Spring naar content

Welke huurtarieven hanteren gemeenten voor sportaccommodaties?

Driekwart van de sportverenigingen huurt een accommodatie van de gemeente. Maar door inflatie en hoge energiekosten staan de huurtarieven onder druk. Het Mulier Instituut houdt in de Huurtarievenmonitor gemeentelijke sportaccommodaties bij hoe deze tarieven zich ontwikkelen. Zo monitoren ze of accommodatiehuur in Nederland betaalbaar blijft.

De meeste gemeenten indexeren hun huurtarieven jaarlijks. Met de huidige inflatie kunnen de prijzen flink oplopen. In dit artikel lees je:

  • op basis waarvan een gemeente het huurtarief bepaalt
  • hoe deze prijzen tussen de gemeenten verschillen
  • hoe de huurtarieven tussen 2021 en 2023 zijn veranderd
  • wat de invloed is van de hogere energieprijzen en inflatie

Over de monitor

In de Huurtarievenmonitor vind je de tarieven voor binnensportaccommodaties, zoals sporthallen, sportzalen en gymzalen. Voor buitensportaccommodaties zijn alleen de huurtarieven van voetbalvelden opgenomen.

Hoe bepalen gemeenten hun huurtarieven?

Je leest in de monitor hoe gemeenten of exploitanten de huurtarievenstelsels vormgeven[1,2]. De verschillen ontstaan op verschillende onderdelen, maar vooral op basis van wie de accommodatie huurt. Veel gemeenten werken met een verenigingstarief en een commercieel tarief[1]. Van alle gemeenten hanteert 20% geen ander tarief voor de verschillende huurders[2].

Wat bepaalt het huurtarief:

  • Huurder: Voor wie geldt het tarief? Verenigingstarief, maatschappelijk tarief, particulier tarief, commercieel tarief, een tarief voor alle gebruikers.
  • Deel: Voor welk deel van de voorziening telt het tarief? Een hele zaal, halve zaal of deel van de zaal?
  • Eenheid: Hoelang of hoe vaak mag de voorziening gebruikt worden? Uurtarief, dagtarief, jaartarief.
  • Moment: Op welk moment geldt het tarief? Week- en weekendtarief, dag- en avondtarief.
  • Periode: In welke periode geldt het tarief? Per kalenderjaar, per seizoen, zomer- en wintertarief.

Financieringswijzer Sport & Bewegen

Met een huurtarievensysteem bepalen gemeenten in hoeverre zij een bepaalde sport of type gebruiker indirect subsidiëren. Tarieven kunnen historisch zijn gegroeid, of bewust worden aangepast om bijvoorbeeld te stimuleren dat de accommodatie ook op minder populaire tijdstippen wordt gebruikt. In de Financieringswijzer Sport & Bewegen lees je hoe je als gemeente tot een nieuw tarievenbeleid komt. De voor- en nadelen per tarievensysteem staan hier op een rijtje. Bekijk het hoofdstuk over tarieven van de Financieringswijzer.

Huurtarieven

Sportverenigingen betalen de laagste tarieven per uur voor de huur van een sporthal, gymzaal of sportzaal. Voor commerciële partijen zijn de tarieven fors hoger (zie figuur 1). Dit verschil is van alle tijden en bestaat omdat gemeenten voor verenigingen vaak geen kostendekkend huurtarief rekenen. Omdat we sport zien als algemeen belang, hoeven gemeenten de kostprijs niet integraal door te berekenen aan clubs en kunnen ze subsidies verstrekken om de huurkosten laag te houden.

Als het om commercieel aanbod gaat – dat geen algemeen belang is – moet de gemeente gewoon marktconforme tarieven rekenen. En gemeenten verschillen sterk in de commerciële tarieven die zij hanteren voor de verhuur van sporthallen. In 2023 was er een verschil van €250 tussen het hoogste en laagste tarief dat gemeenten hanteren voor commerciële aanbieders. De gemiddelde huurtarieven zijn het hoogst in (zeer) sterk stedelijke gemeenten. En ook als een andere partij dan de gemeente verantwoordelijk is voor de exploitatie van de sporthal of sportzaal, zijn de huurtarieven hoger.

Bij de meeste gemeenten zijn de totale huuropbrengsten (van verenigingen én commercieel) overigens niet kostendekkend.

Figuur 1. Gemiddeld uurtarief in 2023 voor de verhuur van gemeentelijke sporthal, sportzaal of gymzaal, naar type huurder (gewogen naar stedelijkheid; in euro’s per uur) [1]

Ontwikkeling huurtarief

De belangrijkste conclusies van de ontwikkeling tussen 2021 en 2023 zijn[1,2]:

  • De huurtarieven van gemeentelijke sporthallen, sportzalen en gymzalen stegen tussen de 1,7 en 3,8% tussen 2021 en 2022. Tussen 2022 en 2023 lijken de prijzen procentueel sterker gestegen. De prijzen zijn in deze periode met 4,1 tot 4,8% gestegen. Hier is weinig verschil tussen het commerciële- en het verenigingstarief. 
  • Van de onderzochte gemeenten voerde 78 tot 88% een huurverhoging door. 
  • Tussen 2021 en 2022 steeg de inflatie sterker (10% volgens het CPI in 2022) dan de huurtarieven (1,7 tot 3,8%). Tussen 2022 en 2023 zijn de huurtarieven (4,1 tot 4,8%) harder gestegen dan de inflatie (3,8% volgens het CPI in 2023).

Gevolgen van inflatie?

In 2022 hebben sportaanbieders de impact van de sterke inflatie grotendeels ontweken, mogelijk doordat huurtarieven al vastlagen. In 2023 stegen de prijzen echter sneller dan de inflatie, waarschijnlijk om het voorgaande jaar te compenseren[2]. Van de sportverenigingen die een sportaccommodatie huren, ervaart ongeveer 40% kleine tot grote problemen met ontwikkelingen in hun financiën. Bijvoorbeeld door de gevolgen van de coronacrisis, of door hogere energiekosten en inflatie. Het aandeel verenigingen dat financiële problemen ervaart is tussen 2021 en 2023 gestegen[3].

Uit een peiling in november 2024 van de belangenorganisatie van de Register voor Verenigingsbestuurders (RVVB) blijkt dat 59% van de ondervraagde bestuurders zich zorgen maken over de financiële situatie van de sportvereniging. Onder andere het verhogen van de huur wordt door de bestuurders genoemd als belangrijke ontwikkeling die de vereniging zou raken[4]. Het Mulier Instituut startte in 2024 een monitor om de financiële weerbaarheid van sportverenigingen structureel in kaart te brengen. De voorstudie geeft echter een overwegend positief beeld van de verhouding tussen de inkomsten en uitgaven bij sportverenigingen. Maar de monitor is nog niet compleet, dus vanaf 2025 kan een beter beeld worden gegeven van de financiële weerbaarheid van de sportverenigingen[5].

Met het verhogen van de huurtarieven voor verenigingen is het belangrijk om rekening te houden met de financiële situatie van je verenigingen. Al blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut dat sportverenigingen die huren minder grote problemen hebben met financiën dan verenigingen met een eigen accommodatie. Verenigingen met een lage huur van de gemeente maken zich ook minder zorgen over hun financiële situatie, blijkt uit de interviews met verenigingsbestuurders[6].

Energiekosten doorbelast

Een andere studie van het Mulier Instituut keek specifiek naar de energietarieven: in hoeverre hebben gemeenten dit doorbelast naar verenigingen in het voorjaar van 2023? Bij de helft van de verenigingen die huren bij de gemeente, worden de energiekosten inderdaad doorbelast in het huurtarief. Andere verenigingen betalen de energiekosten zelf, of hebben hiervoor een aparte rekening. Vooral bij de verenigingen waarbij de energiekosten in het huurtarief zitten, is het tarief verhoogd[7].

De gevolgen van de verhoging is dat verenigingen hun reserves aanspreken. Ook verhoogt 40% van de clubs de contributie. Voor verenigingen die sportaccommodaties huren, is het lastiger om kostenbesparingen door te voeren of kantineprijzen te verhogen[7]. Het gevolg van het verhogen van de contributie is dat de sport minder betaalbaar wordt, maar over hoe leden hier precies op reageren ontbreekt nog informatie. Wel is duidelijk dat de contributies in 2023/2024 ook niet sterker zijn gestegen dan de inflatie.

Lees meer over de impact van een prijsverhoging

In het artikel Vijf vragen over de kabinetsplannen en de betaalbaarheid van sport staan bij vraag drie onderzoeken samengevat die inzicht geven op de impact van een prijsverhoging bij sportaanbieders.

Conclusie

De huurtarieven voor sportaccommodaties verschillen sterk tussen gemeenten, tussen typen accommodatie en tussen typen huurder. Gemiddeld genomen stegen de huurtarieven tussen 2021 en 2023. De stijging van de huurtarieven was tussen 2022 en 2023 sterker dan tussen 2021 en 2022. Het laatste jaar zijn de huurtarieven ook sterker gestegen dan de inflatie. De meeste gemeenten rekenen niet alle kostenstijgingen door in de huurtarieven. Dit biedt sportaanbieders enige verlichting, maar kan later financiële problemen opleveren voor de gemeente. Een groot deel van de verenigingen heeft het financieel zwaar door de hogere energieprijzen en landelijke ontwikkelingen. Maar ook onder verenigingen zijn er sterke verschillen of ze de stijgende (energie)prijzen aankunnen.

Bronnen

  1. Eldert P van,  Hollander E. Huurtarievenmonitor gemeentelijke sportaccommodaties 2022: huurtarieven van gemeentelijke sporthallen, sportzalen, gymzalen en voetbalvelden. Utrecht: Mulier Instituut; 2023.
  2. Eldert P van,  Hollander E. Huurtarievenmonitor binnensport 2023: huurtarieven van gemeentelijke sporthallen, sportzalen en gymzalen. Utrecht: Mulier Instituut; 2024.
  3. Stuij M, Hoeijmakers R, Kalmthout J van, Cremers R, Slot-Heijs JJ. Sportverenigingen en hun uitdagingen: een analyse van oorzaken en verschillen tussen sportverenigingen. Utrecht: Mulier Instituut; 2023.
  4. Register voor Verenigingsbestuurders. Betaalbaarheid sportverenigingen. RVVB; 2024.
  5. Eldert P van, Hertogs N, Kalmthout van J, Baans P. Financiële weerbaarheid sportverenigingen. Utrecht: Mulier Instituut; 2024.
  6. Pulles I, Eldert P van,  Poel H van der. Monitor Sport en corona V: de gevolgen van coronamaatregelen voor de sportsector. Utrecht: Mulier Instituut; 2022. 
  7. Dalhuisen C, Aarnink A, Kalmthout J van, Eldert P van. Gevolgen van de energiecrisis voor sportverenigingen: rapportage sportverenigingen maart 2023. Utrecht: Mulier Instituut; 2023.