Zo stimuleer je bewegen op het schoolplein in het voortgezet onderwijs
In groep 8 van het primair onderwijs bewegen kinderen nog volop op het schoolplein. Zodra ze beginnen in het voortgezet onderwijs (VO), lijkt het bewegen acuut te stoppen. Hoe kan dat? Hoe zorg je ervoor dat leerlingen in het voortgezet onderwijs blijven bewegen tijdens de pauze op het schoolplein? Twee experts delen hun visie.
Dit zijn de geïnterviewden
- Antoin Hoovers is docent en expert beweegvriendelijke schoolomgeving VO.
- Wim van Gelder is opleider, ontwerper, auteur en inspirator op het gebied van spelen, bewegen, sporten, dynamische schooldag en het schoolplein.
Plotselinge knip in beweeggedrag
“Bewegen is iets dat kinderen van nature doen”, stelt Antoin Hoovers. “Er is op basisscholen volop aandacht voor leren bewegen en er zijn dagelijks buitenspeelmomenten. Maar op het moment dat kinderen groep 8 afsluiten, voltrekt zich in zes weken tijd een bizarre verandering: het vrij spelen en bewegen op het schoolplein met medeleerlingen stopt acuut.” Wim van Gelder herkent dit: “In de brugklas bestaat ineens het idee dat tikspelletjes dom zijn. En al zouden leerlingen een balletje willen trappen: er zijn vaak geen ballen beschikbaar.”
In het VO is het de sociale norm om niet meer te rennen en dollen, want: ‘het is hier geen speeltuin’. Onderzoek laat bovendien zien dat kinderen vanaf twaalf jaar steeds vaker stoppen bij sportverenigingen. Zo staat voldoende bewegen tijdens de middelbare schoolleeftijd onder druk.
Hard plein = harde sfeer
De realiteit is dat het overgrote deel van de pleinen in Nederland niet uitnodigt tot bewegen. Hoovers: “Het zijn kale vlaktes met grijze stenen. Als je het groener maakt, gaan leerlingen met meer plezier naar buiten. Al is het maar om een frisse neus te halen of een stukje te wandelen. Ze hoeven niet allemaal intensief te gaan bewegen – daar is vaak ook geen ruimte voor. Maar nu zijn veel pleinen leeg en saai, omdat ze hufterproof moesten zijn en de leerkrachten overzicht wilden. Maar een hard plein zorgt ook voor een hardere sfeer op school.”
Het beweegvriendelijke schoolplein
Hoe ziet het ideale VO-schoolplein er dan wel uit? Hoovers: “Meer groen, beweegfaciliteiten die passen bij de leerlingen – zoals een pannakooi of baskets – en voldoende sportattributen zoals ballen en spelmateriaal. Uiteindelijk is het maatwerk per school.”
Hoewel het logisch is om te denken aan toestellen, benadrukt Van Gelder dat scholen niet meteen moeten gaan shoppen voor materialen. Een calisthenics rek is leuk voor de ‘showboys’, maar je bereikt er geen kwetsbare leerlingen mee. Meer bewegen op het plein vraagt veel meer dan ‘dingetjes’ plaatsen: het gaat om budget, inrichting, het rooster en continuïteit van de begeleiding bij het bewegen. Je moet een brede verandering in gang zetten.”
Eerst structuur bieden, dan loslaten
Een cruciaal element is het actief begeleiden van bewegen op het schoolplein. Van Gelder pleit voor meerdere kleine spellen tijdens de pauzes, zoals ‘kingen’ en ‘rondje om de wereld’. “En speel de grotere spellen zoals voetbal en basketbal in kleinere teams op kleinere veldjes. Juist de massaliteit daarvan zorgt er doorgaans voor dat de straatcultuur gaat overheersen en niet alle kinderen aan bod komen.”
Hoovers onderschrijft de noodzaak van actieve leerkrachten. “Je bent in de klas steeds aanwezig als pedagoog en in de pauze is de boodschap: zoek het maar uit. Doe als leerkracht mee met een potje basketbal, of organiseer toernooitjes.”
Interessante vraag is: hoeveel autonomie bied je leerlingen? Onderzoek toont aan dat zij in de pauze vooral graag ‘hun eigen ding doen’. Van Gelder: “In de klas begin je met veel structuur en bied je langzaam meer autonomie als leerlingen dat aankunnen. Op het schoolplein geven we ze nu in één klap volledige autonomie. Ik ben ervan overtuigd dat je ook hier eerst structuur en veiligheid moet creëren, daarna pas loslaten.”
Een nieuwe beweegcultuur opbouwen
Het spreiden van pauzes is de beste maatregel voor meer bewegen, vinden beide experts. Hoovers: “Dat zorgt ook letterlijk voor meer ruimte voor bewegen.” Van Gelder: “Voor een goede spreiding heb je wel de roostermaker nodig. Die plant het rooster echter op basis van beschikbare lokalen en leerkrachten en niet op basis van beweegbehoefte. Maar door bijvoorbeeld de pauzes van onderbouw en bovenbouw te scheiden, bouw je samen met de brugklassers alvast een betere beweegcultuur op.”
Waar begin je als school?
Waar begin je als school? Hoovers: “Steek er tijd en energie in. Vaak staan welbevinden en betrokkenheid wel in het schoolplan, maar regeert de waan van de dag. Sterker nog, in gesprekken met directies, leerkrachten en zelfs met collega’s LO proef ik vaak scepsis: jongeren willen helemaal niet bewegen, die willen hangen! Terwijl de praktijk leert dat een deel van de jongeren wel degelijk meer beweegt als je het schoolplein erop inricht.”
Stappen die je als school kunt zetten:
- Pitch het plan voor het schoolplein bij de schooldirectie of overkoepelende stichting.
- Stel een beweegteam samen dat de kar gaat trekken, met daarin in elk geval de directie, de conciërge of facilitair medewerker en de vakleerkracht LO. Die laatste is als beweegambassadeur vaak de uitvoerder van deze aanpak.
- Zorg dat de verantwoordelijkheid structureel bij iemand geborgd is en dat er structureel budget en tijd is om bewegen te begeleiden.
Betrek leerlingen, maar niet te vroeg
En de rol van de leerlingen in dit proces? Van Gelder daarover: “Die is vaak kleiner dan mensen denken. Het betrekken van leerlingen kost veel tijd. Ga je er helemaal open in, dan willen ze bij wijze van spreken een achtbaan en zwembad op het schoolplein. Leg ze op het juiste moment praktisch haalbare en zinvolle keuzes voor, om teleurstelling te voorkomen.”
Volgens Hoovers zijn de leerlingen zelf de experts. “Wij kunnen best inschatten waar het op uitkomt, maar juist de verassingen zorgen voor de grootste hits. Op een mavo die ik heb begeleid, was een groep meiden met een migratieachtergrond: echte achterblijvers in bewegen. Uit hun schets van het ideale schoolplein bleek: ze willen een vogelnestschommel. De school aarzelde, want: het moet geen speeltuin worden. Maar omdat 85% van de meiden zo’n schommel wilde, besloten we: we doen het en we zien wel. Een week later bleek het al een enorm succes qua meer bewegen van deze groep.”
Een leven lang bewegen
Van Gelder adviseert de ALO om meer aandacht te besteden aan het organiseren van bewegen op het schoolplein. “Pedagogisch gezien is er zoveel gaande op dat plein, het biedt zulke goede kansen voor het reguleren van de groepsdynamiek. De hele school profiteert hiervan. Je versterkt de relatie met de kids en er komt meer rust in de lessen na het bewegen. De schoolpleincultuur maakt of breekt de sfeer op school.”
Ook Hoovers ziet volop kansen om het schoolplein ‘betekenisvol te benutten’. “Uiteindelijk wil je leerlingen een leven lang laten bewegen. Iedere leeftijdsfase is een stapsteen naar een leven lang bewegen. Hoe zonde is het dan dat die steen nu vaak ontbreekt in het VO?”