Spring naar content

Deense toptalenten in teamsport specialiseerden relatief laat

Deense teamsporters begonnen later met intensief trainen in hun sport dan hun leeftijdsgenoten die niet de top haalden. Tot 12 jaar trainden zij ook minder uren per week. Dit blijkt uit een studie bij 185 Deense topatleten en atleten die de top net niet haalden.

Sportorganisaties en coaches willen talenten graag vroeg herkennen. Zo kunnen jonge sporttalenten in een georganiseerd programma hun talenten optimaal ontwikkelen. Er is echter discussie of talenten zich vroeg of laat moeten specialiseren. De ontwikkeling van jonge talenten tot topsporters verloopt vaak grillig (zie hier). Vroeg specialiseren zou negatieve gevolgen kunnen hebben, bijvoorbeeld voor de motivatie of ten aanzien van het oplopen van blessures. Daarom hebben Deense onderzoekers onder leiding van Karin Moesch de sportcarrière van topatleten uit een teamsport vergeleken met die van atleten die de top net niet haalden.

Topatleten en subtoppers

Deense teamsportatleten die waren ingeschreven in een Deens sport-database, kregen een e-mail met het verzoek een vragenlijst in te vullen. Deze ging over hoe lang de atleten deze sport al deden, hoeveel uur ze trainden en getraind hadden in hun carrière, of ze ook andere sporten hadden beoefend en bevatte een aantal motivatie- en persoonlijkheidsvragen. De vragenlijsten zijn ingevuld door 185 atleten (gemiddeld 21 jaar oud, 91 vrouwen). Zij deden aan verschillende teamsporten zoals handbal, voetbal, ijshockey en volleybal. De groep is opgedeeld in een groep topatleten (64 atleten) die op wereldniveau of Europees niveau gepresteerd hadden, en subtoppers (121 atleten) die dat niveau niet hadden bereikt. Om de atleten goed te kunnen vergelijken, zijn alle elite-atleten aan een subtopper gekoppeld die ongeveer even oud was en dezelfde sport beoefende. Zo creëerden Moesch en collega’s 38 atleet-paren.

De onderzoekers vonden slechts enkele verschillen tussen de topatleten en de subtoppers. Zo bleken in deze groep topatleten later te beginnen met intensieve training in hun sport dan subtoppers. De topatleten waren later begonnen met hun sport (gemiddeld ongeveer 2 jaar later) dan de subtoppers. Tot 12 jaar hebben topatleten ook minder trainingsuren dan de subtoppers. Tussen hun 12e en 15e trainden de topatleten juist meer. In totaal trainden de topatleten niet meer dan de subtoppers gedurende hun carrière. Topatleten scoorden hoger op zelfdeterminatie en lager op het uitstellen van trainingen dan de subtoppers. Zelfdeterminatie geeft aan in hoeverre een atleet het gevoel heeft dat hij zijn eigen keuzes kan maken, en is een goede voorspeller van intrinsieke motivatie. Het uitstellen van trainingen kan juist duiden op een gebrek aan motivatie.

Conclusie

Hoewel de in deze studie ondervraagde topatleten later begonnen met hun sport dan de subtoppers, is dit nog geen bewijs dat later beginnen tot meer succes leidt. De onderzoekers hebben in deze studie maar weinig verschillen tussen topatleten en subtoppers kunnen vinden. Wat de belangrijkste voorspellende succesfactoren zijn voor talentvolle teamsporters is helaas nog onduidelijk. Wel lijkt het aannemelijk dat atleten die iets later beginnen met hun sport daardoor niet meteen hun kans op succes verspelen.

Bron

  1. Moesch K, Trier-Hauge M-T, Wikman JM, Elbe A-M (2013). Making it to the top in team sports: Start later, intensify, and be determined! Talent Development and Excellence, 5:85-100