Tips voor het trainen van kinderen met overgewicht bij de sportvereniging
Als trainer wil je dat alle kinderen zich welkom voelen bij je vereniging. Kinderen moeten plezier hebben en zich optimaal kunnen ontwikkelen. Voor kinderen met overgewicht is vaak wat extra aandacht nodig om dit voor elkaar te krijgen. Tips voor het omgaan met deze kinderen, inclusief wat casussen om mee te oefenen, vind je op deze pagina.
Kinderen met overgewicht voelen zich niet altijd direct thuis bij een sportvereniging of andere sportorganisatie. De drempel om deel te nemen is vaak hoog. Ze zijn vaker onzeker en bang dat ze niet mee kunnen komen. Het aanbod sluit niet altijd aan bij hun behoeften en interesses, of ze denken dat het voor hen niet geschikt is. De trainer speelt een belangrijke rol bij het opnemen van deze kinderen in de groep.
De omgang van trainers met kinderen met overgewicht is in principe gelijk aan de omgang met kinderen die niet te zwaar zijn. Alleen heeft de eerste categorie vaak extra aandacht nodig. Investeren in een vertrouwensband is van belang.
Vijf tips voor het trainen van kinderen met overgewicht
Tip 1: Zorg voor een veilige sfeer.
Hier kun je aan werken door duidelijkheid en structuur aan te brengen in de lessen, maar ook door bijvoorbeeld pesten niet te tolereren. Tip: neem de kinderen serieus en stel samen met hen de groepsregels op, ook omtrent pesten.
Tip 2: Complimenteer regelmatig en bestraf als dat zinvol is.
Benader het kind met overgewicht op een positieve wijze en probeer je in te leven in het kind. Dit uit je door bijvoorbeeld complimenten te geven, ook voor kleine stapjes vooruit. Vind wel de juiste balans tussen het tonen van begrip en het stellen van grenzen. Wees bereid actief te luisteren. Bestraffen doe je alleen als het zinvol is en dan geef je ook duidelijk aan waarom. Spreek het kind dan individueel en apart aan op zijn gedrag en zet hem niet voor schut in de groep.
Tip 3: Pas het niveau aan het kind aan.
Succeservaringen motiveren. Zoek daarom voor alle kinderen, ook die zonder overgewicht, naar het midden tussen meedoen/ plezier en succes. Daag de kinderen uit en prikkel ze, maar let wel op dat ze het aankunnen. Ga daarom zoveel mogelijk uit van de talenten en interesses van het kind, kies voor een stapsgewijze aanpak van gemakkelijk naar moeilijk en stel realistische doelen. Wanneer de kinderen de doelen behalen, raken ze gemotiveerd om door te gaan.
Tip 4: Competitie of juist niet?
Competitie hoort erbij en spreekt kinderen ook aan. Kies daarom voor afwisseling in spel- en beweegvormen waarbij ieder kind een keer eerste kan zijn. Kinderen met overgewicht hebben vaak veel handgrijpkracht. Zij beschikken over een grotere statische kracht aangezien hun vetvrije massa is aangegroeid. Het werkt motiverend als in het bewegingsprogramma ook aandacht is voor het ontwikkelen van de statische kracht. Maar het is ook goed juist de nadruk te leggen op samenwerken, coördinatie, behendigheid reactievermogen. Dit worden ook wel ‘groene spelen’ genoemd. Het zijn coöperatieve spelvormen waarin geen prestatievergelijking voorkomt. Niet het winnen staat voorop, maar samen op een plezierige manier bezig zijn. Dit vergroot de kans dat kinderen met overgewicht positieve ervaringen opdoen met bewegen.
Tip 5: Betrek ook de ouders.
Ouders hebben een positief effect op het aanleren van gezond gedrag van kinderen. Ook het volhouden van de gezondere leefstijl gaat beter wanneer ouders betrokken worden en medeverantwoordelijk worden gemaakt. Ouders kunnen de kinderen stimuleren tot sport en bewegen bij de club, maar kunnen de kinderen ook elders stimuleren tot gezond gedrag. Geef ouders als advies mee dat dagelijks een uur bewegen erg belangrijk is voor hun kind. En dat hoeft niet moeilijk te zijn: te voet of met de fiets naar school of de supermarkt gaan, de trap op in plaats van de lift te pakken, het draagt allemaal bij.
Hoe zou jij reageren? Test jezelf
Test 1
Aan het einde van de training is er tijd voor een partijtje. De trainer zet het veldje uit en laat het samenstellen over aan de betere spelers. George houdt zich een beetjes schuil achter de anderen, tot dat hij er alleen nog staat met een andere jongen. Die andere jongen wordt gekozen. De volgende kiezer zegt vervolgens: “Neem hem er ook maar bij, die hoeven we niet.” De trainer komt teruglopen en vraagt: Zijn de partijen gemaakt? Oké, dan gaan we beginnen!”
Wat had de trainer anders kunnen doen?
De trainer had zelf de partijen kunnen maken, had erbij kunnen blijven om te zien wat er gebeurde of had juist degenen die nooit gekozen worden kunnen kiezen om de teams te maken.
Test 2
George zit verveeld op de bank. Hij verwacht niet er nog in te komen in deze spannende wedstrijd. Dan scoort zijn ploeg in de 65e minuut en die komt daarmee op een redelijk veilig uitziende voorsprong. De trainer zegt: ‘George, warmlopen.’ Na ruim tien minuten scoort de tegenpartij. De trainer roept George bij zich en zegt hem dat de wedstrijd nu nog te spannend is en dat hij liever niet wisselt. George gaat weer zitten.
Wat had de trainer anders kunnen doen?
De trainer had vooraf duidelijk met George kunnen afstemmen of hij wel of niet zou spelen. Hij hoefde hem niet voor niets te laten warmlopen. Hij had hem toch wat speelminuten kunnen geven.
Deze voorbeelden komen uit de training ‘Trainen en coachen van jeugd met (risico op) overgewicht’ van de Academie voor Sportkader van NOC*NSF.