Stappenplan verbinding sport en sociaal domein
Gemeenten die sport effectief inzetten in het sociaal domein, doorlopen allemaal ongeveer dezelfde 5 stappen. In dit artikel zoomen we in op de ontwikkelingen rondom sport in het sociaal domein. Ook lichten we het stappenplan toe voor de verbinding van sport en het sociaal domein.
Ontwikkelingen rondom sport en bewegen in sociaal domein
Sinds de decentralisaties in het sociaal domein is de aandacht voor sport en bewegen als middel flink toegenomen. De sportsector wil het belang van sport en bewegen graag hoger agenderen bij overheden, zodat de sector zich verder kan ontwikkelen én zodat de maatschappelijke waarde van sport wordt benut.
“Wij kijken anders naar de combinatie sport, zorg en welzijn, om het geluksgevoel van inwoners te vergroten – Wethouder Sociaal Domein”
Dat is logisch, want voldoende sporten en bewegen kan op verschillende manieren bijdragen aan oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Uit diverse onderzoeken (waaronder de bekendste van Bailey) blijkt dat bewegen positieve effecten heeft op de gezondheid en de participatiegraad van burgers. Het onderzoek van Ecorys uit 2021 onderbouwt bovendien dat sporten en bewegen sociaaleconomische waarde heeft.
2021: nieuw onderzoek
Ecorys heeft in 2017 onderzoek gedaan naar de sociaaleconomische waarde van sport en bewegen. Die studie is in 2021 herhaald en staat beschreven in dit artikel en deze infographic.
Bestuurders, professionals en vrijwilligers uit de sportsector zijn overtuigd. Maar voor professional uit de zorg-, welzijns- en gezondheidssector is de inzet van sport en bewegen lang niet altijd een ABC-tje. Er zijn bijvoorbeeld vragen over de effectiviteit, professionaliteit en duurzaamheid van programma’s. Ook spreekt men lang niet altijd dezelfde taal. En dan is de financiering nog een discussiepunt. Wie financiert sport- en beweegprogramma’s die ingezet worden om bijvoorbeeld de participatie van ouderen te vergroten? De sport, omdat het om een sport- en beweegprogramma gaat? Of zorg en welzijn, omdat bijvoorbeeld meer bewegen van ouderen in groepsverband bijdraagt aan de gezondheids- en welzijnsdoelen van de gemeente?
Het is een gedeelde ambitie om met toegankelijke en laagdrempelige sportactiviteiten en -methodieken participatie en eigen kracht van kwetsbare burgers te versterken en zo zwaardere en duurdere zorg en ondersteuning te voorkomen
Wethouder Sport
Er zijn veel vragen en dilemma’s ten aanzien van de inzet van sport als middel. Veel gemeenten nemen initiatieven om te verkennen, te experimenteren en te onderzoeken hoe de verbinding of misschien wel de integratie van sport en bewegen in het sociaal domein tot stand kan worden gebracht.
Achtergrond van het stappenplan voor de verbinding van sport en het sociaal domein
De DSP-groep en Team Sportservice publiceerden in 2016 een inspiratiedocument en stappenplan Beter benutten van sport in het sociaal domein. Dit document met checklist komt voort uit een in opdracht van de Provincie Noord-Holland uitgevoerd project waarbij zeven gemeenten begeleid zijn bij het verbinden van sport met zorg en welzijn. Uit dit project bleek dat er behoefte is bij gemeenten aan een algemene aanpak voor sport in het sociaal domein. Een aanpak die de lokale context als uitgangspunt neemt en die optimaal gebruik maakt van de aanwezige sociale en fysieke infrastructuur. Wat ook uit de begeleiding naar voren kwam, was het inzicht dat alle gemeenten meer of minder expliciet dezelfde vijf stappen doorlopen bij het effectief inzetten van sport in het sociaal domein.
Aan de slag in de gemeente
Hoe kun je meer halen uit de inzet van sport in het sociaal domein? Het begint vaak bij een wethouder, een beleidsafdeling, of een ambtenaar die mogelijkheden zien in deze uitdaging. Het beste advies: schiet niet direct in de uitvoering. De verleiding is groot om direct een leuk project op te starten, of een sympathiek initiatief van een actieve sportvereniging of zorgaanbieder te ondersteunen. Het is echter effectiever om eerst even pas op de plaats te maken. Want de uiteindelijke maatregelen en acties, moeten natuurlijk wel aansluiten bij de lokale context en uitgangssituatie. Dus ‘bezint eer ge begint!’
Uit de begeleidingstrajecten bij zeven gemeenten bleek dat zij bij het bepalen én uitvoeren van een effectieve strategie voor sport in het sociaal domein vijf stappen zetten:
- Stap 1: Maak een startfoto
- Stap 2: Strategie van sturen of loslaten
- Stap 3: Bepaal je doelen en ambities
- Stap 4: Maak een concreet plan
- Stap 5: Organiseer feedback
Dit klinkt eenvoudig, maar als je deze stappen bewust doorloopt zul je merken dat je niet alleen goed moet inventariseren wat je vertrekpunten zijn, maar ook goed moet bepalen of je wilt sturen of loslaten als gemeente in je aanpak binnen het sociaal domein. Door die keuze weloverwogen te maken en vervolgens vast te houden in je vervolgstappen, kun je het eindresultaat van je beleids- en uitvoeringsplannen sterk beïnvloeden.
Stap 1: Maak een startfoto
De eerste stap is het bepalen van de uitgangssituatie in de gemeente. Ofwel: maak een startfoto. Wat gebeurt er al op het gebied van sport en bewegen en het sociaal domein? In welke mate bieden lokale voorzieningen mogelijkheden aan álle inwoners van 0 tot 100 jaar, om naar behoefte en mogelijkheden te sporten en te bewegen? Het gaat hier om de al aanwezige sociale en fysieke basisinfrastructuur. Bij deze inventarisatie komen zowel actieve als inactieve inwoners in beeld. Uit deze startfoto blijkt ook in hoeverre sportaanbieders en maatschappelijke organisaties zich verantwoordelijk voelen voor het sociaal en fysiek activeren van inactieve en/of kwetsbare inwoners.
Stap 2: Strategie van sturen of loslaten
De tweede stap is het bepalen van de strategische uitgangspunten die je als gemeente wilt hanteren als het gaat om de koers in het sociaal domein. Wil je als gemeente bijvoorbeeld sturen op concrete doelen en doelgroepen? Of kies je voor de strategie van ‘loslaten’ en bied je daarmee meer ruimte aan het werkveld?
In het visiedocument zijn vragen en stellingen opgenomen die helpen om de positie te bepalen op de dimensie ‘sturen versus loslaten’. Gemeenten gaan in principe uit van ‘inzetten op eigen kracht’ (oftewel het veld aan zet), maar voor hun gevoel levert dat niet altijd voldoende op. In praktijk is de blik van veel sport- en zorgaanbieders toch vaak nog erg naar binnen gericht. Dit heeft als gevolg dat er onvoldoende oog is voor de mogelijkheden voor de inzet van sport en bewegen in het sociaal domein. Terwijl de mate waarin er verbindingen zijn tussen sport en sociaal domein (zowel op beleidsniveau als de uitvoeringspraktijk), cruciaal is bij het bepalen van de strategische uitgangspunten.
Daarom kiezen veel gemeenten ervoor om op basis van informatie uit het veld (zie Stap 1), op hoofdlijnen zelf de kaders, financiën en richting te bepalen van de inzet van sport en bewegen binnen het sociaal domein. De verdere invulling en initiatieven laten ze dan aan het veld zelf over.
Stap 3: Bepaal je doelen en ambities
Als je de context in de startfoto helder hebt gemaakt, en als je strategische uitgangspunten duidelijk zijn, kun je ambities en doelen bepalen. Afhankelijk van of de gemeente kiest voor sturen of loslaten, krijgt het werkveld meer of minder verantwoordelijkheid voor het bepalen van gewenste resultaten en de vrijheid om een passende aanpak te kiezen.
Tijdens het project van DSP en Team Sportservice bleek er een wereld van verschil in de uitwerking tussen een gemeente die ervoor kiest om binnen twee jaar 5% van de Wmo-cliënten naar passend sportaanbod te begeleiden. Of een gemeente die eerst keukentafelgesprekken gaat voeren om de behoeften en mogelijkheden van de kwetsbare groepen in kaart te brengen. In het voorbeeld van een gemeente die meer stuurt, past een projectmatige aanpak waarbij bewezen interventies ingezet worden om de doelgroep in beweging te brengen. Doelen vanuit deze strategie zijn veelal SMART.
Bij een gemeente die “keukentafelgesprekken voert” zijn woorden als ’project’ en ’doelgroep’ niet van toepassing. Bewoners en professionals bepalen samen wat zij willen bereiken en kiezen een passende aanpak. Na een half jaar bespreken zij of ze tevreden zijn en wat er beter kan. Er is dan veel meer sprake van ervaren effectiviteit die met een kortlopende feedback & verbetercyclus gemonitord wordt.
Stap 4: Maak een concreet plan
Ook voor de vierde stap – het bepalen van concrete plannen en acties – is het onderscheid tussen meer sturen of meer loslaten belangrijk. Gemeenten willen de maatschappelijke partners veelal zoveel mogelijk inspireren, maar daarbij moeten wel een aantal hele concrete stappen gezet worden om te komen tot een resultaatgerichte samenwerking. Het begint met een open stimulerend gesprek over wederzijdse ambities, belangen en knelpunten. De gemeente kan maatschappelijke organisaties daarbij sturen door aandacht voor sport en bewegen op te nemen in de (contract)afspraken.
Sportverenigingen zijn vooral goed in het organiseren van sport. Het gevaar bestaat dat ze overvraagd worden. De sport kan een goede bijdrage leveren, zeker als het een vereniging zelf ook voordelen oplevert: activiteiten naar behoefte van nieuwe groepen kunnen leiden tot meer leden, vrijwilligers en inkomsten door het breder openstellen van de accommodatie.
Een resultaatgerichte samenwerking wordt gestructureerd rond het realiseren van kleinschalige matches tussen een sportaanbieder (met activiteit, accommodatie en sociaal netwerk) en een maatschappelijke organisatie (die deelnemers kan vinden, binden en begeleiden). Gemeenten faciliteren dit proces met werksessies, inspiratiebijeenkomsten en innovatiebudgetten.
Deze strategie vergt echter een vorm van “lerend beleid”. (Zie ook VSG visiedocument Sport stimuleert, 2018) Daarbij bepalen betrokkenen uit de wijk en de gemeente vooraf samen wanneer ze tevreden zijn. En vervolgens bepalen ze samen welke aanpak daarbij past.
Stap 5: Organiseer feedback
Uiteindelijk wil je als gemeente weten wat de aanpak oplevert. Kiest de gemeente voor sturen en meer concretere SMART doelen, dan is de evaluatie vooral gericht op het eindresultaat. Kies je meer voor ‘loslaten’, dan focus je op evaluatie van het proces. Je onderzoekt de ‘ervaren effectiviteit’ door het organiseren van kortdurende feedbackloops. Er is dan sprake van een continu proces van proberen, inventariseren en bijstellen. In beide gevallen wordt het naast ‘het tellen’ steeds belangrijker om ook de verhalen te vertellen die de cijfers in perspectief plaatsen. Daarmee zijn we weer terug bij Stap 1 en kun je bepalen in hoeverre de leefwereld van de bewoners is verrijkt, doordat zij nu ook de kracht en het plezier van sport en bewegen ervaren.