I-Change model: 5 theorieën over gedrag gecombineerd
Om in beweging te komen moeten mensen soms hun gedrag veranderen. Gedrag veranderen is een lastig concept, dat we proberen begrijpelijker en tastbaarder te maken door het gebruik van modellen. Het Integrated Change model (I-Change model) is het uitgebreidere vervolg op het ASE-model en geeft een overzicht van wat er zoal komt kijken bij de keuze die we maken om bijvoorbeeld te gaan sporten. In dit artikel lees je een korte toelichting bij ieder onderdeel van het I-Change model.
Gedrag en intentie
Helemaal aan de rechterkant van het model staat gedrag. Voordat we nieuw gedrag uitvoeren (en op lange termijn behouden), moeten we hier eerst de intentie toe ontwikkelen. Dat doen we door in een aantal fasen argumenten te verzamelen, te overwegen en een besluit nemen. Lees voor meer informatie over deze fasen van gedragsverandering het artikel over het Transtheoretisch model.
De intentie hebben is één, die ook echt omzetten in gedrag is weer heel wat anders. Dit lijkt een kleine stap, maar in de praktijk is er vaak sprake van barrières: drempels die we moeten overwinnen om het gedrag te kunnen vertonen. Als je weet dat we als mensen liever niet al te veel moeite doen voor dingen, dan kan zo’n barrière onze intentie al snel tenietdoen. Denk maar aan wat er vaak terecht komt van onze goede voornemens rond de jaarwisseling. Ook moeten we lichamelijk (fysiek) in staat zijn om ons op een bepaalde manier te gedragen, en we moeten ons plan om (bijvoorbeeld) te gaan sporten kunnen uitvoeren (implementatieplan). Lees meer over barrières en vaardigheden in het artikel over het ASE-model.
Je intentie kan ook nog verschillende fases bevatten: je hebt nog geen echte intentie (precontemplatie), je denkt na over nieuw gedrag, maar onderneemt nog geen actie (contemplatie), of je maakt plannen voor je nieuwe gedrag (preparatie).
Motivatie en waar die uit voortkomt
Voor het blokje intentie komt ‘motivatie’. Klinkt logisch: als we gemotiveerd zijn om te bewegen, hebben we ook sneller de intentie om te gaan bewegen. Motivatie bestaat in Integrated-change uit drie factoren: attitude (welke voor- en nadelen van bewegen zijn er voor mij?), sociale invloed (wat denk ik dat anderen ervan vinden dat ik beweeg?) en eigen-effectiviteit (zou ik in staat zijn om te bewegen?).
Meer over deze drie factoren
lees het artikel over het ASE-modelOnder bewustzijn wordt onder meer verstaan dat we kennis moeten hebben van het gedrag (wat is bewegen? Waar kan ik dat doen?). Ook moeten we soms de risico’s inzien van te weinig bewegen, willen we gemotiveerd raken het vaker te gaan doen (als ik te weinig beweeg is dat niet goed voor mijn gezondheid). Tot slot kunnen er dingen gebeuren die aanleiding geven om actie te gaan ondernemen, zoals het besef dat je niet meer soepel de trap op komt (nu moet er echt wat gebeuren).
Ons bewustzijn wordt beïnvloed door informatie. Tenminste, als deze ons bereikt, want doorgaans gaan we niet zomaar op zoek naar informatie. De boodschap moet inhoudelijk op onze belevingswereld aansluiten (zie ook de pagina over framing) én afkomstig zijn van iemand (een bron) van wie we iets willen aannemen. Ten slotte is het belangrijk via welk medium (kanaal) een boodschap verspreid wordt. Dit kan zijn via Facebook, de krant, een informatiefolder die bij de huisarts ligt, mondeling, etc. We moeten het kanaal vertrouwen, willen we de boodschap serieus nemen.
Tot slot is er dus onze predispositie. Zoals in de afbeelding te zien is gaat dit in I-change om gedragsfactoren (hoe we ons in het verleden hebben gedragen), psychologisch factoren (de één is van nature meer een ‘sporter’ dan de ander), biologische factoren (geslacht bijvoorbeeld, of lichaamsbouw) en sociaal-culturele factoren (sport heeft in verschillende culturen een verschillende rol/plek). Met het merendeel van deze factoren kunnen we alleen maar rekening houden: vaak zijn ze niet te beïnvloeden. Ze maken wel dat de ene individu zich gemakkelijker laat beïnvloeden dan de ander.
Voor de geïnteresseerde: de vijf theorieën achter I-change
Achter het I-change model zitten de ideeën van vijf oudere theorieën. Een daarvan is het Transtheoretisch model (Prochaska & Di Clemente, 1977), dat zes fasen van gedragsverandering beschrijft. De blokken die ook in het ASE-model terug te vinden zijn (attitude, sociale invloed, eigen-effectiviteit, intentie en gedrag) zijn gebaseerd op de Theorie van gepland gedrag (Ajzen, 1985).
Naast deze twee theorieën is ook de Goal Setting Theory (Locke and Latham, 1968) meegenomen. Deze gaat over hoe je goede, haalbare gedragsdoelen kunt stellen. Het idee is dat een goed gedragsdoel voor ogen hebben de kans vergroot dat je dit doel ook behaalt. Dit sluit het duidelijkst aan op het vakje ‘capaciteitsfactoren’, maar houdt verband met meer onderdelen van I-change. Lees hier[link:doelen stellen] meer op het stellen van gedragsdoelen.
Het vierde model achter I-change is het Health Belief Model. Hierin zijn onder meer predisponerende factoren en bewustzijn (kennis, de aanleiding tot actie, en risicoperceptie) terug te vinden. Ook is attitude (de voordelen van een bepaald gedrag) herkenbaar en gaat het in het model over barrières. Het model is vooral gericht op gezondheid en ziekte en voorspelt de waarschijnlijkheid dat we in actie komen.
Tot slot is nog de Social Cognitive Theory (Bandura, 1986) opgenomen in I-change. Dit model heeft het over het ontstaan en behoud van gedragspatronen. De factoren ‘omgeving’ (sociaal en fysiek), persoonlijk (eigen-effectiviteit, emotie) en gedrag (capaciteit, kennis) hebben volgens dit model constant invloed op elkaar.
I-change voegt al deze elementen samen tot een overzichtelijk geheel. De bovenstaande theorieën gaan echter niet echt over de onbewuste kant van gedrag. Je zou wel kunnen stellen dat dit fenomeen wel inbegrepen kan worden in de verschillende blokken van die modellen, zoals in de factor ‘fysieke omgeving’.