Spring naar content

Bepalen van trainingsbelasting is een complexe zaak

Er bestaat niet één test om de totale trainings- of wedstrijdbelasting te monitoren. Hoewel een combinatie van verschillende metingen een coach enig inzicht kan verschaffen, dienen de uitkomsten daarvan als ondersteuning gebruikt te worden. Het is immers niet mogelijk om de totale fysieke en mentale belasting te bepalen.

Technologische ontwikkelingen stellen trainers tegenwoordig in staat om steeds meer te meten tijdens een training of wedstrijd. Zo zijn er sensoren die sporters kunnen dragen, uiteenlopend van een hartslagmeter tot versnellingsopnemers.

Daarnaast kunnen sporters de ervaren belasting op vragenlijsten invullen en via apps direct terugkoppelen naar trainers. Verder is het niet uitzonderlijk dat begeleiders melkzuurbepalingen doen bij hun sporters, om via die weg iets te kunnen zeggen over de opgelegde belasting.

Al deze metingen hebben als doel de trainer meer inzicht te geven in zowel de interne als externe belasting van zijn sporter. Met interne belasting wordt hier de belasting ten gevolge van fysiologische stress bedoeld, bijvoorbeeld de hartfrequentie, de vorming van melkzuur of veranderingen in hormoonspiegels. De externe belasting is bijvoorbeeld een wattage dat iemand levert. Het is belangrijk om te weten dat beide soorten belasting van invloed zijn op elkaar, maar niet één op één gelijk lopen. Deze vormen van belasting worden ook wel respectievelijk relatieve en absolute belasting genoemd.

Daarnaast kan een bepaalde externe belasting leiden tot een verschillende mate van interne belasting bij twee sporters. De ene sporter kan een training zwaar vinden, terwijl een ander dezelfde training niet zo intensief vond.

De inspanningsfysioloog Mujika heeft uiteengezet wat het meten van zowel de interne als externe belasting voor nut heeft en welk soort tests bruikbaar zijn voor de praktijk.

Verschil in trainingsrespons

Hoewel er een overvloed is aan betrouwbare meetinstrumenten, bestaat er niet zoiets als een allesomvattende meting die zowel de interne als de externe belasting volledig in kaart brengt. Een combinatie van metingen zoals bijvoorbeeld snelheid, hartfrequentie en ervaren vermoeidheid kan wel een goed beeld geven van de interne belasting, gekoppeld aan de extern opgelegde belasting.

Mujika geeft aan dat tests snel en simpel te gebruiken moeten zijn, en het liefst ook goedkoop zodat trainers ze ook werkelijk in de praktijk gebruiken. Het is echter een utopie om te denken dat met metingen in de sportpraktijk de totale interne en externe belasting in kaart te brengen zijn. De gegevens die uit de metingen voortvloeien, zijn dan ook alleen een indicatie. Het is aan de trainer deze gegevens voor elke individu te interpreteren en er de training op aan te passen.

Conclusie

Hoewel er zeer veel instrumenten zijn om de interne en externe belasting te meten, bestaat er geen meting waarbij de volledige belasting in kaart gebracht wordt. Met een aantal relatief eenvoudige, betrouwbare en goedkope metingen is het wel mogelijk een indicatie te krijgen van zowel de interne als externe belasting. Het is dan aan de trainer deze wetenswaardigheden om te zetten naar een individuele trainingsaanpak.

Bron

  1. Mujika (2016) Quantification of training and competition loads in endurance sports: methods and applications. Int. J. Sports Physiol. Perform., In Press DOI: 10.1123/ijspp.2016-0403