Vijf mythes over fietsen als actief transport
Nederland is een fietsland bij uitstek. In 2017 werden in totaal 4,5 miljard fietsritten gemaakt waarvoor 15,3 miljard fietskilometers werden afgelegd. We fietsen gemiddeld per jaar 880 kilometer (Keypoint, 2019). Maar hoewel we expert zijn in fietsgebruik, zijn we dat niet altijd in kennis over fietsgebruik. Er zijn namelijk diverse mythes over fietsgebruik. In het kader van de omgevingsvisie en -plan is het belangrijk om op de hoogte te zijn van deze mythes bij het maken van beleid.
Mythe 1: De avondspits is rustiger dan de ochtendspits
Op basis van de data van de fietstelweek blijkt dat doordeweeks tussen 17:00 en 18:00 de meeste fietsers op pad zijn. De avondspits is niet alleen drukker maar duurt ook nog eens langer. In het weekend wordt er het meest gefietst tussen 11:00 en 16:00 uur. Dit zijn voor een groot deel de recreatieve en sportieve fietsers (Keypoint, 2019).*
Mythe 2: Zondagsrijders fietsen langzamer
In het weekend fietsen er zowel recreanten als wielrenners die op een verschillende snelheid hun routes afleggen. Echter de gemiddelde snelheid van de weekendfietsers wijkt niet veel af van de gemiddelde snelheid van doordeweekgebruikers. Doordeweeks kan de doorstroming door grotere hoeveelheid fietsers van invloed zijn op de gemiddelde snelheid. De snelheid van fietsen is voor een groot deel afhankelijk van het type weg. Wanneer een fietser nagenoeg geen wegen in woonwijken tegenkomt (bijv. fietspaden, grote wegen) is de gemiddelde snelheid 17 km per uur t.o.v. 11 km per uur op ritten die volledig door woonwijken gaan (Keypoint, 2019).*
Mythe 3: Fietsers prefereren de kortste weg
Recreanten en sportieve fietsers accepteren een grotere omrijdfactor dan mensen die de fiets gebruiken voor actief transport (woon-werk, woon-winkel, woon-school, etc.). De omrijdfactor is de verhouding tussen daadwerkelijk gefietste afstand in die rit en de hemelsbrede afstand tussen herkomst en bestemming. Bij analyse van twee fietssnelwegen (F35 in Twente, Rijnwaalpad tussen Arnhem en Nijmegen) bleek dat fietsers zelfs graag omrijden als ze gebruik kunnen maken van een snelfietsroute/fietssnelweg. Fietsers hechten grote waarde aan doorfietsen, mooie routes en comfortabel wegdek (Keypoint, 2019).*
Mythe 4: Autoluw/-vrij maken van straten gaat ten koste van de lokale economie
De detailhandel overschat het aantal klanten dat met de auto komt met 20 tot 30 procent (Voerknecht, 2014) tot zelfs factor 2 (Sustrans 2019) en onderschat de hoeveelheid klanten die te voet of per fiets komen. In binnensteden is het aandeel klanten dat per auto komt om te winkelen 25 procent tot 40 procent van alle bezoekers (Voerknecht, 2014). Een automobilist besteed meer per winkelbezoek maar fietsers en voetgangers gaan vaker (gemiddeld 3 keer) naar de winkel (SOAB, 2009) en worden vaker verleid tot het doen van impulsaankopen (KvVV, 2016). Het omzetten van parkeerplaatsen naar zitplaatsen en/of planten in een winkelstraat kan zelfs leiden tot verhogen van de omzet (in winkelstraat in Seattle tot 400%). Per vierkante meter leveren fietsparkeerplaatsen tot 5 keer meer op dan parkeerplaatsen voor auto’s. (Sustrans 2019).
Mythe 5: Regen is grootste ergernis voor fietsers
Wie kent het niet. Natgeregend aankomen op school, werk of in de kroeg. Regen lijkt voor fietsers de grootste ergernis. Toch blijkt dat niet zo te zijn. In de top tien ‘grootste ergernissen op de fiets’ (Nederland Fietsland, 2014) komt regen niet eens voor! Nederlanders vinden regen bij actief transport blijkbaar minder erg dan hinder van ander verkeer, stoppen voor verkeerslichten en slechte fietspaden.
De jaarlijkse hoeveelheid neerslag van gemiddeld 800 millimeter valt in 570 uren (KNMI). Dat is slechts 7 procent van de tijd – waarvan een groot deel ‘s nachts. Het jaar telt landelijk maar gemiddeld 22 natte dagen (50 mm of meer, KNMI).
Tip voor fietser in de regen: ga schuilen tot de bui over is of fiets door om zo min mogelijk nat te worden. Mensen blijken dan ook bij slecht weer iets sneller (+0,5 km/u) te fietsen dan bij goed weer (Keypoint, 2019).* Langzamer fietsen helpt in elk geval niet (zie video).
Meten is weten
Voor meer mythes verwijzen we naar de publicaties van Sustrans en Keypoint. Voor specifieke data over lokaal fietsgebruik kun je gebruik maken van nieuwe technologische ontwikkelingen met draagbare plaatsbepalingssystemen. Smartphone-apps voor navigatie of sportactiviteitenregistratie en gps-trackers kunnen verplaatsingen te voet of per fiets registreren en floating bike data genereren. Voor het verwerken van lokale fietsdata kan gebruik gemaakt worden van een instrument als cycleprint.
Referenties:
- Bracewell, D. (2018). Vancouver’s mobility future: automating policy into sustainable results.
- Duives, D., Ton, D. & S. Hoogendoorn (2017). De toekomst van floating bike data in NM magazine.
- Keypoint (2019)*. Mythbusting; Over fietsen, feiten en fabels. Enschede (NL).
- KNMI (geraadpleegd op 20-2-2020) zware neerslag.
- KvVV (2013). Vervoer naar retail Is de vervoerwijze van invloed op het functioneren van winkelgebieden? Feiten en een plan van aanpak.
- Ministerie van I&W en Rijkswaterstaat (2020). Voorbeeldenboek fiets; Toewerken naar het structureler meenemen van de fiets in rijksprojecten.
- Nederland Fietsland (2014). Top tien fiets ergernissen.
- SOAB (2009). Benchmark vervoerwijzekeuze supermarktbezoekers.
- Sustrans (2019). Common misconceptions of active travel investment. Bristol (UK)
- Voerknecht, H. (2014). Elf waarheden over parkeren, mobiliteit en retail die niet overeenkomen met wat menigeen denkt of gelooft.
* Conclusies gebaseerd op correlaties en niet op oorzakelijke verbanden.