Spring naar content

Praktijkvoorbeeld armoedebeleid gemeenten: Ede, Arnhem en Lelystad

Kinderen kunnen door armoede soms niet meedoen aan sport en bewegen. Verschillende gemeenten proberen daar iets aan te doen, door hun lokale aanpak met betrekking tot armoederegelingen optimaliseren. In deze artikelenreeks delen we vier praktijkvoorbeelden, achtergrondinformatie en inspiratie voor beleidsmedewerkers. In dit artikel voorbeelden uit: Ede, Arnhem en Lelystad.

Ede: aandacht voor ouders én kinderen

“Ede heeft al jaren een heel sociale gemeenteraad waarbij omkijken naar elkaar hoog in het vaandel staat”, zegt Anita Haalboom-Scholten, beleidsadviseur armoede en schuld. Gemeente Ede hanteert een ruime norm om mee te doen aan de regelingen. Namelijk een inkomen onder 130% van het sociaal minimum, zodat elk gezinslid mee kan doen op hetzelfde niveau.

“Gebruikers van de Voedselbank of schulddienstverlening hebben altijd recht op regelingen voor kinderen, ongeacht hun inkomen. De gemeente biedt deze regeling ook aan voor de ouders. Zij kunnen dan bijvoorbeeld ook met hun kind naar het zwembad gaan. Samen sporten is leuk”, legt Anita uit. Het is een win-win situatie, want de ouder beweegt en doet (nieuwe) ervaring op én de ouder kan een rolmodel voor het kind zijn. De cijfers in Ede van het gebruik van kinderen van 6-17 jaar die meedoen is de afgelopen drie jaar vrij constant en schommelt tussen de 1.000 en 1.100. “De cijfers van 2020 zijn nog niet beschikbaar. Maar wat opvalt is dat het gebruik achterblijft in verband met corona”, vertelt Anita.

Arnhem: behoeftes van het kind centraal

John Sietinga, bestuursadviseur Sociaal Domein, werkt bij de gemeente Arnhem. Een gemeente die relatief veel armoede kent en vol inzet op het doorbreken van generatiearmoede. John: “Het is niet alleen geldgebrek, maar ouders van kinderen die arm opgroeien ervaren vaak veel stress en kunnen hun kinderen daardoor minder goed begeleiden. Wij hebben daarom naast de Gelrepas voor mensen met een laag inkomen, ook regelingen om armoede vroegtijdig op te sporen en mensen en kinderen in deze positie te ondersteunen.”

John noemt een voorbeeld: “Het project ‘Kansrijk Opgroeien’ bijvoorbeeld zet niet de aanwezige faciliteiten zoals speelveldjes in de directe omgeving centraal. Maar het project zet het kínd en zijn behoeftes centraal.”

Arnhem: gebruik kortingspas valt tegen

Arnhem heeft de doelgroep goed in beeld: 80 tot 90% van hen heeft de Gelrepas. Het percentage dat er daadwerkelijk gebruik van maakt, valt echter tegen en omvat zo’n 20 tot 30%. Dit zijn vooral kinderen en jongeren. “We zijn voornemens de Gelrepas anders vorm te geven. Hierbij hebben we gekeken naar de U-pas van Utrecht”, zegt John. Matthijs Kleij, bestuursadviseur Sport & Gezondheid Arnhem.

“Het is een lange weg te gaan om iedereen te bereiken die we willen bereiken, maar ik zie gelukkig dat we steeds meer inzetten en coachen op een gezonde leefstijl. Zo gaan leefstijlcoaches van het Sportbedrijf aan de slag met volwassenen met een slechte leefstijl en samen met sportscholen draaien we programma’s die zich richten op inwoners met een lager inkomen en een ongezonde leefstijl.”

Ede: website in plaats van pas

Ede keek naar de stimulatie en ondersteuning van de (potentiële) gebruikers van een kortingsregeling. Anita: “Uit gebruikersonderzoek kwam naar voren dat gebruikers zich schamen voor hun armoede. Daarom kozen we voor een website, waarin het aanbod van de activiteiten opgenomen staan, in plaats van een kortingspas. Zo kunnen gebruikers online kiezen voor een activiteit en rechtstreeks aan de vereniging betalen. Op het moment dat de kinderen dan naar de sport-en beweegaanbieder toegaan, zie je aan niets dat zij vanuit hun kwetsbare positie ondersteund zijn om deel te kunnen nemen.

Voor elke euro die je in sport steekt, bespaar je uiteindelijk € 2,5

Marcel van Dongen, voorzitter van het Jeugdfonds Sport & Cultuur Flevoland

Lelystad: inzet Plustijd en vakdocenten lichamelijke opvoeding

In Lelystad doen inmiddels zo’n 150 leerlingen (groep 5 t/m 7) van 15 basisscholen preventief mee aan het project ‘Plustijd’. Dat project wil het zelfvertrouwen, de motivatie en perspectief van basisschoolleerlingen vergroten. Plustijd docenten werken op niet-schoolse wijze met kleine groepjes leerlingen. “De kinderen zien dit als een leuk extraatje en ervaren het niet als een ‘stempel van armoede’. Dit komt mede door de positieve beeldvorming rondom dit soort projecten”, aldus Jette Middelkamp, beleidsmedewerker sociaal domein Lelystad.

Marcel van Dongen, voorzitter van het Jeugdfonds Sport & Cultuur Flevoland, herkent dit. Hij voegt toe: “Naast Plustijd leggen ook vakdocenten lichamelijke opvoeding contact met deze kinderen, als zij problemen signaleren. Denk aan een kind dat een motorische achterstand heeft, of zich schaamt vanwege het opgroeien in armoede. Deze vakdocenten gaan in een zelfde soort opzet als Plustijd aanvullend aan de slag met deze groep. Doel is hun sport- en beweegvaardigheden te vergroten en te kijken welke sport ze leuk vinden en wat er voor nodig is om belemmeringen weg te nemen.

Horizonverbreding voor de kinderen

Als Plustijd docenten of vakdocenten merken dat er sprake is van armoede bij kinderen, kunnen zij wijzen op de mogelijkheden voor ondersteuning. Bijvoorbeeld door het Jeugdfonds Sport en Cultuur. Jette beaamt dat: “De gemeente ziet de Plustijd voor cognitieve en lichamelijke ontwikkeling als horizonverbreding voor deze kinderen. We vinden het daarom erg belangrijk om hierin te investeren.”

Marcel vertelt: “Wij bereiken zo’n 60 tot 70% van de doelgroep. De laatste jaren ligt het gemiddeld aantal kinderen en jongeren dat deelneemt per jaar rond de 1.000. In een verhouding van 80% voor sport en 20% voor het cultuuraanbod. Onze doelgroep, gebaseerd op de sociale kaart van Lelystad, beslaat ongeveer 1.400 kinderen en jongeren. En ook volwassenen: de ouders van deze kinderen. Want ouders kunnen hun kinderen stimuleren om te blijven deelnemen aan sport en bewegen.”

Marcel besluit: “De uitdaging zit ‘m in het bereiken van die overige 30 tot 40%.” Loek Kuijpers, coördinator Jeugdfonds Sport & Cultuur Flevoland, haakt hierop in: “Schaamte speelt een belangrijke rol bij de doelgroep om wel of niet deel te nemen. Maar sinds 2017 hoeven gebruikers geen pasje meer te laten zien, waardoor het niet meer zichtbaar is dat kinderen met hulp van buiten deelnemen. Daardoor is de participatie groter geworden.”

Arnhem: rol van team Leefomgeving

Arnhem heeft een breed aanbod en geeft de uitvoeringspartners in de wijken veel verantwoordelijkheid en zeggingskracht. Bestuursadviseur John: “Arnhem is verdeeld in 8 wijken en elke wijk kent een team Leefomgeving. Een team telt zo’n vier wijkmanagers die niet vanuit het stadhuis, maar vanuit de wijk opereren. Samen met de bewoners maken zij de wijk leefbaarder. Zo krijgen bewoners meer invloed op wat er in de wijk gebeurt en waar de prioriteiten gelegd worden.”

“De teams Leefomgeving houden zich bezig met voorzieningen op wijk- en buurtniveau. En de sociale wijkteams zijn er voor individuele (zorg)vragen”, aldus John. “Beide teams werken nauw samen in de wijk waar ze actief zijn en stemmen met ons af. Wat leeft er bijvoorbeeld in de wijk en wat hebben de bewoners nodig?” Matthijs vult aan: “De teams Leefomgeving zijn ook verantwoordelijk voor de budgetten van de wijk. De bewoners krijgen zo meer invloed op wat er in de wijk gedaan wordt.” Waarop John zegt: “De teams leefomgeving in de wijk zijn de ogen en de oren in de wijk.”

Faciliteer ouders om een voorbeeld voor hun kind te zijn

Anita

Lelystad: rol intermediairs Jeugdfonds

In Lelystad zijn de sociale wijkteams goed op de hoogte van de voorzieningen, zodat zij bijvoorbeeld naar het Jeugdfonds Sport en Cultuur kunnen verwijzen. Als het gaat om dat fonds werken de wijkteams met intermediairs door de hele stad, om zoveel mogelijk ingangen tot de doelgroep te hebben, zo vertelt Jette. “Lelystad heeft bijna 400 intermediairs van het Jeugdfonds Sport en Cultuur. Dat is een enorm netwerk van professionals zoals vakdocenten, interne begeleiders, kind- en jongerenwerkers (welzijn) en sporttrainers. Die zijn betrokken zijn bij opvoeding, begeleiding of scholing van een kind.”

Marcel voegt toe: “De intermediairs kennen de problemen van onze pioniersstad: Lelystad heeft een grote diversiteit aan inwoners en daarbij kent de stad een grote groep met lage inkomens. Daarom is het essentieel dat we zoveel aanbieden op het gebied van sport en cultuur, want daar wordt het eerst op bezuinigd door ouders!” Loek voorziet een groeiende groep kinderen die door de gevolgen van corona ook te maken krijgen met armoede. Hij is ervan overtuigd dat de intermediairs een groot deel van deze groep proactief weten te bereiken.

Integrale aanpak beleidsterreinen

Uit onderzoek van Bureau Bartels blijkt dat veel gemeenten een integrale aanpak bepleiten om armoede tegen te gaan. Maar ook dat de praktijk vaak weerbarstiger blijkt. Armoede gaat de grenzen over van veel verschillende beleidsterreinen. Dat maakt de (financiële) afstemming complex. Ook in de uitvoering van beleid blijft dit een aandachtspunt. Verschillende beleidsdomeinen kennen namelijk vaak verschillende werkwijzen.

De gemeente Ede heeft daarom een huiskamer waar de diverse beleidsmedewerkers elkaar ontmoeten en overleggen. In Arnhem weten John en Matthijs elkaar makkelijk te vinden, maar gaan ze nu een stap verder: “Wil je armoede echt doorbreken, dan moet het armoedebeleid van de hele organisatie zijn: onderwijs, sport, welzijn, werk en inkomen, woningbeleid…”, aldus John.

De gemeente Lelystad is een schoolvoorbeeld van integrale aanpak op verschillende domeinen en onderschrijft dit belang door geld en tijd beschikbaar te stellen. Er wordt ook financieel over schotten heen gekeken: “Binnen het armoedebeleid besteden wij onder meer geld aan onderwijsachterstanden, gezondheidsachterstanden, sport en laaggeletterdheid,” zegt Jette. Er is tijd om te netwerken en er worden koffieochtenden met alle partijen rondom kwetsbare jongeren georganiseerd. Ze vervolgt: ”Er is weinig hiërarchie en organisaties staan open voor contact. Bovendien hebben we ook korte lijntjes naar verschillende lokale partijen zoals de fondsen, scholen, Sportbedrijf en Humanitas.”

Monitoring en reflectie

Veel gemeenten vinden het lastig om de impact van hun beleid in kaart te brengen. In 2017 deed slechts 17% van 303 ondervraagde gemeenten dit. Veel gemeenten voeren wel jaarlijks een armoedemonitor uit. In Lelystad is bij de uitvoering duidelijk een splitsing tussen bereik van kinderen en volwassenen aangebracht en zij benut deze gegevens voor haar beleidsplannen. In hun nota Armoedebeleid en Schuldhulpverlening 2019-2022 – die in samenspraak met inwoners en partners uit het werkveld tot stand kwam – staat dat 15,4% van de Lelystadse kinderen in armoede opgroeit. De gemeente onderzoekt hoe de financiële ondersteuning nog beter kan worden ingezet om adequater (beginnende) problemen op te vangen.

Want ook Lelystad verwacht groei in de bijstand en meer armoede door de coronacrisis. Jette: “Het is nu zaak om mensen proactief te benaderen door de drempels naar financiële ondersteuning nog meer te verlagen, door financiële spreekuren in alle wijken en door hulpverleners met vroegsignalering aan de slag te laten gaan.” Marcel vult aan: “De preventieve kant moet vanuit de beleidskant meer benadrukt worden. Want onderzoek wijst uit dat voor elke euro die je in sport steekt je uiteindelijk € 2,5 bespaart aan kosten, bijvoorbeeld op gezondheid.” En hij besluit: “De participatiegraad van sport en cultuur moet omhoog, zowel voor jong als oud! En wij willen dit realiseren voor de inwoners van de stad uit passie en betrokkenheid.”

Tips voor andere gemeenten

  • Ontwerp specifiek beleid ten behoeve van armoede onder kinderen, waarin je samenwerking tussen verschillende beleidsafdelingen stimuleert.
  • Borg duurzame participatie van ervaringsdeskundigen en betrek de input van kinderen en jongeren bij de invulling van het beleid.
  • Werk samen met maatschappelijke organisaties en hulporganisaties, particulieren, kerken, moskee en onderwijs.
  • Zorg voor diversiteit en aantrekkelijkheid van (het pakket aan) kindvoorzieningen.
  • Sluit aan bij de wensen en behoefte van de uiteindelijke doelgroep.
  • Zorg voor goede, toegankelijke informatie over de regelingen via diverse kanalen (houd daarbij onder andere rekening met laaggeletterdheid. Bekijk hiervoor de de tipkaart Laaggeletterdheid in de sport).
  • Maak aanvraagprocedures eenvoudig en laagdrempelig.
  • Verhoog het aantal intermediairs in je stad en zorg als gemeente dat je fondsen geen geldproblemen krijgen.
  • Houd contact met andere beleidsterreinen dan het jouwe. Blijf ook in gesprek met de belanghebbende partijen in je stad.
  • Faciliteer je sport- en beweegaanbieders met kennis en vaardigheden om de doelgroep een plek te geven in het aanbod, de organisatie en/of de vereniging zelf.
  • Zorg voor draagvlak op beleids- en op bestuurlijk niveau. In Lelystad staat iedereen, van laag tot hoog, achter de diverse fondsen.

Meer lezen?

Meer weten?

Neem contact op met Laura Butselaar, Jamilla Vervoort of Annemiek Haak.