Resultaten programma Meedoen met Sport
Kinderen met motorische ontwikkelingsstoornissen hebben vaak moeite met het leren van alledaagse taken. Meedoen aan sport is voor deze kinderen niet vanzelfsprekend. De afgelopen jaren heeft vanuit de Radboud Universiteit Nijmegen het programma Meedoen met een motorische beperking: Training en coaching op maat (Meedoen met Sport) gedraaid. De ambitie: professionals handvatten bieden om kinderen met een motorische beperking met plezier en succes mee te laten doen aan sport en bewegen. We delen de belangrijkste resultaten.
Binnen Meedoen met Sport is veel kennis opgedaan over impliciet en expliciet leren in relatie tot sport en bewegen. Ook zijn tal van producten ontwikkeld en geïmplementeerd. Van groot belang daarbij was telkens dat onderzoeken zo goed mogelijk aansloten op de praktijk, zodat de opgedane kennis daadwerkelijk kon worden toegepast in diezelfde praktijk. De producten die zijn opgeleverd, hebben daarmee zowel wetenschappelijke, als praktische waarde. Een belangrijk eindproduct is het handboek ‘Iedereen Sport op Maat’, daarover later meer.
Impliciet leren als uitgangspunt
In het geven van instructies kun je onderscheid maken tussen impliciet en expliciet leren. Expliciet leren zet – vaak gedetailleerde – instructies en feedback in om kinderen kennis te laten verwerven over de optimale bewegingsuitvoering. Een voorbeeld voor de vrije worp in het basketbal: “Houd je elleboog in een hoek van 90 graden, strek je arm volledig uit en klap je hand naar voren zodat je de bal een ‘back spin’ mee geeft”. Ook trial and error kan expliciet leren bewerkstelligen, omdat het maken van fouten de leerling kan aanzetten om na te denken over hoe de beweging correct uitgevoerd kan worden. Ook dit vergroot dus de bewuste kennis over de beweging.
Impliciet leren wordt gedefinieerd als het leren van een vaardigheid zonder bewuste kennis op te doen over de regels en feiten van de bewegingsuitvoering. Impliciet leren is: leren door te doen, zonder bewust te worden hoe het moet. Een voorbeeld is analogie leren. Wanneer de docent tijdens het aanleren van het basketbalschot instrueert “doe alsof je een koekje pakt van de bovenste plank”, dan leert het kind zijn elleboog uit te strekken en zijn hand naar voren te klappen, zonder dat expliciet wordt gemaakt hoe deze complexe beweging werkt. Er wordt dan ook geen gedetailleerde te verwoorden kennis over die beweging opgebouwd. Impliciet en expliciet leren onderscheiden zich dus door de mate waarin de leerling nadenkt tijdens het leren en bewuste kennis opdoet over de juiste bewegingsuitvoering.
Doordat er bij impliciet leren minder bewuste kennis wordt opgedaan, wordt er ook een kleiner beroep gedaan op het werkgeheugen om al deze kennis op te bouwen, te gebruiken, en te onthouden. Juist hierdoor is de verwachting dat deze methode effectief kan zijn voor kinderen met een motorische beperking of achterstand, omdat zij naast hun motorische problemen ook vaak een beperkte werkgeheugencapaciteit hebben.
Methoden van expliciet leren
We zijn op basis van deze wetenschap gestart met de ontwikkeling van een praktisch bruikbare classificatie van impliciete en expliciete leermethoden. Het ontwikkelen van het classificatiesysteem voor impliciete en expliciete leermethoden vond plaats in drie elkaar opeenvolgende fasen. In de eerste fase is een overzicht gemaakt van de methodes die professionals in de praktijk aangeven in te zetten wanneer zij kinderen met een motorische beperking sportvaardigheden aanleren. Vervolgens is nagegaan of het ontwikkelde overzicht met categorieën nog verder aangevuld of aangepast moest worden vanuit bestaande wetenschappelijke en theoretische inzichten (inhoudsvaliditeit). Tot slot werden binnen de onderzoekgroep van Meedoen met Sport meerdere discussie-/consensusbijeenkomsten gehouden, en de laatste aanpassingen in (sub)categorieën en formuleringen gemaakt. De ontwikkelde classificatie heeft de basis gevormd voor het verdere verloop van ons project.
Koppeling onderzoek en praktijk
Onze onderzoeksresultaten laten zien dat impliciet leren voor kinderen met motorische ontwikkelingsstoornissen een effectieve methode kan zijn om de motoriek te verbeteren. Zo bleek onder andere dat kinderen met Cerebrale Parese het meeste vooruit gingen in een mik spelletje wanneer ze tijdens het oefenen weinig fouten maakten. Dit lijkt dus een meer impliciete manier van leren. Het werkgeheugen speelde echter geen rol bij het verbeteren van de vaardigheden. Om inzicht te krijgen in de neurofysiologische mechanismen van impliciet en expliciet leren is een experiment uitgevoerd met de EEG-methode. Om het belang van het werkgeheugen in motorisch leren beter te begrijpen wordt vervolgonderzoek uitgevoerd met Australische collega’s. Door veldonderzoek met video-observaties is onderzocht op welke manier in het bewegingsonderwijs invulling wordt gegeven aan impliciet en expliciet leren en instrueren. Het bleek dat primair een expliciete manier van instrueren wordt toegepast. Het contact met vakleerkrachten en trainers bleek van grote waarde voor ons project. Zij hebben hun ervaring gedeeld in het werken met de doelgroep en over bruikbaarheid van de verschillende impliciete en expliciete leermethodes. In samenwerking met deze groep is zo een handboek ontwikkeld waarin voorbeelden van impliciete en expliciete leervormen worden beschreven.
Handboek als belangrijk eindresultaat
In de periode 2013-2016 is vanuit ‘Meedoen met Sport’ een eerste versie van een handboek ontwikkeld met daarin voorbeelden hoe oefeningen tijdens sport- en beweegactiviteiten op een impliciete manier aangeleerd kunnen worden. Het ontwikkelde handboek is in die periode getest op de bruikbaarheid voor gymdocenten in het speciaal onderwijs en er is gekeken of er inderdaad meer op impliciet leren wordt ingezet wanneer docenten dit handboek hebben ontvangen.
De ervaringen van de docenten met het handboek waren erg positief. Het maakte ze onder andere meer bewust van de verschillende opties die ze hebben bij het opzetten en uitvoeren van activiteiten. Wat ontbrak was een antwoord op de vraag of de kinderen zélf ook positief zijn over de gebruikte methoden en of ze daadwerkelijk beter kunnen participeren tijdens de gymles. Door ons FNO-project hebben we de kans gekregen om ons handboek met leermethoden voor het speciaal (en regulier) onderwijs verder door te ontwikkelen. Dit project kan daarmee als implementatietraject worden gezien van Meedoen met Sport.

De nieuwe versie van het handboek is in september 2017 afgerond. Het is een handboek geworden vol activiteiten en mediakaarten die ook geschikt zijn voor de kinderen zelf. Het handboek vormt de basis voor de mediakaarten. Dit zijn kaarten met illustraties van de oefeningen die de kinderen kunnen gebruiken als voorbeeld en geheugensteuntje van wat ze moeten doen. Ons doel is met behulp van dit handboek en de mediakaarten de beweegmogelijkheden van deze kinderen te vergroten zodat ze beter kunnen deelnemen tijdens de gymles, aan sportspellen en bij sporttrainingen. We hopen de komende jaren onderzoek te kunnen blijven doen naar onder andere het gebruik van ons handboek en zo bij te kunnen dragen aan de ontwikkeling van een sportklimaat waarin ieder kind kan meedoen met sport.
Voor de uitvoering van het programma is een subsidie verkregen bij NWO (Onderzoeksprogramma Sport). Meedoen met sport is uitgevoerd door een grote groep samenwerkende organisaties vanuit uiteenlopende perspectieven (sport-onderwijs-revalidatie / onderzoek-praktijk-beleid).
Het programma is opgebouwd uit drie onderdelen: twee onderzoekslijnen (zogenoemde Work Packages – WP) en een Valorisatie- en OntwikkelLab (VOL). In WP1 is vanuit wetenschappelijke inzichten de effectiviteit van impliciet en expliciet leren getoetst. WP2 heeft zich gericht op de methodes die momenteel worden ingezet in sport en bewegingsonderwijs en hoe wij deze professionals kunnen ondersteunen om meer training en coaching op maat toe te passen. Het terugkoppelen aan de praktijk en het valoriseren van de kennis die in WP1 en WP2 wordt opgedaan vindt plaats vanuit het VOL.