Passief slachtoffer of actieve overwinnaar?
Hoe groot is het zelforganiserend vermogen van slachtoffers van seksueel geweld in de sport? En hoe kunnen lokale sportakkoorden hier een belangrijke ondersteunende rol bij spelen?
Ontwikkelingen sinds Commissie de Vries
In Nederland komt er sinds Commissie de Vries steeds meer aandacht voor (seksueel) geweld in de sport. Zo handelt Centrum Veilige Sport Nederland steeds meer meldingen af van zaken van seksueel geweld in de sport, ontstaan er mooie maatschappelijke initiatieven zoals de activiteiten van Stichting de Stilte Verbroken van Renald Majoor en is er binnen het Nationaal Sportakkoord aandacht voor misbruik in de sport binnen het deelakkoord ‘positieve sportcultuur’. Sinds kort bestaat ook het Internationaal Onderzoeksnetwerk Geweld en Integriteit in de Sport waar onderzoekers van onder andere de Universiteit van Antwerpen, het Mulier Instituut en de Open Universiteit Nederland initiatiefnemers van zijn.
Deze ontwikkelingen laten het toe om nieuwe (preventieve) beleidspuzzels te bespreken en nieuwe maatregelen te nemen om (seksueel) geweld in de sport te voorkomen. Een van die nieuwe beleidspuzzels wil ik hier bespreken: het zelforganiserend vermogen van een slachtoffer van seksueel geweld in de sport. Dit zal ik doen aan de hand van een anonieme getuigenis. Daarbij laat ik ook zien hoe de lokale sportakkoorden het zelforganiserend vermogen van slachtoffers van seksueel geweld kunnen borgen.
Zelforganisatie van misbruikslachtoffers
Onder zelforganisatie, of zelforganiserend vermogen, versta ik: ‘de handelingen van een slachtoffer van seksueel geweld om steun te vinden bij personen die hij of zij vertrouwt om het geweld bespreekbaar te maken en support te vinden om het geweld te stoppen.’ Een slachtoffer kan bijvoorbeeld ouders, trainers, vertrouwenspersonen, bestuursleden of zelfs docenten benaderen om het geweld te stoppen. Nog te vaak wordt in de literatuur of in beleidsvoorstellen ‘het slachtoffer’ gezien als een passieveling, die de hulp van een ander persoon of instanties nodig heeft om uit de benaderde situatie te komen.
Ik wil hier niet ontkennen dat een slachtoffer hulp van anderen nodig heeft om seksueel geweld in de sport te stoppen, maar er bestaat vaak weinig aandacht voor de activiteiten die een slachtoffer zelf onderneemt of verbindingen die het slachtoffer zelf aangaat om het geweld te laten stoppen. Dit leidt vaak tot allerlei goedbedoelde initiatieven van sportstakeholders, die geen aansluiting vinden bij de belevingswereld van het slachtoffer of de situatie waarin het slachtoffer zich bevindt. Graag ga ik nader op deze mismatch in door de getuigenis van misbruikoverwinnaar Seger hier te bespreken. Seger is een alias om zo de anonimiteit van de getuigenis te garanderen.
Hoe Seger zelfstandig zocht naar een oplossing
Seger was als pupil slachtoffer van seksueel geweld door teamgenoten. Iedere dinsdag en donderdag na de training was het raak. Een groep van zes teamgenoten maakte Seger mikpunt van pesterijen en ongewenst seksueel contact. In eerste instantie probeerde hij het zelf op te lossen. Bijvoorbeeld door thuis extra lang over zijn huiswerk te doen zodat hij een training kon overslaan of door zijn douchespullen te vergeten zodat hij na de training gelijk naar huis kon. Dit had als consequentie dat hij regelmatig niet in de startopstelling van de wedstrijd op zaterdag stond, de spaarpot voor het teamuitje moest vullen met 1 euro per vergeten kledingitem, of een donderpreek kreeg van de trainer hoe hij door niet te komen trainen de teamgeest van het team ondermijnde. Voor een oplettende ouder of trainer hadden dit de eerste signalen kunnen zijn dat er iets speelde en hier met Seger het gesprek over aan te gaan. Maar de vraag aan Seger bleef uit.
Na drie maanden verzamelde Seger de moed om een ‘volwassene’ aan te spreken over het seksueel geweld. Op de website van de sportvereniging was geen telefoonnummer of emailadres te vinden. Als dit wel aanwezig zou zijn geweest, heerste bij Seger nog de twijfel of bestuursleden of een vertrouwenspersoon hem zouden geloven. Dit maakte de situatie heel lastig om te bespreken. Seger besloot daarom om buiten de sportvereniging hulp te zoeken bij een docent op school. Zes gesprekken volgde. Tot de dag van vandaag weet Seger niet of de docent hier een dossier van heeft aangelegd. Na zes gesprekken was de docent opeens verdwenen. Een maand later bleek zij overleden. De docent was terminaal ziek en had dit nooit met Seger besproken. De enige steun voor Seger viel daarmee weg.
Gelukkig werd kort daarna het dagboek van Seger gevonden door zijn ouders. De ouders gingen met het verenigingsbestuur het gesprek aan om te komen tot een oplossing. De reflex van de club was om het voorval niet gelijk wijd te verkondigen; een gesprek tussen Seger en zijn teamgenoten zou de zaak wel oplossen. Drie weken later sportte hij weer in een onveilige sportomgeving. Dit keer zonder geweld, maar wel totaal genegeerd door zijn teamgenoten. Seger kan nu wel opener spreken over wat hem is overkomen, maar hij vraagt zich nog dagelijks af hoe snel het geweld opgelost had kunnen worden als hij zelf anders had gereageerd of als iemand in de ‘keten’ zijn hulpsignalen sneller had opgevangen.
Lokale sportakkoorden als instrument om slachtoffers te ondersteunen
De getuigenis van Seger laat zien dat er tijdens de periode van seksueel geweld mogelijkheden bestonden en toenaderingspogingen werden gedaan door Seger om het geweld te laten stoppen. Seger was bewust van het netwerk van mensen om zich heen, maar woog ook rationeel af bij wie hij het beste terecht kon met zijn problemen. Naar de trainer stappen was lastig, hij durfde het uit schaamte niet met zijn ouders te bespreken, de vereniging had geen duidelijke richtlijnen of procedures opgesteld en tussen de sportvereniging en de school was er nauwelijks contact. Als er duidelijk naar clubleden was gecommuniceerd bij wie in de vereniging zij hun verhaal kwijt konden of als er meer samenwerkingen bestonden tussen scholen en sportverenigingen, had het geweld misschien niet zo lang hoeven duren.
De lokale sportakkoorden bieden momenteel hét ideale instrument om aandacht voor het zelforganiserend vermogen van slachtoffers meer te borgen en te ondersteunen. De lokale sportakkoorden volgen uit het Nationaal Sportakkoord dat in 2018 werd getekend. Een van de ambities waarop het ministerie van VWS de komende jaren vooruitgang wil boeken is ‘positieve sportcultuur’. Binnen dit thema wordt er onder andere gestreefd naar een sportsituatie waarin leuk, veilig en zorgeloos sporten voorop staat. Om deze ambitie te realiseren worden sport- en beweegaanbieders, gemeenten en andere (potentiële) partners op lokaal niveau uitgedaagd hieraan uitvoering geven.
Lokale partijen kunnen deze handschoen oppakken door bijvoorbeeld te kijken naar nieuwe samenwerkingsverbanden die niet vanzelfsprekend zijn, met daarbij als doel hoe seksueel geweld in de sport en de impact daarvan op een slachtoffer beter gesignaleerd kan worden. Daarnaast kunnen deze samenwerkingsverbanden op lokaal niveau gebruikt worden om sportverenigingen van elkaar te laten leren om een veilig sportklimaat op de club te garanderen.
Hoe nu verder?
Dit zal niet in één dag gerealiseerd zijn. Het ontbreekt ons vaak ook aan kennis en bewijs wat een effectieve strategie is om op tijd hulp te bieden aan slachtoffers van seksueel geweld in de sport. Er zal meer (beleids)onderzoek moeten komen naar hoe slachtoffers van seksueel geweld zelf geprobeerd hebben steun en hulp te vinden. Dit is ook een oproep die Stevens en Vertommen (2020) pasgeleden hebben gedaan. Deze getuigenissen kunnen meer inzichten verschaffen in de hulpketen van seksueel geweld en hoe deze nog beter te organiseren is dichterbij slachtoffers van seksueel geweld.
In lokale sportakkoorden zal ook expliciete aandacht moeten komen voor waar individuele sportverenigingen tegenaan lopen om een duidelijk beleid ten aanzien van een veilig sportklimaat te garanderen. Verder moet er ingezet worden op ‘lerende’ sportverenigingen, die stap voor stap beter in staat zijn om een veiligere meldcultuur op de club te organiseren. De lokale sportakkoorden laten het verder toe om op lokaal niveau samenwerkingen tussen scholen, sportverenigingen en andere partijen op te zetten om eerder verontrustende signalen bij jongeren op te pikken. Dit alles kan ertoe leiden dat seksueel geweld in de sport minder lang verborgen blijft.