Spring naar content

Eetstoornis bij atleet niet goed te meten met vragenlijst

Eetstoornissen blijken bij atleten vaker voor te komen dan bij niet-atleten, bleek uit interviews. Uit de resultaten van vragenlijsten die de proefpersonen zelf invullen bleek juist het omgekeerde. Hieruit concluderen de Noorse auteurs dat het detecteren van serieuze eetproblemen bij atleten alleen met behulp van interviews betrouwbaar is.

Atleten zijn vaak al vanaf jonge leeftijd bezig met hun lichaamsgewicht. Een laag gewicht geeft in veel sporten voordeel, doordat het minder energie kost om een lichter lichaam te verplaatsen. Bij esthetische sporten is het vaak van belang dat een atleet er slank uitziet. Atleten proberen daarom vaak hun percentage lichaamsvet te beperken, bijvoorbeeld door goed op hun dieet te letten. Helaas komt het ook vaak voor dat atleten ongezonde keuzes maken om gewicht te verliezen. Zo kunnen zij in bepaalde gevallen een eetstoornis ontwikkelen.

Om eetstoornissen te onderzoeken lieten onderzoekers uit Noorwegen jonge atleten en niet-atleten, geboren in 1992, eerst vragenlijsten invullen. Hiermee bepaalden zij welke jongeren een verhoogd risico op eetstoornissen hadden. Vervolgens nodigden zij een grote groep atleten en niet-atleten uit voor een interview. Hierbij zijn deelnemers met en zonder verhoogd risico op eetstoornissen uitgekozen. De gehouden interviews hadden als doel te bepalen of de personen met een verhoogd risico op eetstoornissen volgens de vragenlijsten ook echt leden aan vastgestelde symptomen voor eetstoornissen volgens de officiële psychiatrische indeling (DSM-IV).

Uit de antwoorden op de vragenlijsten kwam naar voren dat meer niet-atleten (51%) dan atleten (25%) een verhoogd risico op eetstoornissen hadden. Uit de interviews bleek echter dat meer atleten dan niet-atleten voldeden aan de officiële criteria voor eetstoornissen. Van de 280 geïnterviewde atleten beantwoordden 34 atleten (12%) aan de officiële criteria voor een eetstoornis. Vijf van hen hadden geen verhoogd risico volgens de vragenlijst, maar hadden wel een eetstoornis. Van de 179 geïnterviewde niet-atleten hadden twee vrouwen (1,2%) een eetstoornis. Deze hadden ook volgens de vragenlijst een verhoogd risico.

Uit deze studie blijkt dat het niet goed mogelijk is om het risico op een eetstoornis bij jonge atleten op een betrouwbare manier te detecteren aan de hand van vragenlijsten. Dit zou volgens de onderzoekers kunnen komen doordat eetstoornissen bij atleten op sommige punten verschillen van eetstoornissen bij niet-atleten. Bepaalde vragen op de vragenlijst zijn daarom niet van toepassing op atleten. Ook denken sommige atleten dat hun afwijkende eetgedrag normaal is, of dat dit bij het beoefenen van hun sport hoort. Bij verdenking van eetproblemen zouden trainers daarom hun jonge atleten kunnen vragen een bezoek te brengen aan een specialist voor een gesprek over hun eetpatroon.

Bron

  1. Martinsen M, Sundgot-Borgen J (2013) Higher prevalence of eating disorders among adolescent elite athletes than controls. Med. Sci. Sports Exerc., In Press DOI: 10.1249/MSS.0b013e318281a939