Spring naar content

Congresverslag ECSS 2019 | deel 2

Van 3 tot 6 juli 2019 vond het 24e jaarcongres van het European College of Sport Science (ECSS) plaats in Praag. Vooraanstaande wetenschappers bespraken de laatste stand van zaken en nieuwste ontwikkelingen op verschillende gebieden, waaronder voeding, training en psychologie. Hieronder volgt deel 2 van het congresverslag.

Haal meer uit je intervaltraining

Veel sporters uit allerlei disciplines gebruiken intervaltraining als trainingsvorm om op een efficiënte manier hun fitheid te vergroten. Er bestaan echter eindeloos veel manieren om een intervaltraining in te richten. Door de aanpak van intervaltraining te finetunen, kunnen duursporters nóg meer uit hun training halen, zo stelde dr. Bent Rønnestad.

Start hard

Het effect van intervaltraining hangt voor een groot deel af van de intensiteit van de intervallen. Zo verbetert de effectiviteit wanneer sporters langer trainen op een hoge intensiteit van minimaal negentig procent van de maximale zuurstof opname (VO2max) [4]. Rønnestad vergeleek in een – nog te publiceren – onderzoek twee groepen wielrenners die 5×5 minuten fietsten. De ene groep moest de intervallen op een vlakke intensiteit fietsen, terwijl de andere groep de opdracht kreeg om ieder interval zo hard mogelijk te starten. De groep die hard startte, fietste gemiddeld langer op een intensiteit boven negentig procent van de VO2max. Ondanks de hogere gemiddelde intensiteit bij de vliegende starters, vonden ze de training even zwaar als wanneer ze op een vlakke intensiteit fietsten. Een variabele intensiteit is dus mogelijk effectiever dan vlakke intervallen.

Korter is beter

Rønnestad onderzocht ook wat er gebeurt als je de intervallen opdeelt in kortere mini-intervallen [2]. In zijn onderzoek fietste de ‘traditionele’ groep 4×5 minuten met tussendoor 2,5 minuten rust. De andere groep werkte 3x12x30 seconden met 15 seconden rust tussen de intervallen. De groep met de korte intervallen spendeerde meer tijd boven negentig procent van de VO2max en presteerde na tien weken training ook beter dan de groep die intervallen van vijf minuten deed. Toch voelde de training met korte intervallen niet zwaarder aan dan die met lange intervallen. Rønnestad beveelt daarom aan om te spelen met de duur van de intervallen om zo de intensiteit op te voeren.

Blokperiodisering

Tenslotte gaf Rønnestad aanbevelingen voor het indelen van intervaltrainingen. Volgens zijn onderzoek uit 2016 is het effectiever om blokperiodisering toe te passen [3]. Een programma met daarin één week waarin vijf intervaltrainingen werden gedaan, gevolgd door drie weken met slechts één intervaltraining per week, werd vergeleken met een programma waarin vier weken lang twee intervaltrainingen per week werden gedaan. Bij beide groepen werden de intervaltrainingen aangevuld met duurtraining zodat het totale trainingsvolume gelijk was. Na drie van deze cycli presteerde de groep die blokperiodisering volgde beter dan de groep met traditionele periodisering. Er moet nog onderzocht worden of blokperiodisering op de lange termijn werkt, maar de eerste studies hiernaar tonen een klein positief effect op de prestatie aan ten opzichte van traditionele periodisering.

Talentontwikkeling van roeiers

Dat talenten zich grillig ontwikkelen is al langer bekend. Dat ook de ontwikkeling van roeiers zich moeilijk laat voorspellen, laat de Duitse Antje Hoffmann van het Institute For Applied Training Science met haar studie onder roeiers zien. Zij keek hiervoor naar de prestatie van roeiers tijdens verschillende toernooien: het WK Junioren, WK onder 23 en het WK senioren óf de Olympische Spelen in Rio de Janeiro.

Moeilijk inschatten prestatie

Van de finalisten in Rio de Janeiro, de beste zes van een wedstrijd, bleek dat slechts iets meer dan de helft meedeed aan het WK Junioren. Tachtig procent van de finalisten nam al wel deel aan het WK onder de 23. Verder deed slechts een derde van de finalisten op het WK junioren, mee aan het WK senioren of de Olympische Spelen. Deze junioren namen wel bijna allemaal deel aan het WK onder de 23. Volgens Hoffmann lijkt het WK onder de 23 dus een belangrijke tussenstap voor junioren naar wedstrijden bij de senioren. Omdat slechts een derde van de juniorenkampioenen doorstroomt naar het allerhoogste niveau, geeft Hoffmann aan dat het succes van junioren niet overschat moet worden. Daarnaast bevestigen de resultaten eens te meer hoe moeilijk het is om het uiteindelijke niveau van jonge sporters in te schatten.

Het placebo-effect in de sport

Vanuit de medische wereld is het al langer bekend dat een placebo ervoor kan zorgen dat patiënten minder pijn hebben. Dat ook sporters baat kunnen hebben van een placebo, liet professor Fabrizio Benedetti in zijn presentatie zien. Benedetti, verbonden aan de Universiteit van Turijn, vertelde in zijn presentatie dat sporters meer kracht konden leveren, wanneer ze geloofden dat ze een supplement slikten die hun prestatie zou bevorderen [1]. Voor het optreden van dit placebo-effect moesten mensen echter wel deze betere prestatie hebben ervaren wanneer ze een supplement slikten. Hiervoor moesten de sporters op de eerste dag een gewicht wegdrukken. In de volgende twee dagen verlaagden de onderzoekers stiekem het gewicht, terwijl de sporters een supplement kregen waarvan ze geloofden dat het de prestatie zou bevorderen. De deelnemers dachten hierdoor – onterecht – dat ze meer kracht produceerden. Zij ontwikkelden daardoor een associatie tussen het supplement en een verbeterde prestatie. Wanneer de onderzoekers het gewicht na de drie dagen weer verhoogden – en de sporters wederom een nepsupplement kregen – leverden ze meer kracht dan op de eerste dag.

Bronnen

  1. Pollo A, Carlino E, Benedetti F (2008) The top‐down influence of ergogenic placebos on muscle work and fatigue. Eur. J. Neurosci., 28:379-388.
  2. Ronnestad BR, Hansen J, Vegge G, Tonnessen E, Slettalokken G (2015). Short intervals induce superior training adaptations compared with long intervals in cyclists – an effort-matched approach. Scand. J. Med. Sci. Sports 25(2): 143-151.
  3. Ronnestad BR, Hansen J, Thyli V, Bakken TA, Sandbakk O (2016). 5-week block periodization increases aerobic power in elite cross-country skiers. Scand. J. Med. Sci. Sports 26(2): 140-146.
  4. Thevenet D, Tardieu-Berger M, Berthoin S, Prioux J (2007). Influence of recovery mode (passive vs. active) on time spent at maximal oxygen uptake during an intermittent session in young and endurance-trained athletes. Eur. J. Appl. Physiol. 99:133-142.