Sportbranche groeit en verandert: eindelijk alles in één overzicht
De behoeften van Nederlandse sporters veranderen door de toegenomen welvaart en het gebrek aan tijd. Sporters willen meer ongebonden sporten. In de afgelopen jaren is de sportbranche groter en diverser geworden, maar is het genoeg? Het 1e Brancherapport Sport geeft inzicht in deze trends.
Het langverwachte rapport van KPMG, opgesteld in opdracht van de Nederlandse Sportraad, dient als basis voor een advies dat de raad medio 2020 zal uitbrengen. Minister Bruno Bruins heeft de NLsportraad gevraagd om in dit advies een aantal scenario’s te schetsen voor een duurzame, toekomstbestendige organisatie en financiering van de sport. De achterliggende vraag is daarbij natuurlijk: aan welke knoppen kun je draaien om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk Nederlanders kunnen (blijven) sporten en bewegen waar, wanneer en hoe ze maar willen?
Door nu een ‘foto’ te maken van hoe op dit moment de sport is georganiseerd en gefinancierd, creëert de NLsportraad een gezamenlijk objectief uitgangspunt voor de scenario’s voor een ‘gezonde’ sportsector. Dat is geleverd met dit Brancherapport Sport.
KPMG baseert zich in het Brancherapport Sport op vele bestaande onderzoeken en analyses van beschikbare data van bijvoorbeeld CBS, RIVM en SCP en interviews met betrokkenen. Ook Kenniscentrum Sport is hierbij betrokken geweest in expertmeetings. Het rapport richt zich op de breedtesport als vrijetijdsbesteding en de ondersteunde topsport. Buiten het onderzoek vallende commerciële topsport, topsportevenementen en sport in de zorg of het onderwijs.
Al met al geeft dit rapport een breed overzicht van (nagenoeg) de hele Nederlandse sector van sport en bewegen anno 2019. Voor het eerst is de sportbranche zo gedetailleerd in beeld gebracht (ook letterlijk in beeld, met veel verklarende grafieken en infographics). Kenniscentrum Sport geeft een inkijkje, aan de hand van een aantal thema’s uit het 170 pagina’s tellende rapport:
- hoe vaak sporten Nederlanders?
- waar sporten Nederlanders?
- hoe verschuift het sportaanbod en de deelname?
- hoe presteert de Nederlandse topsport?
- hoe kijken Nederlanders naar sport?
- hoe stroomt het geld in de sportbranche?
- hoe is de sport georganiseerd?
1: Hoe vaak sporten Nederlanders?
8,8 Miljoen Nederlanders (meer dan de helft van de bevolking) sport minimaal een keer per week, het aandeel sportende Nederlanders is de afgelopen jaren stabiel. 15% van de Nederlanders sport zelfs meer dan 4 x per week. 24% van de Nederlanders sport nooit. Mensen die niet sporten, doen dat met name omdat ze geen tijd daarvoor hebben, zichzelf niet gezond voelen of omdat ze familie of hobby’s belangrijker vinden.
Het aandeel sporters van 65 jaar of ouder groeit sterk, deels omdat de bevolking veroudert, maar ook omdat relatief meer 65+ers gaan sporten of bewegen. Jongeren beneden de 20 jaar daarentegen zijn de afgelopen 10 jaar juist minder gaan sporten, vermoedelijk door onder andere de populariteit van games, social media en andere oorzaken.
2: Waar sporten Nederlanders?
KPMG beschrijft de drie belangrijke segmenten waarin Nederlanders sporten: de georganiseerde ledensport (sportverenigingen en -bonden), de anders-georganiseerde, veelal commerciële sportsector en de ongeorganiseerde sport (sporters die zonder lidmaatschap of abonnement sporten).
De 12% sporters die sporten in niet-openbaar sportverband, bijvoorbeeld bedrijfssport, zorgsport of onderwijsgerelateerde sport-uren, zijn buiten beschouwing gelaten . In onderstaande grafiek is hier wel een onderverdeling van te zien.
De ongeorganiseerde sport is veruit de grootste sector, met 8,2 miljoen sporters in totaal, die vooral gebruik maken van openbare faciliteiten zoals parken en bossen, of thuis aan sport doen. In totaal staan voor hen 11.000 km wandelpaden, 37.000 km fietspaden en 36.000 hectare recreatiegebied ter beschikking.
De anders-georganiseerde sport telt 6.600 sportondernemingen (denk aan fitness, zwembaden, dansscholen, maneges): 6,3 miljoen sporters maken hiervan gebruik. Gezondheid, fitheid en afvallen zijn voor de anders-georganiseerde sporters belangrijke motivaties om te komen sporten.
De georganiseerde ledensport telt 28.000 sportverenigingen, waarvan 23.000 zijn aangesloten bij een sportbond. Samen hebben deze 5,2 miljoen aangesloten leden. Deze sporters komen naast hun sportieve motivatie ook vanwege gezondheidsoverwegingen en voor de gezelligheid, in iets mindere mate voor sportprestaties.
30 Procent van de sportende Nederlanders combineert een of meer van de drie vormen en kan dus zowel ongeorganiseerd, georganiseerd en/of anders-georganiseerd sporten.
3: Hoe verschuift het sportaanbod en de deelname?
Het aantal leden van alle sportverenigingen is de afgelopen tien jaar stabiel tot licht dalend, dit ondanks meer diversiteit en nieuwe toetreders (bijvoorbeeld 600.000 sportvissers die sinds 2014 worden meegeteld). Tussen de sportbonden zijn grote onderlinge verschillen in de ontwikkeling van ledentallen. Bonden die sportaanbod bieden dat voor ouderen geschikt is, zoals golf, wandelen en zwemmen, zien de laatste jaren ledengroei, maar ook triatlon is een populaire groeier. Bonden voor racketsporten (tennis, squash en badminton), maar ook voor de wintersporten en paardensport zien juist afnemende ledenaantallen.
Bij anders-georganiseerde sport vallen meteen de drie miljoen sporters op die zijn aangesloten bij een fitnessorganisatie, dat daarmee veruit de grootste tak van sport is. Sinds 2013 stabiliseert hun aantal na een lange periode van onstuimige groei. Groeiend zijn in deze sector zijn ook relatieve nieuwkomers die in groepsverband worden aangeboden zoals bootcamp, yoga en kickboksen. Vier van de tien populairste sporten worden inmiddels aangeboden door ondernemende sportaanbieders.
De ongeorganiseerde sport ziet vooral een toename van wandelaars in de openbare ruimte. Er komt hier ook meer aandacht voor mentale gezondheid en ontstressen. Door de populariteit van wandelen en fietsen pakken ook de bonden die deze sporten aanbieden een graantje mee in ledengroei. De groep ‘ongeorganiseerde’ sporters is – de naam zegt het al – niet landelijk georganiseerd en heeft dus ook geen structurele stem of vertegenwoordiging bij sportbeleid.
4: Hoe presteert de Nederlandse topsport?
De ambitie van NOC*NSF en de sportbonden om bij de tien beste sportlanden ter wereld te horen, is terug te zien in de cijfers. De financiële bijdragen aan topsport vanuit VWS zijn in tien jaar gegroeid, er is sinds 2013 meer focus (minder programma’s betekende ook meer geld naar acht succesvolle Olympische sporten) en de ontwikkeling is meer gecentraliseerd via NOC*NSF. Nederland staat momenteel in de top 10 van de Olympische Winterspelen, maar nog net niet tot de top 10 van de Zomerspelen. Sinds 2012 neemt de groei van het aantal behaalde medailles overigens iets af.
Vrouwelijke topsporters hebben een positieve ontwikkeling doorgemaakt: ze nemen meer gelijkelijk deel aan topsport dan tien jaar geleden en winnen de laatste jaren meer medailles dan de mannen. Er bestaan aanmerkelijke verschillen in medaillescores tussen de Olympische sporten: de sporters van het langebaanschaatsen en para-zwemmen behalen de meeste medailles; de turners en wegwielrenners het minste.
De paralympische sport is sterk in opkomst. Paralympische topsportere behalen meer medailles dan reguliere topsporters en Nederland staat in de top 10 van de Paralympische Spelen.
5: Hoe kijken Nederlanders naar sport?
59 Procent van de Nederlanders volgt minimaal een keer maand sport in de media. Het gaat hier vooral om mannen en ouderen. De televisie is ondanks internet en verschuivingen in het medialandschap daarvoor nog altijd het populairste medium. Vrouwen kijken minder naar sport via media dan mannen. Populaire mediasporten bij mannen zijn voetbal, Formule 1 en wielrennen. Vrouwen kijken vaker dan mannen naar schaatsen en zwemmen.
Het commerciële animo om vrouwensporten uit te zenden is opvallend laag, behalve bij topevenementen, en zelfs dan is het animo niet hoog. Verklaring van de betrokkenen bij sportprogrammering is deels omdat vooral vrouwen vrouwensport bekijken.
45% van de Nederlanders heeft afgelopen jaar minimaal een keer een professioneel sportevenement bezocht. 55% zegt dit nooit te hebben gedaan. Er zijn verschillen in het bezoek aan sportevenementen. 33% van de mannen bezoekt minimaal maandelijks topsportevenementen, tegen 12% van de vrouwen.
Jongeren gaan ook vaker naar sportevenementen dan ouderen. Daarnaast blijken ook mensen met een lager inkomen minder vaak sportevenementen te bezoeken dan mensen met een hoger inkomen.
6: Hoe stroomt het geld in de sportbranche?
De NLsportraad wilde graag weten hoe de financiering van rijksoverheid, provincies en gemeenten zich verhoudt tot andere financieringsstromen in de sport, zoals de financiering van bedrijven, banken, verzekeraars, kansspelen en de sporters zelf. Daar gaan dit rapport dus ook uitgebreid op in, inclusief een infographic met alle geldstromen.
De totale besteding aan sport in Nederland in 2018 was 5,7 miljard euro. 2,8 miljard daarvan werd door sporters zelf uitgeven aan sportaanbod, waarvan 1,8 miljard aan commerciële sportaanbieders en 1 miljard aan contributies, horecakosten en andere kosten bij sportverenigingen.
De gezamenlijke overheden gaven in 2018 2,5 miljard uit, waarvan de lokale overheden het merendeel (2,2 miljard) voor hun rekening namen. Zij besteedden dat vooral aan sportaccommodaties en sport- en recreatiefaciliteiten in de open ruimte. Maar vanaf 2008 dalen juist de bestedingen aan deze laatste categorie met gemiddeld 1% per jaar, terwijl het gebruik van openbare faciliteiten voor sport juist stijgt. De landelijke overheid besteedt jaarlijks steeds meer geld aan sport, waarvan vooral de topsport heeft geprofiteerd, goeddeels via NOC-NSF en de aangesloten bonden.
De kleinere sportbonden en daarbij aangesloten verenigingen zijn voor 75% afhankelijk van NOC*NSF gelden (waarbinnen de overheid 52 miljoen bijdraagt, de Nederlandse loterij 64 miljoen en 14 miljoen vanwege sponsoring en andere bronnen). De tien grootste sportbonden zijn niet of veel minder afhankelijk van NOC*NSF en subsidies vanwege hun hogere opbrengsten uit contributies en inkomsten uit andere activiteiten zoals bijvoorbeeld de topsport. In de infographic van KPMG zijn deze geldstromen in beeld gebracht.
De rol die 2,3 miljoen vrijwilligers in sportverenigingen spelen voor het betaalbaar houden van de verenigingensport is letterlijk onbetaalbaar: uitgedrukt in geld helpen zij hun verenigingen voor 1,4 miljard aan kostenverlichting. Dat scheelt per lid gemiddeld €200,- aan jaarlijkse contributie.
7: Hoe is de sport georganiseerd?
Sportverenigingen kennen via 100 bonden een sterke organisatie. 77 daarvan zijn lid van NOC*NSF. De sportpartners binnen het Sportakkoord (NOC*NSF, ministerie en VSG) zijn grotendeels bepalend voor de georganiseerde sport.
De anders-georganiseerde sport kent een meer gefragmenteerde organisatie.
De ongeorganiseerde sport kent geen organisatiestructuur en wordt lokaal gefaciliteerd door gemeenten en landschapseigenaren. Overheden zijn hier ook de belangrijkste en doorgaans enige financiers.
Het brancherapport is er; hoe nu verder?
Het Brancherapport Sport is gevalideerd door experts en stakeholders en tot stand gekomen met medewerking van onder andere CBS, RIVM, SCP, Mulier Instituut en NOC*NSF. Het rapport is door Michael van Praag als voorzitter van de NLsportraad aangeboden aan minister Bruins, in bijzijn van NOC*NSF en Vereniging Sport en Gemeenten.
Op basis van het brancherapport zal de NLsportraad adviezen geven over de organisatie en financiering van de Nederlandse sport in de toekomst. Mogelijk zal nog vervolgonderzoek plaatsvinden: daarvoor zijn maar liefst drie pagina’s aan suggesties gedaan door KPMG (p 146-148).
Om het adviestraject te begeleiden is een commissie opgericht. Hierin zitten namens de raad Duncan Stutterheim en Leanne van den Hoek. Daarnaast hebben Dennis Vink (hoogleraar Nyenrode), Hugo van der Poel (directeur Mulier instituut), Marjan Olfers (hoogleraar sport en recht), Eelco Blok (directielid bij Reggeborgh) en Bert van Oostveen (directeur Kenniscentrum Sport) plaatsgenomen als externe leden.
Deze commissie is al bezig op basis van het rapport een aantal scenario’s uit te werken. Die scenario’s moeten inzichtelijk maken welke nieuwe keuzes we in Nederland kunnen maken voor de organisatie en financiering van de sport, passend bij de huidige en toekomstige situatie. Dit belangrijke advies wordt medio 2020 verwacht, met ongetwijfeld nog veel stof tot discussie. Voor politici met sport in de portefeuille kan dat wellicht nog een interessant dossier gaan vormen voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2021…
Meer lezen?
Het complete Brancherapport Sport is opgenomen in de Kennisbank Sport en Bewegen, ook als download. Het persbericht is hier te vinden. Eind november zal Kenniscentrum Sport een verdiepend artikel publiceren over de constateringen in het rapport over financieringsstromen in de sport, met daarbij een doorkijkje naar te verwachten ontwikkelingen in het komende decennium.