Jongeren van radicaliseren tot weerbaarheid
Maak kennis met een succesvol model om radicalisering te voorkomen en weerbaarheid te vergroten. Kenniscentrum Sport bezocht twee bijeenkomsten waar de waarde van dit ‘vraag-aanbod model’ voor bijvoorbeeld gemeenten, GGD’en en CJG’s op de agenda stond. In dit artikel delen we die ervaringen en interessante achtergronden uit de literatuur en maken we de koppeling met sport en bewegen.
Bij Lady Fit, een sportvereniging voor vrouwen in Utrecht waar veel moslima’s sporten, stond ‘Radicalisering en opvoeding’ op de agenda. Oud-voorzitter van Ladyfit, Jamila Achahchah, begeleidde het gesprek. Marian ter Haar van Kenniscentrum Sport was erbij. Collega Rebecca Beck nam deel aan de workshop ‘Ouders en vragen van nu: ‘Help! Hoe voorkom ik dat mijn kind gaat radicaliseren?’ verzorgd door Aicha El Ouardan en georganiseerd door de NSPOH in samenwerking met de RINO groep in Utrecht. In beide ontmoetingen werd het zelfde ‘vraag- aanbod model’ gepresenteerd met de boodschap: ‘Sport kan, onder juiste omstandigheden, een positieve bijdrage leveren aan het weerbaar maken van jongeren die dreigen te radicaliseren’.
Kwetsbare jongeren in Nederland
In Europa volgt 15,9% van alle jongeren tussen de 15 en 29 jaar geen opleiding en heeft geen werk (Eurostat, 2014). Nederland doet het Europees gezien het best met slechts 7,1% van de jongeren die niets om handen hebben. Toch wordt ook hier de opleidingskloof tussen de jeugd uit welgestelde gezinnen en kinderen die in relatieve armoede opgroeien groter. Deze laatste groep groeit vaak op in kwetsbare situaties. In de leefomgeving, het onderwijs en de arbeidsmarkt vindt uitsluiting plaats. Recent heeft minister Bussemaker besloten tot herinvoering van de CITO toets, omdat blijkt dat de achtergrond van ouders grote invloed heeft op het advies van het schoolhoofd (Korthals, 2015; Dronkers, 2007). Özcan Akyol, een Nederlandse schrijver en columnist, heeft dit aan den lijve ondervonden. Zijn juf zei: “Je ouders zijn analfabeet en spreken geen Nederlands. Wie gaat jou ondersteunen?”Hij deed de mavo en studeerde later journalistiek en Nederlands. Dergelijke doorzetters zijn echter geen regel.
Zonder jongeren af te schilderen als slachtoffers, is het goed vast te stellen dat zij er niet zelf voor gekozen hebben om in een kwetsbare situatie terecht te komen. Toch worden oplossingen vaak gezocht bij de jongeren zelf. Hun zwakke sociale positie is echter complex en nauw verweven met de omgeving waar zij wonen en de relaties die zij hebben in hun leefomgeving. Hoe kan een kwetsbare jongere getriggerd worden tot radicalisering?
Triggers
Triggerfactoren bestaan uit twee categorieën die het radicaliseren beïnvloeden: keerpunten en katalysatoren (Feddes et al., 2015). ‘Keerpunten’ zijn gebeurtenissen die maken dat mensen open komen te staan voor een nieuwe ideologie of idee over de wereld. ‘Katalysatoren’ zijn gebeurtenissen die het radicaliseringsproces versterken of verzwakken. Het verkrijgen van regelmaat, structuur en verantwoordelijkheden (het hebben van werk, een woning en een man of vrouw) zijn aspecten die positief werken op het verzwakken van het radicaliseringsproces.
Bij triggers op microniveau (niveau van de persoon) valt te denken aan een confrontatie met de dood, problemen thuis, verlies van werk- of schooluitval, directe ervaringen met discriminatie en aanvaringen met autoriteiten of detentie. Op meso- niveau (het niveau van de groep en andere directe sociale verbanden) gaat het bijvoorbeeld om het verbreken van sociale bindingen, het ontmoeten van een radicaal persoon, het toetreden tot een radicale groep en de confrontatie met propaganda. En op macro- niveau (het maatschappelijke, de ontwikkelingen in de wereld) kun je denken aan het oproepen tot actie, waargenomen aanvallen op de eigen groep en overheidsbeleid gericht op de eigen groep.
Dit ‘triggerfactormodel van radicalisering’ van Feddes geeft een compleet beeld van de invloed van de triggerfactoren en de individuele kenmerken. Zowel geslacht, leeftijd en opleidingsniveau blijken een rol te spelen. Voor jonge mensen spelen triggers op meer niveaus een rol. Tegelijkertijd kun je zeggen dat juist in de nadagen van de pubertijd dergelijke gebeurtenissen heftig ingrijpen: vanwege de identiteitsontwikkeling in deze levensfase.
Tip: Voor dit artikel voert het te ver om dieper in te gaan op het ‘triggerfactormodel van radicalisering’, maar wij raden geïnteresseerde lezers aan de studie van Feddes et al., (2015) te lezen.
Identiteitsontwikkeling in de puberteit
Wienke en Ramadan (2011) beschrijven dat jongeren tot ongeveer 23 jaar hun identiteit vormen: de ontwikkeling van eigen opvattingen, normen en waarden door en in interactie met de directe sociale omgeving, zoals familie, vrienden, school, werk en media (Van Yperen, 2009). Ze hebben in de leeftijdsfase 14- 23 jaar vaak moeite om tot weloverwogen keuzes te komen en daarbij de gevolgen van hun keuzes te overzien. Plannen, prioriteiten stellen, abstracte denkprocessen uitvoeren en anticiperen vinden ze vaak moeilijk. Dit komt omdat in deze periode het hersengebied dat verantwoordelijk is voor rationele afwegingen zich langzamer ontwikkeld dan andere hersengebieden (Crone, 2008). Het juist interpreteren van sociale signalen is vaak lastig. Ze denken al snel dat een ander hen niet respecteert en voelen zich snel aangevallen. Door het stijgen van de hormoonspiegel hebben jongeren grotere stemmingswisselingen, een neiging tot roekeloos gedrag en willen ze vaak ‘kicks’ opzoeken. Door een combinatie van een beperkte impulscontrole, een streven naar directe behoeftebevrediging en een gering relativeringsvermogen, kan een jongere in deze levensfase riskant gedrag vertonen, zonder het gevaar te zien (Jolles 2011).
Tijdens de puberteit is een positief stimulerende omgeving erg belangrijk en kan deze voor een groot deel het risico op ontspoord gedrag teniet doen (Jolles 2011). Kijkend naar de achtergronden van jongens die betrokken zijn bij de aanslagen in Parijs en Brussel, blijkt echter dat zij afkomstig zijn uit wijken waar sprake is van een opeenstapeling aan risico’s; een voedingsbodem voor radicalisering. Het ‘vraag- aanbod’ model laat zien hoe radicale gewelddadige keuzen ontstaan.
Vraag- aanbod model
Identiteitsvorming vindt plaats doordat de jongere vragen stelt over wie hij of zij is (gele ballon). De antwoorden op die vragen vindt de jongere in interactie met de omgeving: familie, vrienden, school, buurtbewoners, ouders, jongeren met dezelfde vrije tijdsbesteding et cetera. In het zoeken naar antwoorden op die vragen kunnen radicale ideologieën een aanbod zijn (rode ballon) waar aantrekkingskracht vanuit gaat. Of er sprake is van aantrekkingskracht hangt samen met de aanwezigheid van een voedingsbodem daarvoor. Dit zijn de eerder besproken triggerfactoren. Gevoelens van frustratie en persoonlijke gebeurtenissen in het leven van de jongere kunnen hiertoe behoren, denk aan een scheiding van ouders, waardoor de jongere onzeker wordt en daardoor minder weerbaar.
Van Yperen (2009) heeft onderzoek gedaan naar risicofactoren die jongeren belemmeren in een positieve ontwikkeling. Armoede, het wonen in een achterstandsbuurt, slechte contacten tussen ouders of school, een verkeerde vriendenkring, problemen tussen de ouders of in het gezin zijn aspecten die hen in de problemen brengen.
Hoe herken je radicalisering?
Radicaliseren is een proces dat gestimuleerd wordt als de radicale ideologieën de houvast geven die jongeren zoeken. De vrouwen bij de bijeenkomst van Lady Fit en de deelnemers aan de workshop Ouders en vragen van nu waren geïnteresseerd in de vraag hoe je toegenomen interesse voor radicale islamitische ideeën ontdekt. Signalen die aan bod kwamen waren:
- Vervreemding en (zelf) uitsluiting: afstand nemen, persoonlijke relaties veranderen drastisch
- Devotie en idealisme: verheerlijking van idealen
- Bedreigingen en vijanden: benoemen van bedreigingen van ‘de vijand’. Waar is de persoon tegen of bang voor?
- Privaat is publiek: geen onderscheid maken tussen private en publieke normen
- Uiterlijke kenmerken en andere uitingsvormen: kleding dient niet om hip te zijn
- Onderlinge loyaliteit: de gedeelde ideologie of groepsidentiteit wordt belangrijk
- Actiebereidheid: Is het onrecht of de bedreigingen dusdanig dat de persoon voelt dat hij tot actie moet overgaan en zijn bijdrage aan de ‘strijd’ wil/moet leveren?
De vrouwen bij de bijeenkomst van Lady Fit bevestigen dat veranderingen in opvattingen en in gedrag en uiterlijk vaak plotseling en hevig gebeurt. Ze vertellen over jongens die ineens sterke interesse tonen in de islam en nieuwe denkbeelden daarover ontwikkelen. Maar ook over jongens met een sterk vijandbeeld die zich terug trekken en zich anders gaan kleden. En over jongeren met een sterke onderlinge solidariteit, die zich afzetten tegen de westerse samenleving. En verder over jongens die zich andere gewoonten aannemen, zich terug trekken van het familieleven en ineens op de grond gaan slapen om zich zo te harden en voor te bereiden op de strijd in barre omstandigheden. Ze isoleren zich en verkeren veel online, wat zich eenvoudig buiten de ouders en het gezin om afspeelt.
Deze signalen komen ook terug in de Youtube- documentaire waarin de vader van jihadist Sultan Berzel vertelt wat er voorafgaand aan Sultans vertrek naar Syrië heeft afgespeeld. Maar hoe ga je vervolgens om met de signalen en met welke uitdagingen hebben ouders te maken?
Filmpje: Interview met de vader van jihadist Sultan Berzel:
Uitdagingen van ouders
Ouders hebben vaak te maken met een generatiekloof. Jongeren zijn meer bekend met moderne communicatievormen dan hun ouders en er bestaan verschillen tussen ouders en jongeren wat betreft taalvaardigheden. Wanneer ouders met signalen te maken krijgen, weten ze aanvankelijk niet hoe ze de veranderingen moeten beoordelen. Vaak zijn ze ook verheugd over de interesse die de jongens ontwikkelen voor de religie. Cultuur en etniciteit zijn vaak verweven met religie, dus welke ouder wil dit niet? vragen de moeders bij Lady Fit zich af. Maar toch, zo stellen ze, is het onbehagelijk en ongemakkelijk dat een plotselinge interesse voor de ideologie een heftigheid heeft die niet vertrouwd is. Dat zou je als moeder moeten alarmeren, maar wat doe je dan? Immers, bij signalen van radicalisering is bij veel ouders sprake van een gevoel van schaamte. Bovendien blijken moeders vooral bindende (75%) netwerkcontacten te hebben. Dat zijn contacten uit de directe familie en kennissenkring. Zij hebben weinig losse, vrijblijvende contacten met andere gemeenschappen en maatschappelijke organisaties (Hofland 2012). Voor ouders die weinig contacten buiten de familie en kennissenkring hebben is het lastig om ontwikkelingen buiten het gezin te volgen en te begrijpen. Investeren in een gevarieerd netwerk is dan ook van grote waarde!
Ook Sieckelinck en De Winter (2015) geven als advies na onderzoek in het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Nederland om de pedagogische coalities tussen ouders, scholen en andere betrokkenen te versterken. Zij stellen: De krachten die op jongeren inwerken zijn immers vaak te groot en te complex voor individuele ouders en docenten om deze alleen te kunnen weerstaan (Sieckelinck & Winter, de 2015:9). Lady Fit heeft, vanuit haar doel als maatschappelijke sportvereniging, hier een mooie stap in gezet op de bewuste zondagmiddag.
De vrouwen van Lady Fit
Hoewel de vrouwen van Lady Fit het thema Radicalisering heel urgent vinden en er veel over nadenken en zich zorgen maken, hebben ze niet eerder in een groep zoals deze zondagmiddag over het onderwerp gepraat. Ze vinden het een belangrijk onderwerp en het is fijn samen van gedachten te wisselen. Over één ding bestaat grote overeenstemming: het antwoord op radicalisering is opvoeden tot weerbaarheid en het leren om gaan met verschillen. Verschillen in de islamitische gemeenschap en verschillen tussen mensen in de wijdere samenleving. Als moeders willen de vrouwen steeds in gesprek zijn met hun kinderen en als sportgemeenschap willen ze elkaar daarbij inspireren door er over te praten en hun gedachten te vormen. De moeders willen hun kinderen positief stimuleren en bijdragen aan het zelfvertrouwen. Met zelfvertrouwen ontwikkelen kinderen weerbaarheid. Kinderen die weerbaar zijn, kunnen hun grenzen goed aangeven. Ze durven voor zichzelf op te komen en wanneer ze dat willen steun te zoeken. De vrouwen besluiten nog eens bij elkaar te komen om met elkaar verder te spreken over een opvoeding tot weerbaarheid.
Ook interessant
- Sport ruilen voor IS Uit: Sport Knowhow XL 2016
- Sport helpt kwetsbare jongeren. Klopt die aanname? artikel 2016
- Boks het voor elkaar; Kampioen van je eigen leven voorbeeldproject 2016
- De lach, het sausje en het dak van worstelvereniging De Halter voorbeeldproject 2016
- Mattie en passie bij Boksvereniging Van ’t Hof. Voorbeeldproject 2016
- Factsheet jeugd- armoede- sport factsheet 2016
- Boks het armoedebeleid voor elkaar Uit: Sport & Gemeenten; maart 2016
Gebruikte literatuur
Bailey, R., Cope, E.J., & Pearce, G. (2013). Why do children take part in, and remain involved in sport?: a literature review and discussion of implications for sports coaches.
Beck, R & D. Dijk (2016). Boks het voor elkaar; Kampioen van je eigen leven. Ede: Kenniscentrum Sport
Crone, E. (2008). Het puberende brein. Over de ontwikkeling van de hersenen in de unieke periode van de adolescentie. Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker.
Dronkers, J. (2007). Ruggegraat van ongelijkheid. Beperkingen en mogelijkheden in ongelijke onderwijskansen te veranderen. Amsterdam: Wiairdi Beckman Stichting.
EUROSTAT, Education and Training Monitor 2014 (Volume 2: Country analysis), Brussel, European Commission.
Feddes, A.R. Nickolson, L. & B. Doosje. (2015). Triggerfactoren in het Radicaliserings-proces. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.
Haar, ter, M. (2015). Sport ruilen voor IS, SportKnowhowXL, 19 januari 2016.
Hartman, E., Greeff, J. de, Verburgh, L., Meijer, A., Fels, I.M.J. van der, Smith, J., Visscher, C. (2015). Effecten van fysieke activiteit op cognitie en de hersenen van kinderen in het primair onderwijs. Groningen: Universitair Medisch Centrum Groningen.
Hofland, H. (2012). De Pedagogische Gemeenschap in de Multi-etnische Wijk, Universiteit Utrecht/ZonMw.
Jolles, J. (2011). Ellis en het verbreinen. Over hersenen, gedrag & educatie. Neuropsych Publishers, Amsterdam – Maastricht.
Korthals, R. (2015). The Pre-Tracking Effects of Parental Background. ROA Research Memorandum, no. 2015/05, Maastricht University.
Laureus; Sport for good foundation (2011). Teenage Kicks: The value of sport in tackling youth crime.
Sieckelinck, S. & Winter, M. de (2015). Formers & families; Transitional journeys in and out of extremisms in the United Kingdom, Denmark and The Netherlands. The Hague: National Coordinator Security and Counterterrorism (NCTV).
Spaaij, R. (2011). Sport and social mobility: Crossing boundaries. New York and London: Routledge.
Yperen, T.A. van (2009). Betere ketens. In: Graas e.a. (Red.). De Wet Jeugdzorg in de dagelijkse praktijk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Wienke, D. en O. Ramadan (2011). Polarisatie en radicalisering bij jongeren. Vragen en antwoorden ten behoeve van professionals, werkzaam in eerstelijnsorganisaties en in het onderwijs; werkblad ‘Ontstaan’. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut