Zwemveiligheid in Nederland 2018
In een waterrijk land als Nederland is zwemveiligheid van groot belang. Een een aantal indicatoren – zoals cijfers over verdrinkingen en getallen over zwemvaardigheid – geven een beeld van de zwemveiligheid in Nederland.
De definitie voor zwemveiligheid komt uit het Uitvoeringsplan NL Zwemveilig 2018-2020: in staat zijn te overleven en op een veilige manier te bewegen en te recreëren in de Nederlandse watercultuur.
Deze factoren hebben invloed op de zwemveiligheid
Er zijn drie groepen factoren die van invloed zijn op de zwemveiligheid:
- factoren die te maken hebben met de persoon
- factoren die te maken hebben met de omgeving
- factoren die te maken hebben met de activiteit / uitdaging
Ook zelfvertrouwen en omstandigheden als watertemperatuur, waterdiepte, kleding, stroming, of golven bepalen of iemand kan overleven of veilig kan bewegen in water. Zie ook: www.nlzwemveilig.nl.
Cijfers verdrinkingen
Het aantal verdrinkingen in Nederland liet sinds 1950 een dalende trend zien, tót recent. In 2016 waren er 86 sterfgevallen door verdrinking, maar daarna zien we weer een lichte toename met 112 sterfgevallen in 2018. Dat blijkt uit cijfers van het CBS.
Wat verder blijkt uit de cijfers:
- Meer mannen dan vrouwen verdrinken. In 2018 overleden 89 mannen en 23 vrouwen door verdrinking. Het aantal mannen dat verdrinkt, is al jaren 3 tot 4 keer zo hoog als het aantal vrouwen.
- Opvallend is dat er steeds minder jonge kinderen (<10 jaar) verdrinken. In 1950 verdronken er nog 266 jonge kinderen. De laatste tien jaar ligt dat aantal gemiddeld op 8 per jaar.
- Daarentegen verdrinken er vanaf 2000 juist meer ouderen (vanaf 60 jaar). In 2000 waren dat er 32 en in 2018 was dat aantal 48.
- Ook personen met een niet-westerse achtergrond hebben nog altijd meer kans om te verdrinken dan personen met een westerse achtergrond. Per 100.000 inwoners verdronken er drie keer zoveel mensen met een niet-westerse achtergrond als met een Nederlandse achtergrond (1,44 per 100.000 tegen 0,45 per 100.000).
Meer cijfers over verdrinkingen vindt u op de website van het CBS (17.1.3 Accidentele verdrinking).
Cijfers zwemvaardigheid
De zwemvaardigheid wordt in Nederland afgemeten aan het bezit van een zwemdiploma. Eerst even wat achtergrond: het Mulier Instituut brengt samen met het SCP sinds 2012 cijfers uit over zwemdiploma’s, in de zogeheten Vrijetijdsmonitor. Sinds 2016 is de aandacht voor zwemdiploma’s dan ook toegenomen. De Nationale Raad voor de zwemveiligheid (NZR) heeft eind 2017 de nationale Norm Zwemveiligheid geïntroduceerd. Deze norm ziet zwemdiploma’s A en B als tussenstappen voor het behalen van diploma C (de norm).
Uit de meest recente factsheet van 2019 over het bezit van zwemdiploma’s blijkt dat hoe ouder kinderen worden, hoe meer zwemdiploma’s ze bezitten.
- Na hun twaalfde hebben bijna alle kinderen minimaal een A-diploma.
- Opvallend is dat het percentage jongeren met alléén een A-diploma bij de 12-jarigen lager is dan bij de 16-jarigen. Het aandeel dat zowel A als B heeft, is bij de 12-jarigen veel groter dan bij de 16-jarigen. Beide cijfers kunnen erop wijzen dat in de afgelopen jaren meer kinderen, meerdere zwemdiploma’s halen.
- Het aandeel jongeren dat de norm haalt – het volledige ABC – ligt voor alle jongeren tussen de 12- en 16-jarigen zo rond de 35%.
- Als we kijken naar het zwemdiploma bezit van 2012 tot 2018 per leeftijdsgroep, blijkt dat 6- tot 10-jarigen de grootste stappen maken. In 2012 had 23% van deze kinderen het volledige zwem-ABC behaald. In 2018 was dat zelfs al 33%.
- De cijfers over de zwemvaardigheid van kinderen sluiten aan bij de gegevens uit het Sportonderzoek 2018 voor (jong)volwassenen. Daaruit blijkt wel het grote verschil in bezit van zwemdiploma’s tussen de generaties: 97% van de 15- tot 19-jarigen heeft een A-diploma, tegen 60% van de 65- tot 79-jarigen.
Cijfers schoolzwemmen
De Rijksoverheid heeft in 1985 het verplichte schoolzwemmen afgeschaft. Sindsdien kunnen gemeenten zelf kiezen of ze het aanbieden. Door bezuinigingen bij gemeenten is het aantal basisscholen dat schoolzwemmen aanbiedt tussen 1991 en 2018 gedaald van 90% naar 30%. Daarnaast blijkt uit recent onderzoek van ZwembadBranche dat nog eens een kwart van de zwembaden overweegt de komende jaren te stoppen met schoolzwemmen.
Vooral grote gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) bieden nog schoolzwemmen aan. De belangrijkste reden hiervoor is dat de indruk bestaat dat kinderen in deze gemeenten minder zwemvaardig zijn. Dat komt omdat meer kinderen in deze gemeenten uit gezinnen komen met een laag inkomens en/of met een migratieachtergrond. De cijfers uit 2018 (factsheet zwemvaardigheid 2018, Mulier Instituut) laten zien dat 13% van alle kinderen met het A-diploma, dit diploma hebben gehaald via het schoolzwemmen.