Stakeholders Voorzet reageren op kansen voor sportakkoord
Het ministerie van VWS heeft op 21 maart 2018 100 stakeholders uitgenodigd om na een eerste inventarisatieronde in de grote bijeenkomst de Voorzet dertien thema’s te bespreken. Kenniscentrum Sport peilt de meningen na afloop.
Aan het woord komen deelnemers aan de thematafels Meer geven om en voor de sport, Inclusieve sport, Sport samen met zorg en welzijn en Data en sportparticipatie.
Monique van der Bijl, Postcodeloterij/Nationale Goede Doelen Loterijen
“Heel goed dat hier de verbinding ter plekke al tot stand komt: ik heb veel nieuwe mensen ontmoet en nieuwe ideeën gehoord. Ik hoop dat het ook leidt tot meer middelen voor de sport. Daarvoor is het voor ons bijvoorbeeld van belang dat het ministerie van Financiën aangehaakt is bij het sportakkoord. Zodat alle loterijen meer kunnen bijdragen aan de samenleving. Dan kan er ook meer geld naar de sport vloeien.”
Rita van Driel, NOC*NSF
”Van te voren vroeg ik me wel af wat het zou opleveren, zo’n middag aan ronde tafels. Maar de setting in het zand nodigde enorm uit om buiten de kaders te denken. Ik zat ook aan een zeer inspirerende tafel over het thema Inclusie in de sport, met maar weinig bekenden. Wat ik er in elk geval uit haal, is dat er behoefte is aan een heldere structuur voor het matchen van vraag en aanbod, zodat iemand die wil sporten, ook weet waar hij of zij terecht kan. Het programma Grenzeloos Actief – voor mensen met een beperking – kan bijvoorbeeld ook als voorbeeld dienen voor andere groepen bij wie het niet vanzelf gaat om mee te doen aan sport- en beweegactiviteiten, zoals vluchtelingen of mensen uit een lage SES-wijk. We maakten het met elkaar meteen heel concreet in een alliantie. Zo biedt NLtraining inburgeringscursussen en dat is een prima ingang om ook sport onder de aandacht te brengen. Dat gaan we verder verkennen: de afspraak is al gemaakt.
Kortom: door met deze Voorzet een stip op de horizon te zetten, is er al een positieve ‘vibe’ ontstaan.”
Louis Overgoor, BigMove/Bettery
“Aan de tafel over de aansluiting tussen sport en zorg en welzijn hebben we het ook over de rol van de huisarts gehad. Als ex-huisarts heb ik daar wel een mening over. Ik denk dat je zeker de huisarts een belangrijke rol moet geven in de wijk, als een soort ‘hoofdaannemer’ voor de zorg. Maar zet daar een tweede ‘hoofdaannemer’ naast, die zich specifiek bezighoudt met gedrag. Moet dat de buurtsportcoach zijn? Dat maakt het al meteen heel specifiek. Niet voor iedereen is sport het antwoord op de vraag hoe je iemand bewust maakt van zijn gezondheid.
Wat me aanspreekt vandaag, is het denken in ambities. En het zoeken naar andere financieringsvormen die lokaal kunnen worden ingezet door gemeenten en zorgverzekeraar: samen budget inzetten en beheren via de Health Impact Bond.”
Jaap de Graaf, namens de SGF, samenwerkende gezondheidsfondsen
“Heel positief dat we zo’n brede vertegenwoordiging aan tafel hadden bij het thema ‘zorg en welzijn’: van huisarts tot topsporter, met veel affiniteit met de praktijk. We hebben goed, kort en krachtig over de thema’s gesproken en na afloop waren er wel heel veel groene briefjes geplakt. De vraag is wel: wat is het resultaat? In de eerste ronde zaten we heel dichtbij verdieping om een slag verder te komen, maar toen was de tijd op. In de tweede ronde kwamen er weer nieuwe mensen bij en hebben we gestreefd naar een top 5 van de kansrijke ideeën. Voorbeelden daarvan zijn ‘kindinclusief denken’ en meer aandacht voor een beweegvriendelijke omgeving. Vanuit alle 22 gezondheidsfondsen gaan we ons de komende jaren sterk maken om samen met externe partijen toe te werken naar de gezondste generatie van de wereld in 2040.”
Bertram Bouthoorn, gemeente Amsterdam:
“Ik heb het idee dat mijn inbreng over de kracht van data voor sportparticipatie wel landde. Als grote steden ontwikkelen we veel op dat terrein, zoals heatmaps die aangeven waar en wanneer hardgelopen wordt. We combineren ook data van de Amsterdamse Sportdeelname Index met de armoedemonitor en de gezondheidsmonitor. Daardoor kunnen we inzoomen op de wijken en programma’s inzetten waar dat het hardst nodig is en. Door de data te analyseren zien we bijvoorbeeld dat er weinig relatie is tussen sportparticipatie en het behalen van de beweegnorm terwijl daar bij veel programma’s wel van wordt uitgegaan. Zo’n analyse vertelt je meer dan de alleen KISS-cijfers over lidmaatschap van verenigingen. Uit onze set data zien we bijvoorbeeld dat het merendeel van de Amsterdammers op veel verschillende manieren sport buiten een vereniging om.
Wat mij betreft gaan we daarom ook anders kijken naar financiering van de sport. Nu is het mechanisme dat alles naar verenigingen moet. Maar als je op basis van data kijkt, zie je dat verenigingen maar een beperkt deel van alle manieren van sporten en bewegen van de inwoners voor hun rekening nemen.
Ik geloof erg in het veranderen van de omgeving, passend bij wat je uit de combinatie van verschillende sets van data hebt kunnen concluderen over het sporten en bewegen in die wijk.
Door gebruik van data ga je ook resultaten anders evalueren. Het is nu vaak ‘koppen tellen’, we rekenen elkaar af op de bereikte aantallen en dat is niet altijd juist. Je ziet het bijvoorbeeld bij sportprogramma’s die zich richten op statushouders en vluchtelingen. Als je het succes laat afhangen van aantallen die je aan het sporten krijgt, dan is het vooral de Syrische ICT-er die ook Engels spreekt waar je mee kunt scoren. Maar die zou toch wel gaan sporten. Richt je je echter op de Eritrese groep met weinig opleiding, die meestal geen Engels spreekt en geen toegang heeft tot bijvoorbeeld de zorg, dan zijn de aantallen minder indrukwekkend en wordt het programma duurder. Maar als je sport echt wil inzetten voor integratie, dan zal je dat wel moeten doen. Anders is het net of je een ziekenhuis bouwt alleen voor patiënten die gemakkelijk te genezen zijn. Daarnaast moet je ook durven zeggen wanneer sport niet het antwoord is op een maatschappelijke vraag. Sportaanbod wordt voor een groot deel verzorgd door enthousiaste vrijwilligers en het is de vraag of die voor het oplossen van allerlei professionele problematiek voldoende zijn toegerust.
De vraag is hoe je een vertaalslag kan maken van hetgeen in de grote gemeenten wordt ontwikkeld naar kleinere gemeenten. Die handreiking naar de praktijk, dat is niet eenvoudig. Maar er zijn landelijk heel veel data beschikbaar, verdeeld over verschillende bronnen en kenniscentra. Ik zou het een goede eerste stap vinden als we die data kunnen combineren en vanuit een landelijk kader elke gemeente de beschikking geven over een set standaarddata op gebied van structurele sportparticipatie en bewegen. Het maakt het inzetten van (sport)impulsen in gebieden die achterblijven makkelijker en transparanter en het is een eerste aanzet om lokaal beleid te formuleren op basis van feiten, en niet op aannames.
Ik hoop dat het sportakkoord aandacht besteedt aan deze noodzakelijke kantelingen in denken, maar ik weet niet of dat ook gaat lukken.”
Meer lezen? Vind publicaties over het sportakkoord in de Kennisbank Sport en Bewegen.