Thijs Zonneveld: ‘Gil, eis, roeptoeter. Want sport is geen hobby, maar levensbehoefte’
Thijs Zonneveld, wielerjournalist en columnist van Algemeen Dagblad, sprak voor Kenniscentrum Sport & Bewegen op 5 november 2021 een column uit bij het Kenniscafé ‘Meer én beter bewegen voor de jeugd’ in Ede – de afsluiting van de tweede Week van de Motoriek. Dit is zijn oproep tot ‘een mentaliteitsverandering in de hele samenleving’.
Nog één. Nog één. Nog één. Nog één en nog één en nogéénennogéénennogéénennogéén. Rapport na rapport na rapport. Kleine lettertjes, grafiekjes, eindeloos veel bulletpoints met aanbevelingen. En alarmbellen, heel veel alarmbellen. We bewegen te weinig, we zitten te veel. Een op de twee volwassenen heeft overgewicht, diabetes komt steeds vaker voor, we eten te veel troep, de motorische vaardigheden van scholieren worden slechter en één op de zeven Nederlandse kinderen speelt helemaal niet meer buiten. Alarm, alarm, alarm.
Er is alleen vrijwel niemand die het hoort.
De meeste rapporten verdwijnen linea recta in een stoffige la in Den Haag. Sommige krijgen nog een scheutje aandacht in een klein, plichtmatig stukje in de krant of online. Heel soms is er wat ophef op social media, maar dat dooft uit zodra er ophef is over het volgende onderwerp.
Het is een bizarre paradox. Aan de ene kant zijn we obsessief bezig met gezondheid, met IC-cijfers en met de besmettingsgraad. We kieperen miljarden en miljarden in de gezondheidszorg.
Maar aan de andere kant hebben we nauwelijks aandacht voor preventie, voor de voordelen van een gezondere, fittere samenleving. Aan talkshowtafels, in krantenkolommen, in de rij bij de buurtsuper en in de Tweede Kamer gaat het amper over bewegen, preventie, breedtesport of het welzijn van een nieuwe generatie. Sla er de verkiezingsprogramma’s maar op na: er staat niets of nauwelijks iets over sport en bewegen beschreven. En áls er al iets beschreven staat, dan zijn het veelal holle woorden die echoën in het kleinst mogelijke subsidiepotje. Er is geen brede maatschappelijke discussie, er is geen politieke discussie.
En dat terwijl er zoveel te discussiëren is. Over het wegbezuinigen van gym-uren, over het schrappen van schoolzwemmen, over de groeiende gezondheidskloof tussen rijk en arm, over de financiële zorgen van clubs en verenigingen, over teruglopende vrijwilligersaantallen, over het verenigingsmodel waar de hele Nederlandse sport van afhankelijk is, over de verhoging van de btw op groente en fruit, over de junkfoodboulevards langs snelwegen, over de kosten van de zorg die we binnen afzienbare tijd ‘nevernooit’ meer kunnen ophoesten, over een minister-president die altijd vooraan staat als er iets gevierd mag worden maar niet thuis is als er geïnvesteerd moet worden in sport en bewegen.
We pretenderen een land te zijn met een sportcultuur, maar dat is vooral omdat we ons blindstaren op de toptien van het landenklassement op de Olympische Spelen.
Sport wordt in Nederland gezien als hobby. Iets als punniken of een postzegelverzameling. Iets leuks voor ernaast, meer niet. Onze hele sportstructuur leunt op verenigingen, op een handjevol vrijwilligers, op een paar sponsoren en op ouders die zo gek zijn om hun kroost door het land te rijden. Als er problemen zijn, moet de sport het vooral zelf oplossen. Van doping, ondermijning en matchfixing tot een tekort aan geld, vrijwilligers en materiaal: zoek het maar uit. Lekker liberaal. Het is soms alsof sport niet bij de samenleving hoort, alsof je een parallel universum binnen stapt zodra je het sportcomplex om de hoek betreedt.
We pretenderen een land te zijn met een sportcultuur, maar dat is vooral omdat we ons blindstaren op de toptien van het landenklassement op de Olympische Spelen. Meejuichen met successen, dat kunnen we goed. Maar we stellen zelden de vraag hoe al die sporters op dat niveau zijn gekomen en hoe we ervoor kunnen zorgen dat er in de toekomst ook sporters doorbreken. Bij veel sportbonden lopen de ledenaantallen, zeker onder jongeren, al jaren gestaag achteruit. De vijver wordt kleiner en kleiner, maar we zien het niet omdat we te druk zijn met onszelf te bewonderen in de medaillespiegel.
Natuurlijk, er zijn talloze initiatieven om het tij te keren. Van scholen, bedrijven, gemeenten, gymleraren, trainers, ouders en stichtingen die proberen mensen in beweging te krijgen en te houden. Maar hoeveel passie en overtuiging er ook achter zit – dat kun je geen beleid noemen.
Dat is dweilen met de kraan open.
Het is een vraagstuk dat we maar voor ons uit blijven schuiven: wat ís een gezonde samenleving?
Het is te makkelijk om alleen maar naar Den Haag te wijzen, om de schuld volledig in de schoenen te schuiven van politici die hun kop in het zand steken. Maar dit probleem is veel groter dan alleen een politiek probleem.
Het besef dat gezondheid niet zomaar aan komt waaien vraagt om een mentaliteitsverandering in de hele samenleving. Het is een vraagstuk dat we maar voor ons uit blijven schuiven: wat ís een gezonde samenleving? En wat is ervoor nodig om dat te bereiken? Welke rol speelt sport en bewegen en hoeveel zijn we bereid om erin te investeren? Hoe krijgen we het voor elkaar dat de helft van de bevolking over twintig of dertig jaar niet van de ene naar de andere arts sjokt met tientallen kilo’s teveel? Hoe krijgen we jongeren in beweging? Hoe verschuiven we de focus van het behandelen van ziektes naar de preventie ervan? Hoe krijgen we het voor elkaar dat kinderen uit alle lagen van de bevolking buiten spelen en kunnen sporten?
Ik besef dat ik hier preek voor eigen parochie. Ik weet wat jullie allemaal doen om iets te veranderen. Al die initiatieven, al die onderzoeken, al die rapporten: ze zijn stuk voor stuk onmisbaar. Maar jullie zijn nog te netjes. Te geduldig. Te fatsoenlijk, misschien wel. Het is tijd om jullie mond, nee, jullie muil open te trekken. Gil, eis, roeptoeter. Maak ze wakker. Schreeuw naar naar Den Haag, en naar de samenleving, hoe het zit.
Sport is geen hobby.
Het is een primaire levensbehoefte.