‘Voetbaldokter’ Jan Ekstrand deelt verrassende inzichten voetbalblessures
Zweedse professor sports medicine Jan Ekstrand is dé autoriteit als het gaat om voetbalblessures en de preventie daarvan. Namens de UEFA leidt hij een omvangrijk onderzoek naar blessurepreventie dat tot nieuwe, verrassende inzichten heeft geleid, die hij graag wereldkundig maakt.
Gegevens van 17 voetbalseizoenen
“Ik beschouw mezelf graag als voetbaldokter”, vertelt de Zweedse professor in aanloop naar het congres. “Ik was een amateurspeler, maar niet goed genoeg om prof te worden. In plaats daarvan werd ik dokter, orthopedisch chirurg om precies te zijn. In de jaren ‘80 en ‘90 was ik teamarts van het Zweeds nationaal voetbalelftal. Eén van mijn trotse bezittingen is de bronzen plak die we behaalden op het WK ‘94 in de Verenigde Staten.
In 1992 werd ik lid van de medische commissie van de UEFA. We hebben vanaf het begin van dit millennium in een groot onderzoek geïnventariseerd hoe groot het risico op blessures in topvoetbal is en hoe blessures zich door de jaren ontwikkelen. Tot op heden hebben we gedurende 17 voetbalseizoenen jaarlijks de gegevens verzameld van de 32 teams die deelnamen aan de Champions League. We beschikken nu over ’s werelds grootste database uit het professionele mannenvoetbal; er staan 24.000 blessures geregistreerd, het resultaat van meer dan twee miljoen trainingen en wedstrijden.
Standaardaanpak van veel clubs werkt niet
Aan de hand van deze gegevens willen we leren hoe we voetbalblessures kunnen voorkomen en behandelen. Maar we zagen dat het aantal blessures gelijk bleef, alle inspanningen ten spijt. We kwamen erachter dat de standaardmethodes om blessures te voorkomen, die in het amateurvoetbal bij jongeren en senioren wel werken, niet voldoende zijn op het hoogste professionele niveau. Standaard krijgt een geblesseerde voetballer een programma gericht op het versterken van spieren, balanstrainingen, romp stabiliteit-oefeningen, et cetera. Maar deze aanpak werkt dus niet. Eén van de oorzaken daarvan is dat deze voetballers al goed getraind zijn en dat extra versterkende oefeningen hen dus niet baten. Ze hoeven hun shirt maar op te tillen en je ziet hoe goed ze er fysiek voorstaan.
Daarnaast spelen op het hoogste niveau veel meer factoren een rol, vooral op het mentale vlak. Voetballers worden blootgesteld aan een enorme druk van buitenaf, van de media, van supporters. Daar moeten ze mee omgaan. En ze spelen veel meer wedstrijden dan amateurs. De tijd om tussentijds te herstellen is veel korter.”
Parallellen met de werkvloer
“Het inzicht dat de standaardmethoden voor herstel en preventie niet werkten heeft ons verrast. Daarom hebben we de teamartsen van de beste ploegen ter wereld bij elkaar gezet, en met hen hebben we de uitkomsten van het onderzoek besproken. We vroegen ze naar hun persoonlijke mening: ‘Wat denk jij wat de beste manier is om voetbalblessures te voorkomen en spelers fit te houden, welke factoren zijn met name van belang?’ Dat leverde opnieuw verrassende antwoorden op, onder te verdelen in vier categorieën.
Ten eerste gaat het om de hoeveel wedstrijden die topvoetballers spelen en hoeveel tijd ze krijgen om te herstellen. Vervolgens: welke leiderschapsstijl hanteert de coach? Ten derde: hoe verloopt de interne communicatie binnen de club, en dan met name tussen de medische staf en de trainersstaf? En als laatste: hoe is het welbevinden van de spelers?
Het grappige is dat deze factoren duidelijke parallellen vertonen met de gewone werkvloer, zoals jij en ik die kennen. We zijn deze vier items gaan uitdiepen. Zo kwamen we erachter dat dat clubs die op het gebied van blessurepreventie succesvol zijn, zich kenmerken door een goede communicatie tussen het medisch team, de coaches en de bestuurders.
Voetbalblessures preventie is meer dan een medische kwestie
Blessurepreventie is dus veel meer dan een puur medische kwestie, legt Ekstrand uit. “Zijn de coaches bereid zijn om samen te werken met de medische staf? Voorziet de clubleiding die staf van voldoende middelen om het werk goed te doen? Is er aandacht voor het welbevinden van de speler, is er iemand binnen de club aangesteld die daar op let? Wordt iemand die uit een ander land komt goed opgevangen, of wordt hij aan zijn lot overgelaten? En, ook niet te onderschatten volgens Ekstrand: wordt er voldoende aandacht besteed aan de hoeveelheid slaap? Te weinig slaap beïnvloedt het hele lijf, ook het metabolisme. “Dus als een team een bepaald voedingsprogramma volgt, dan heeft dat geen zin als een speler onvoldoende slaapt. Het is belangrijk om dit soort informatie met coaches te delen.”
Samenwerking technische en medische staf
De afgelopen drie jaar is dus duidelijk geworden dat bij clubs die oog hebben voor bovengenoemde factoren, het aantal blessures is gedaald. Ondanks deze ervaring zijn er nog steeds coaches op topniveau actief die niet of nauwelijks geïnteresseerd zijn in deze kennis. “Een club als Barcelona, daar ben ik vaak geweest”, vertelt Ekstrand. “Zij willen elk detail van ons werk horen, ze blijven hongerig naar nieuwe kennis. Maar ik kom ook bij clubs waar managers helemaal niet geïnteresseerd zijn om ons te ontmoeten. Ze wijzen naar hun prijzen en zeggen alles al te weten. Dat is een slecht teken, kan ik je vertellen.”
Gevraagd naar de oorzaken van deze houding steekt Ekstrand de hand in eigen boezem. “Ik denk dat veel coaches negatieve ervaringen hebben met medisch begeleiders, het specialistische werkveld van artsen vertoont weinig praktische raakvlakken met dat van de coach. Medici moeten niet te academisch doen, we hebben de taak om medische informatie te vertalen naar tactische strategieën, naar de prestaties op het veld. We moeten de zaken benoemen die echt van belang zijn. Coaches zijn vooral benieuwd naar de maximale belastbaarheid van spelers, hoe ze in aanloop en na afloop van wedstrijden moeten trainen. Wij medici moeten intussen duidelijk maken hoe sterk het verband is tussen medische zaken en de teamprestaties.”
De werelden van de coaches en medici moeten dus dichter bij elkaar worden gebracht, benadrukt Ekstrand. “Er zijn maar weinig gelegenheden waar de medische en technische staf elkaar ontmoeten en informatie uitwisselen. Er is enorm veel kennis op medisch gebied bijgekomen en die kennis moet geïmplementeerd worden in de coachopleidingen. Deze opleidingen moeten dynamischer worden, omdat de medische stand van zaken nu heel anders is dan tien jaar geleden. Ik denk niet dat veel coaches weten dat hun gedrag direct verband houdt met de blessures in zijn team.”
Advies aan de KNVB
Mijn advies aan bijvoorbeeld de KNVB zou zijn: creëer een forum, zet de beste medici uit de voetbalwereld en de beste coaches bij elkaar en laat ze een open discussie voeren over de vraag: hoe kunnen we elkaar het beste helpen? Welke informatie moeten we delen, waar hebben de topclubs behoefte aan? Dit soort ontmoetingsplekken zijn er te weinig. Ook op Europees niveau. Ik kan het belang van deze dialoog niet genoeg benadrukken.”
Dit artikel werd geschreven in het kader van het Symposium Sportblessurepreventie van VeiligheidNL.