Beter presteren op hoogte door te wennen aan warmte
Sporters die wennen aan warmte blijken hierdoor verrassenderwijs beter te kunnen presteren op hoogte. De prestatieverbetering is in dit geval zelfs bijna net zo groot als wanneer ze wennen aan hoogte. Dit komt doordat in beide gevallen zogenaamde “heat shock”-eiwitten worden aangemaakt. Deze eiwitten maken dat spiercellen beter bestand zijn tegen stress van buitenaf, zoals intensieve inspanning.
Veel sporters kiezen ervoor om hun lichaam voorafgaand aan een belangrijke wedstrijd alvast te laten wennen aan de omstandigheden waarin ze moeten gaan presteren. Dit kan bijvoorbeeld een wedstrijd op hoogte zijn of een wedstrijd in een warme omgeving. Wanneer sporters deze omstandigheden simuleren in een klimaat- of hoogtekamer heet dit gewenningsproces acclimeren, wanneer het op de locatie zelf gebeurt heet het acclimatiseren.
Door het gewenningsproces past het lichaam van een sporter zich zodanig aan dat hierdoor een betere prestatie mogelijk is. Normaal gesproken kiezen sporters ervoor om te wennen aan de omstandigheden die ze aan zullen treffen: bij een wedstrijd op hoogte wennen ze aan hoogte, bij warmte aan warmte etc.
De aanpassingen die in het lichaam op celniveau optreden tijdens het wennen aan warmte of aan hoogte blijken echter deels gelijk. Zo neemt in beide gevallen de aanmaak van de zogenaamde “heat shock”-eiwitten toe. Deze maken dat cellen beter bestand zijn tegen externe invloeden, zoals intensieve inspanning. Maar zijn de effecten van verschillende manieren van wennen daarmee ook uitwisselbaar?
Acclimeren aan hoogte of warmte
Sporters die wennen aan warmte kunnen inderdaad op hoogte een tijdrit van 16 kilometer wel 2 minuten sneller fietsen. Deze prestatieverbetering is bijna net zo groot als wanneer sporters wennen aan hoogte; in dat geval fietsen ze 3 minuten sneller. Dat blijkt uit een studie van Britse bewegingswetenschappers waarin redelijk getrainde mannelijke proefpersonen gedurende tien dagen acclimeerden aan warmte of aan hoogte. Dit deden zij door zich dagelijks één uur in te spannen in een klimaatkamer waarin het óf 40 graden Celcius was op zeeniveau, óf waarin de gesimuleerde hoogte van ongeveer 3000 meter was bij 18 graden Celcius.
De gevonden prestatieverbetering gaat samen met een flinke toename van de “heat shock” eiwitten. Zowel door de acclimatie aan warmte als aan hoogte namen deze met ongeveer 60 procent toe. Hierdoor waren de spiercellen beter bestand tegen intensieve inspanning.
Hoe werkt het bij topatleten?
Sporters die op hoogte moeten presteren hoeven dus niet per se te wennen aan hoogte, ze kunnen ook wennen aan warmte. De onderzoekers waarschuwen echter dat de gevonden resultaten niet zondermeer van toepassing zijn op topatleten omdat er alleen redelijk getrainde proefpersonen onderzocht zijn. Toch lijkt deze toepassing ook voor hen interessante kansen te bieden. Het lijkt er namelijk op dat de aanpassing aan warmte sneller verloopt dan die aan hoogte.
Op basis van deze studie valt helaas geen uitspraak te doen of het ook andersom werkt: of sporters die wennen aan hoogte hierdoor beter kunnen presteren in de warmte.
Bron
- Lee BJ, Miller A, James RS, Thanke CD (2016) Cross acclimation between heat and hypoxia: heat acclimation improves cellular tolerance and exercise performance in acute normobaric hypoxia. Front. Physiol., 7:78 doi 10.3389/fphys.2016.00078