Spring naar content

Congresverslag ECSS 2023

Het jaarlijkse congres van het European College of Sport Science (ECSS) vond van 5 tot en met 7 juli 2023 plaats in Parijs. In bijna 2.000 presentaties deelden sportonderzoekers uit de hele wereld hun nieuwste onderzoeksbevindingen. Topsport Topics was erbij en noteerde enkele hoogtepunten.

Zwangere topsporters

In een sessie gewijd aan topsporters en zwangerschap beklaagde Margie Davenport van de University of Alberta in Canada zich over het gebrek aan duidelijke richtlijnen voor trainen tijdens een zwangerschap. Voor een groeiende groep zwangere topsporters is het namelijk onduidelijk wat zij kunnen doen en wat zij beter kunnen laten qua training. Zwangere topsporters (en hun coaches en zorgverleners) zijn daarom vaak aan de voorzichtige kant en vermijden intensieve intervaltraining of zware krachttraining op basis van gebrekkige wetenschappelijke bewijslast. 

Davenport deed onderzoek naar high-intensity interval training (HIIT) bij fitte, zwangere vrouwen. Ze liet de deelnemers intervallen van een minuut op meer dan 90 procent van hun maximale hartslagfrequentie fietsen, terwijl de gezondheid van de foetus goed in de gaten werd gehouden. Davenport ontdekte dat de vrouwen goed reageerden op dit soort training: deelnemers die HIIT deden hadden stabiele bloedglucosewaarden en sliepen beter dan deelnemers die op lagere intensiteit trainden[1]. Maar belangrijker nog: in haar onderzoek had de training geen invloed op de gezondheid van moeder en kind.

Een ander onderzoek van Davenport en haar collega’s ging over zware krachttraining. Ze bevroeg 679 vrouwen die tijdens hun zwangerschap tot tenminste 80 procent van hun maximaal haalbare gewicht (1RM) bleven tillen[2]. Gemiddeld hadden de krachttrainende vrouwen minder complicaties bij de bevalling. Dit gold met name voor vrouwen die tot aan hun bevalling bleven doortrainen. Ook gaven de krachttrainende vrouwen minder vaak aan last te hebben van urineverlies, en voelden ze zich mentaal beter dan vrouwen die niet krachttrainden.

Volgens Davenport is het nog te vroeg om vrouwen op basis van dit onderzoek aan te raden om vooral wél intensief te trainen tijdens de zwangerschap. De studies zijn nog te kleinschalig om goede richtlijnen op te kunnen stellen. Bovendien is het – met name bij de tweede studie – de vraag of geen sprake is van bias: vrouwen die complicaties ervaren bij de zwangerschap zijn immers eerder geneigd te stoppen met trainen en ervaren ook vaker complicaties bij de bevalling. Toch dragen deze onderzoeken bij aan een groeiende bewijslast voor trainen tijdens de zwangerschap.

Goede junior geen voorwaarde voor wereldtop

Brooke Macnamara van de Case Western Reserve University gaf een overzicht van haar onderzoek naar talentontwikkeling. Topsport Topics schreef kortgeleden nog naar aanleiding van haar onderzoek over het belang van meerdere sporten beoefenen tijdens de jeugd en over het gebrek aan verband tussen prestaties op junioren- en seniorenniveau. We weten inmiddels dus al dat de toppers bij de junioren niet dezelfde mensen zijn als de absolute wereldtop bij de senioren. Macnamara legde in haar presentatie uit hoe dit komt.

In de eerste plaats beginnen topsenioren later aan hun hoofdsport dan topjunioren, als je binnen dezelfde sport kijkt. Dit geldt voor veel verschillende sporten – ook voor sporten waarin vroeg begonnen wordt, zoals bijvoorbeeld tennis en turnen. Daarnaast trainen topjunioren meer in de hoofdsport dan topsenioren, en trainen topsenioren meer in andere sporten. Op jonge leeftijd verschillende sporten doen en pas laat specialiseren lijkt dus de sleutel naar succes als senior. Maar wat zijn nu de redenen daarvoor?

Volgens Macnamara is er in de eerste plaats een wiskundige verklaring. Topjunioren strijden tegen leeftijdsgenoten. Dit is per definitie een veel kleinere groep dan in de seniorencategorie, waarin sporters van verschillende leeftijden tegen elkaar uitkomen. Met andere woorden: de kans op succes is als junior groter dan als senior. Maar ook in de loopbaan van een sporter zitten verklaringen voor vroeg of laat succes. Zo biedt het maken van veel uren in de hoofdsport een voordeel op korte termijn, maar kan het ook leiden tot voortijdige uitval door blessures, motivatiegebrek of burn-out. Vroegspecialiserende sporters lopen ook meer risico op het kiezen van een sport die toch niet zo goed bij ze past, terwijl een laatspecialiserende sporter meer tijd heeft om een sport te kiezen. 

Het beoefenen van meerdere sporten kan voordelig zijn op langere termijn. Dit komt doordat sporters meer motorische en visuele vaardigheden leren dan wanneer ze één sport beoefenen. Ook kunnen ze zich beter aanpassen aan situaties en worden ze beter coachbaar. In Macnamara’s woorden: ze “leren te leren”.

Repeated sprint training in hypoxia

Grégoire Millet (Universiteit van Lausanne) vertelde over repeated sprint training in hypoxia (RSH). Dit is een relatief nieuwe trainingsmethode, waarin de combinatie van een maximale sprintinspanning en een zuurstofarme omgeving zorgt voor betere doorbloeding van (met name type II-) spiervezels. Deze spiervezels passen zich vervolgens aan, waardoor de herhaalde sprintprestatie verbetert – een prestatievorm die vooral voor teamsporters van belang is[3]. Na RSH hebben sporters minder verval tijdens herhaalde sprints dan wanneer ze in een zuurstofrijke omgeving trainen. Het is wel belangrijk dat de omgeving behoorlijk zuurstofarm is (zoals bijvoorbeeld in een hoogtekamer op een gesimuleerde hoogte van 3.000-3.500 meter) en de sprints erg intensief (bijvoorbeeld 3 x 5 x 10 seconden sprint met 20 seconden rust tussen de sprints en 5 minuten rust tussen de sets).

Voortbordurend op de werkingsmechanismen van RSH probeerden Ana Sousa (University Institute of Maia) en Franck Brocherie (Frankrijks National Institute of Sport, Expertise, and Performance) of andere toevoegingen naast de zuurstofarme prikkel tot een groter effect zouden kunnen leiden. RSH in combinatie met nitraat (bietensap) bleek vooralsnog niet succesvol[4]. De kachel opstoken in de hoogtekamer zou ook een strategie kunnen zijn om doorbloeding van spieren te bevorderen. De eerste onderzoeksresultaten naar deze methode zijn nog niet positief als het gaat om daadwerkelijke prestatieverbetering, maar mogelijk hebben onderzoekers nog niet de ideale combinatie van trainingsprikkels gevonden[5].

Menstruatiecyclus

Aan de Norwegian University of Science and Technology doen Dionne Noordhof en Madison Taylor onderzoek naar de invloed van de menstruatiecyclus op sportprestaties. Waar tot nu toe vooral de ervaringen van sporters werden uitgevraagd, pakten deze onderzoekers het grondig aan. Sporters testten hun maximale zuurstofopname, sprintvermogen en lactaatdrempel op drie momenten in hun cyclus, gedurende twee verschillende menstruatiecycli. In lijn met eerder onderzoek was er op groepsniveau geen effect van cyclusfase, maar waren er wel grote individuele verschillen. Interessanter was de bevinding dat de verschillen binnen deelnemers ook groot waren: er was geen patroon te herkennen in de prestaties tussen de verschillende cycli. Ook de verschillen van cyclus tot cyclus zijn dus groot.

Uit hetzelfde onderzoek bleek dat eigenlijk maar weinig van de sportende vrouwen een normale menstruatiecyclus hebben. Van de 71 vrouwen die aan het onderzoek begonnen (en al aan de eis van geen hormonale anticonceptiegebruik voldeden), bleken er maar liefst 23 geen normale cyclus te hebben. Ze ovuleerden bijvoorbeeld niet, of hadden erg lange cycli. Uit nadere analyse bleek er een verband te zijn tussen het prestatieniveau en verstoringen in de menstruatiecyclus: hoe beter/competitiever de sporter, hoe groter de kans op verstoringen. Noordhof suggereert dat er mogelijk een verband kan zijn met een energietekort, wat ook vaker voorkomt bij sporters die op hoog niveau presteren. Een direct verband tussen energietekort en verstoringen in de menstruatiecyclus kan met dit onderzoek echter niet worden aangetoond.

Bronnen

  1. 1. Wowdzia JB, Hazell TJ, Berg ERV, Labrecque L, Brassard P, Davenport MH. Maternal and Fetal Cardiovascular Responses to Acute High-Intensity Interval and Moderate-Intensity Continuous Training Exercise During Pregnancy: A Randomized Crossover Trial. Sport Med. 2023;(0123456789). 
  2. 2. Prevett C, Kimber ML, Forner L, de Vivo M, Davenport MH. Impact of heavy resistance training on pregnancy and postpartum health outcomes. Int Urogynecol J. 2023;34(2):405–11. 
  3. 3. Brocherie F, Girard O, Faiss R, Millet GP. Effects of Repeated-Sprint Training in Hypoxia on Sea-Level Performance: A Meta-Analysis. Sport Med. 2017;47(8):1651–60. 
  4. 4. Sousa A, Viana JL, Milheiro J, Reis VM, Millet GP. Effect of hypoxia and nitrate supplementation on different high-intensity interval-training sessions. Eur J Appl Physiol. 2021;121(9):2585–94. 
  5. 5. Yamaguchi K, Kayanuma S, Imai A, Hayashi N, Makino A, Goto K. Adding heat stress to repeated-sprint training in hypoxia does not enhance performance improvements in canoe/kayak athletes. Eur J Appl Physiol. 2023;123(2):339–49.