Spring naar content

Zo kunnen beleidsdomeinen landelijk samenwerken voor een gezonde beweegomgeving

Bewegen staat voor velen gelijk aan sport. Maar het is meer dan dat – denk aan fietsen,  buitenspelen (op school) en een ommetje in het park. Bewegen raakt naast het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ook andere beleidsterreinen. Dat maakt domeinoverstijgende samenwerking op dit thema noodzakelijk. Amsterdam UMC heeft na onderzoek sterke punten en kansen vastgesteld voor de uitvoering van beleid voor een beweegvriendelijke omgeving in verschillende domeinen, zoals stedelijk ontwerp en onderwijs. Daarna zijn acties geformuleerd voor beleidsmedewerkers.

Waarom dit onderzoek? 

De omgeving speelt een belangrijke rol in het beweegpatroon van de Nederlandse bevolking. Denk hierbij aan wijkparken en veilige, goed onderhouden loop- en fietsroutes, (groene) schoolpleinen en naschoolse sportactiviteiten. Om zo’n gezonde beweegomgeving te realiseren en bewegen te stimuleren is het nodig dat meerdere domeinen samenwerken bij het maken en uitvoeren van rijksoverheidsbeleid. Tot nu toe is niet onderzocht in hoeverre de Rijksoverheid beleid in verschillende domeinen voor een gezonde beweegomgeving uitvoert en waar kansen voor verbetering liggen.

Wat is er onderzocht? 

Amsterdam UMC deed van april 2023 tot mei 2024 onderzoek naar de mate waarin nationaal overheidsbeleid voor bewegen wordt uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd met behulp van de Physical Activity Environment Policy Index (PA-EPI) – een Europees instrument om de uitvoering van nationaal overheidsbeleid in verschillende domeinen voor een gezonde beweegomgeving te beoordelen en te monitoren.

Het resultaat van dit proces is een rapportkaart die met scores duidelijk maakt op welke gebieden het beweegbeleid goed wordt uitgevoerd en waar kansen voor verbetering liggen. De PA-EPI scoort 45 indicatoren die verdeeld zijn over acht beleidsdomeinen (bijvoorbeeld onderwijs en stedelijk ontwerp) en zeven beleidsondersteunende domeinen (bijvoorbeeld leiderschap en bestuur). Het gebruik van de PA-EPI helpt bij de uitvoering van beweegbeleid op onderstaande wijze.

Werkwijze met PA-EPI

  • Beoordelen van beleid: de PA-EPI maakt het mogelijk om de uitvoering van beleid te vergelijken met internationale best practices – succesvolle voorbeelden uit andere landen. 
  • Vaststellen van kansen voor Rijksoverheidsbeleid: door de scores voor de uitvoering van beleid wordt duidelijk wat er al goed gaat en waar kansen liggen voor verbetering.
  • Opstellen en prioriteren van beleidsacties: naar aanleiding van de kansen worden beleidsacties en beleidsondersteunende acties opgesteld en geprioriteerd op basis van relevantie, haalbaarheid en de potentie om sociaaleconomische verschillen gerelateerd aan bewegen te verkleinen. Dit wordt gedaan in samenwerking met een coalitie van experts en professionals. Zij prioriteren individueel de acties en dit leidt tot een compacte set van acties die de rijksoverheid kan helpen het beweegbeleid te versterken.  
  • Monitoren van de voortgang: door de PA-EPI iedere vier tot vijf jaar uit te voeren, kan overheidsbeleid op de lange termijn worden vergeleken en worden veranderingen zichtbaar. 

Het onderzoek laat zien dat er potentieel is voor de Rijksoverheid om haar beleid met betrekking tot de gezonde beweegomgeving te verbeteren. Hieronder volgt een overzicht van de meest belangrijke en haalbare acties volgens de coalitie die heeft deelgenomen aan de prioritering van de acties. In totaal hebben 38 professionals en experts een bijdrage geleverd aan het Nederlandse PA-EPI-proces.

De professionals zijn werkzaam bij de Rijksoverheid of bij organisaties die daardoor worden gefinancierd (zoals ministeries, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en Kenniscentrum Sport & Bewegen). De (onafhankelijke) experts zijn werkzaam bij universiteiten, hogescholen, maatschappelijke organisaties (ngo’s) en lokale overheden. De acties zijn verdeeld in beleidsacties (maatregelen waarmee de overheid invloed kan uitoefenen om bewegen te stimuleren) en beleidsondersteunende acties (maatregelen waarmee de overheid beleidsontwikkeling en -uitvoer voor het creëren van een gezonde beweegomgeving kan faciliteren).

Bron: The Physical Activity
Environment Policy Index (PA-EPI): Nederland. Amsterdam UMC (2024)

Noodzaak van samenwerking

De hoogst geprioriteerde beleidsacties zijn gericht op de rol van bewegen in stedelijk ontwerp, onderwijs en transport. Voor het effectief stimuleren van bewegen onder de Nederlandse bevolking en het in de praktijk brengen van beleid voor het bevorderen van een gezonde beweegomgeving, is er meer nodig dan focus op sport en de inzet van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Bewegen overstijgt domeinen, maar krijgt momenteel niet altijd voldoende aandacht buiten dat ministerie.

Zo wordt in de Omgevingswet gesproken over zaken die invloed hebben op bewegen (waaronder een gezonde fysieke leefomgeving), zonder dat bewegen zelf wordt beschreven. Het is essentieel dat bewegen als centraal thema wordt erkend, wat een domeinoverstijgende samenwerking vereist tussen verschillende ministeries en uitvoerende partijen. De onderzoekers moedigen iedereen aan die zich inzet voor bewegen – zowel beleidsmakers als uitvoerende partijen – verder te kijken dan hun eigen domein. Samenwerking tussen verschillende domeinen krijgt Nederland in beweging.

Vervolg

Het is belangrijk dat de PA-EPI over enkele jaren wordt herhaald om de voortgang in beleid bij te houden. Ook wordt de PA-EPI doorontwikkeld, zodat het instrument geschikt is om kansengelijkheid in beleid in kaart te brengen. Dat leidt tot beleidsaanbevelingen voor een gezonde beweegomgeving waarin aandacht is voor gelijke kansen voor iedereen.

Rapport

Lees voor een volledige beschrijving van het Nederlandse PA-EPI-onderzoek het rapport met de werkwijze en resultaten. Of bekijk meer informatie over de PA-EPI en de ontwikkeling daarvan.