Ontwerpprincipes voor plinten om bewegen te stimuleren
Een lange donkere tunnel of een pad langs een lange grijze fabriekswand nodigen niet uit voor een wandeling. Ook een verlaten binnenstad of juist extreme drukte in de spits kunnen mensen weerhouden van wandelen of fietsen. Het lijkt erop dat de aanblik van gebouwen en de aangrenzende infrastructuur invloed heeft op ons beweeggedrag. In dit artikel leggen we uit hoe ‘plinten’ bijdragen aan het stimuleren van bewegen, spelen en sporten.
Wat zijn plinten?
Plinten vormen de overgangszone tussen de straat en gebouwen. De plint is dat deel van een gebouw dat op ooghoogte zichtbaar is. De begane grond is misschien maar 10% van een gebouw, maar het bepaalt 90% van de beleving op straat. Een goed ontwerp van winkels, woonhuizen en kantoorgebouwen – en met name een prettige overgang naar de straat – kan bewegen, spelen en sporten stimuleren. Want mensen zijn niet alleen rationeel (kortste weg lopen) maar hebben ook behoefte aan belevenissen. Ze willen verrast en vermaakt worden in een aangename omgeving. Open en interessante voorgevels van gebouwen stimuleren mensen om te bewegen. Naast de plint zijn ook andere elementen in de openbare ruimte van belang voor een prettige en aantrekkelijke beweegroute, zoals het ontwerp van de straat en de stoep en straatmeubilair.
Hoe dragen plinten bij aan sport, spelen en bewegen?
Om succesvol straten te ontwerpen voor sport, spelen en bewegen kun je de City at Eye Level (De Stad op Ooghoogte) methodiek inzetten. Het ontwerp en de inrichting van de plint spelen in deze benadering van de openbare ruimte een belangrijke rol (Karssenberg, e.a., 2016). De methodiek onderscheidt 5 categorieën die van essentiële waarde zijn voor het creëren van kwalitatief hoogwaardige plekken en routes. Deze zijn: walkability, wayfinding, human scale, inclusiviteit en eigenaarschap. Samen creëren deze elementen een uitnodigende stedelijke omgeving, waar mensen naartoe terug willen keren. Zie voor een nadere toelichting op deze elementen dit artikel.
Ontwerpprincipes voor plinten en contextuele elementen
Een belangrijk kader voor het ontwerp van een aantrekkelijke stad op ooghoogte luidt als volgt: start het ontwerpproces van buiten naar binnen. Van de straat, via de overgangszone, naar het gebouw. Ofwel: ‘first life, then space, then buildings’ (Karssenberg, e.a., 2016). Een goede plint functioneert alleen optimaal wanneer deze wordt ondersteund door een toegankelijke, levendige en aantrekkelijke context. We zoomen hier in op ontwerpprincipes voor de plint zelf en enkele essentiële contextuele elementen, zoals de straat en de stoep. Deze zouden onderdeel moeten zijn van elke plinten analyse en -strategieontwikkeling.
Straat
- Zorg voor een zichtbaar einde van straten.
- Accentueer elementen als paden en kruisingen en installeer plaatsaanduidingen (bijvoorbeeld wijk emblemen of ‘-logo’s).
- Voorkom dominantie van de auto en ander gemotoriseerd verkeer. Zorg wel voor goede toegang van bezorgdiensten, bewoners en bezoekers. Minimaliseer geluidsoverlast bij verkeersknooppunten door het toepassen van:
- geluidsabsorptie (bomen, struikgewas, hagen, bepaalde beeldhouwwerken)
- geluidsdiffusie (vermijden van harde en gladde materialen, gebruik van onregelmatige voorgevels)
- geluidsmaskering (maskeren van hinderend geluid door waterornamenten of fonteinen)
- Een goede straat is een serie van aantrekkelijke plekken. Een aantrekkelijke plek heeft minstens 10 goede redenen of activiteiten om er te zijn. Hoe meer activiteiten op een plek, hoe aantrekkelijker een bezoek voor mensen wordt. Maak winkelstraten aangenaam en niet langer dan 1.6 km.
- Ontwerp aparte fietspaden om winkelstraten te ontzien. Bedenk wel dat fietsers de voorkeur geven aan levendige straten.
- Voorkom een rigide scheiding tussen openbare en private ruimte. Creëer een hybride zone met een geleidelijk overgang. Zo faciliteer je plekken met een veranda-gevoel, waar ontmoeting kan plaatsvinden.
Stoep
- Zorg dat de stoep een prettige plek is om te wandelen. Denk aan wind, geluid, zon, schaduw, onderhoud. Plaats bomen voor een prettig bladerdak boven de stoep.
- De zintuigen van de mens zijn ontwikkeld zodat we op wandelsnelheid (5 km/uur) indrukken kunnen opdoen. Creëer diverse verschillende oppervlakken of bloemenperkjes waarover licht constant beweegt zodat onze ogen voortdurend worden geprikkeld.
- Probeer te bewerkstelligen dat mensen op intuïtie de weg vinden, in plaats van het opvolgen van een opeenvolging aan instructies (= wel effectief, maar niet flexibel). Een fijnmazig netwerk van stoepen geeft voetgangers meer keuzemogelijkheden. Plaats bewegwijzering naar belangrijke knooppunten (kruispunten, pleinen, haltes, etc.) die helpen bij het kiezen van de te vervolgen route.
- Verbind nieuwe plinten met bestaande looproutes, die verbonden zijn met pleinen of parken. In een levendige stadsstraat is een voetgangersstroom (dag en nacht) tussen 5 en 20 passanten per minuut per breedtemeter van het voetpad ideaal.
- Verwijder eventuele barrières die de natuurlijke route blokkeren voor voetgangers (verkeer, kanalen, afgesloten terreinen, enzovoorts).
Straatmeubilair
- Voorzie gebruikers in gemak (bijvoorbeeld bankjes) en in verrassingen (bijvoorbeeld kunstvoorwerpen). Creëer intieme ruimte voor voetgangers met prikkelend ontwerp: gedurfde design elementen, verlichting, straatmeubilair, groene bomen, artistieke details in het cement en bijvoorbeeld parklets (parklet is een (tijdelijke) verblijfsplek of groene ruimte op straat op de plek van een parkeerplaats voor auto’s).
- Stimuleer informeel gebruik van de ruimte door elementen toe te voegen die mensen kunnen gebruiken om op te zitten, of op te skateboarden of freerunnen. Maar die niet met die reden ontworpen zijn. Denk aan trappen bij de waterkant, een kunstwerk (bijvoorbeeld het Aardvarken in Arnhem), hoge randen van bloembakken of perkjes. Verplaatsbare objecten en spuitende waterelementen nodigen ook uit tot bewegen en spelen in de openbare ruimte.
- Creëer in winkelstraten toegankelijke open plinten met een veranda-gevoel, het trekt meer mensen en stimuleert de plaatselijke economie.
- Wees niet bank voor tijdelijk experiment. Placemaking kan tijdelijk zijn. Als een bepaalde interventie niet succesvol blijkt, stel dan bij en experimenteer en probeer opnieuw.
De bredere stedelijke context
- Zorg voor ontmoetingsplekken waar mensen kunnen samenkomen. Denk aan pleinen voor markten, parken, speeltuinen, playgrounds, trapveldjes, enzovoorts.
- Voeg symbolische waarden toe aan bepaalde plekken en benadruk de identiteit van de plek. Bijvoorbeeld met bijzondere gebouwen, foto’s, historische evenementen, bekende personen, kunst of accentueer historische elementen in de straat.
- Zorg dat de ruimte verdeeld is in bestemmingszones zodat gebruikers die zones snel kunnen identificeren. Accentueer elementen als ingang, uitgang, looppad en kruising.
- Verken welke symbolen een speciale betekenis hebben voor gebruikers. Denk aan lokale tradities, personen, cultureel erfgoed en geografische kenmerken (witte wieven, middelpunt van Nederland, drielandenpunt, …). Gebruik die bij plaatsaanduidingen, routes en voorzieningen.
- In woongebieden vereist een goede plint een voldoende brede stoep, gelegen aan de zonzijde, liefst langs een binnenplaats of tuin, en een oplossing voor parkeren (binnen, buiten, ondergronds). Voldoende brede stoepen geven kinderen ruimte om te spelen.
Gebouw en plint
- Zorg voor afwisseling in de plint van grote gebouwen door verschillende delen te creëren met op elke 10 meter deuren, terrassen of groene buffers.
- Zorg voor een mix aan functies in de straat: meng wonen, werken, winkelen, recreatie, onderwijs en vervoer zoveel mogelijk. Woonhuizen zorgen voor veel activiteit en sociale veiligheid in de avonduren. Kantoorgebouwen dragen beperkt bij aan actieve en veilige straten.
- Denk voor een meer plezierige ervaring tijdens het lopen aan het aanbrengen van details in facades. Prikkel het oog en oor door gebruik kleur, textuur, grootte, stijl, karakter en andere vormen van onderscheiding.
- Kleine winkels met een open voorgevel geven passanten een thuisgevoel. Dit stimuleert beweging van publieke naar private ruimte.
- Zorg bij de indeling van gebouwen dat er op de begane grond de hele dag reuring is. Functies als werkplekken, restaurants of cafés, kinderopvang, een lagere school maar ook woonruimte zijn geschikt.
- Voorkom bij woningen het gebruik van te veel glas op de begane grond, omdat deze in praktijk vaak worden gesloten met gordijnen. Bovendien zorgt een groot glazen oppervlak voor weerkaatsing van licht en geluidsversterking.
- Accentueer elementen als ingang, uitgang en een openbaar toilet. Gebruik passende informatie- en reclameborden (bijvoorbeeld geen neon).
- Gebouwen zouden minimaal zo hoog moeten zijn als de helft van de breedte van de straat. Varieer met stijl van de architectuur en creëer hoogteverschillen (> 4 meter).
Ontwerpbeleid voor plinten
De openbare ruimte moet de ruggengraat zijn van elk nieuw ontwikkelplan en niet de sluitpost. Ontwerpers voor een ‘stad op ooghoogte’ moeten het gebruik van voetgangers, menselijk gedrag en emoties centraal stellen. In grootschalige gebiedsontwikkeling zouden deze vereisten moeten worden vastgelegd in de strategie, zo zijn ze niet onderhandelbaar. Steden als New York en Seoul hebben zelfs een bonussysteem waarbij ontwikkelaars meer mogen bouwen als zij openbare plinten creëren. Nog mooier zou het zijn wanneer ze ook beloond worden als hun gebouwen beweegstimulerend zijn (zie artikel) en als ze plint-management voor de gehele straat, wijk of stad aanjagen.
Naast ontwerpprincipes, kunnen de volgende elementen helpen bij effectief plintenbeleid:
- Start met quick wins, faciliteer experiment en creëer plekken die als voorbeeld kunnen dienen en vier die successen, bijvoorbeeld in de media.
- Sta in woongebieden hybride zones toe waar bewoners hun leefomgeving persoonlijk kunnen maken met bijvoorbeeld met een tafel, stoelen en plantenbakken. Denk ook aan het Nederlandse geveltuintjesbeleid. Zulke interventies zorgen voor eigenaarschap en bieden bezoekers een een rijkere ervaring die aanzet tot beweging.
- Creëer in kantooromgevingen een diversiteit in de omgeving en voorkom lange saaie gevels van gebouwen.
Quick wins geven richting aan lange termijn beleid. Daadwerkelijke transformatie van straten vraagt echter om geduld. Het veranderen en verbeteren van plinten heeft meestal de duur van drie generaties. Maar, kleine stappen in de goede richting bieden kansen. Probeer daarmee invloed uit te oefenen. Gebruik je fantasie: een straat kan een hardlooproute (zie artikel) of een pop-up markt zijn, een park kan een sportaccommodatie of een concertlocatie zijn, een verlaten steeg kan een speelplek, een galerij of een vindplaats van een geocache zijn en braakliggende terreinen kunnen tijdelijk sportieve invulling krijgen (zie inspiratieboekje). Zo is ook een goede plint een waardevol element in het creëren van een aantrekkelijke, levendige en uitnodigende stedelijke omgeving.
Het succes van plinten wordt uiteindelijk bepaald door het dagelijkse management en onderhoud van winkels, plinten en straten. Goede programmering en organisatie is essentieel. Dit brengt ons tenslotte bij het model voor een beweegvriendelijke omgeving (BVO-Model) met hardware (ontwerp van o.a. de plint), software (interventies, campagnes, communicatie) en orgware (handhaving onderhoud, etc.). Alle onderdelen zijn belangrijk voor het beweegvriendelijk maken van een locatie zodat mensen lichamelijk actief worden of blijven.
Instrumenten
- Placemaking Europe Toolbox
- 80 Lessons for a Good City at Eye Level
- The City at Eye Level books
- Active Design: Shaping the Sidewalk Experience
- Kennisproducten beeldkwaliteiten (CROW)
Referenties:
Karssenberg, H., Laven, J., Glaser, M. & van ‘t Hoff, M. (2016). The city at eye-level. Delft: Eburon Academic Publishers.
Karssenberg, H., Laven, J & van ‘t Hoff, M. (2017). 80 lessons to a good city at eye level. Rotterdam: STIPO.