelen. Voor jeugd met overgewicht zien we dat je ‘tig’ keer op allerlei manieren kunt vertellen hoe gaaf jouw aanbod is, maar als jongeren en ouders het ‘probleem’ overgewicht niet (h)erkennen, is er weinig kans op ‘beweging’. Het blijkt al lastig om jongeren te motiveren, laat staan voor iets waarvan ze het nut nog niet kunnen (over)zien. Het aansluiten bij de fase van gedrag speelt dus een belangrijke rol bij de werving van je doelgroep.

Motivatie als voorwaarde voor verandering

In de derde bijeenkomst heeft expert Mark van Rijn van bureau Youngworks samen met de deelnemers de werking van motivatie ontleed. En gekeken naar de invloed die je als professional daarop kunt hebben.

  • De kunst is om jongeren op zo’n manier te werven en te inspireren dat ze uit zichzelf in beweging komen.
  • Er zijn verschillende fases van motivatie. Van extrinsieke motivatie (externe prikkels om deel te nemen) naar intrinsieke motivatie (motivatie van binnenuit, zelf echt willen) en dat heeft effect op de deelname aan sport- en beweegactiviteiten.
  • Goed om daarbij te beseffen, is dat stress motivatie vermindert. Stress speelt vaak een rol bij ouders en kinderen die opgroeien in deze gezinnen en bij kinderen met overgewicht. Dit heeft invloed op de afweging die zij maken in de voor- en nadelen van bijvoorbeeld een gratis kennismakingsles of daadwerkelijk deelnemen.
  • De professionals gaven ook aan dat duidelijke communicatie hierin een rol speelt. Dat betekent dat je bijvoorbeeld transparant bent over de reële kosten (deelnamegeld) en mogelijk extra kosten (sportbenodigdheden, vervoer, extra toernooitjes, gezonde snacks, enzovoorts).

Drie basisbehoeften voor intrinsieke motivatie

Als we nog even verder inzoomen op intrinsieke motivatie, zien we dat drie basisbehoeften belangrijk zijn. daar kun je als sportaanbieder op inspelen:

  1. autonomie
  2. gevoel van competentie
  3. verbondenheid

Autonomie

Autonomie gaat over het ervaren van ruimte om eigen keuzes te maken en invloed te hebben op wat je doet. Professionals en interventie-eigenaren geven aan dat ze met de doelgroep in gesprek gaan over hun behoeften en verwachtingen ten aanzien van het sport- en beweegaanbod. Ook komt naar voren wat goed werkt: vrijheid geven om oefeningen naar eigen inzicht uit te kunnen voeren en aan het einde van beweeglessen actief reflecteren met de deelnemers wat wel en wat niet is bevallen.

Competentie

Het gevoel van competentie gaat over het vertrouwen in eigen kunnen. Interventie-eigenaren geven aan dat ze in het aanbod differentiëren om ieder kind op het eigen niveau uit te dagen. Ook het geven van complimenten en bevestiging is belangrijk: daar moet je niet zuinig mee zijn. De beste complimenten gaan over voortgang en inzet, en niet zozeer op het resultaat, zo leert de ervaring.

Verbondenheid

Tot slot gaat verbondenheid over de relatie en het vertrouwen in de andere deelnemers en vooral ook de trainer en coach. Een goede trainer moet naast sporttechnische competenties er ook bewust voor zorgen dat kinderen zich welkom voelen en gezien voelen. Dit veel gedeelde filmpje over een Amerikaanse onderwijzer en zijn klas (uit de pre-coronatijd) maakt duidelijk hoe je voor een ieder persoonlijke aandacht kunt hebben en het vooral ook leuk maakt.

Vanuit de KSG/JILIB-projecten is ook het voorbeeld bekend dat trainers op school komen vertellen over het aanbod dat zij organiseren en de klas daarmee kennis laten maken. Verder worden sleutelfiguren benaderd en vrienden- en ouder/kind toernooien georganiseerd. Los van de sociale verbondenheid, gaat het ook over de verbondenheid met het ‘hogere’ doel: oftewel het nut en de waarde die deelname voor deze jeugd op kan leveren. Jongeren moeten ervaren dat hun deelname iets brengt wat voor hen van waarde is. Voor iedere jongere kan dat iets anders zijn. Daarbij kun je de argumentenkaartjes weer handig inzetten.

Meer lezen over betrekken jeugd bij sport