Spring naar content

Extra warmte tijdens warming-up helpt niet

Als sprinters tijdens de warming-up hun spieren extern verwarmen met een warmhoudbroek leidt dit niet tot een extra hoge spiertemperatuur en een betere prestatie. Wanneer sprinters de warmhoudbroek dragen tussen het eind van de warming-up en het begin van de sprint leidt dit wel tot betere prestaties.

Op de Olympische Spelen in Londen droeg de Britse baanwielrenselectie voor het eerst in het openbaar hun warmhoudbroeken. Deze speciale broeken hebben een verwarmingselement waarmee de daling van de spiertemperatuur tussen de warming-up en de start van de wedstrijd zo goed mogelijk is tegen te gaan. Dat deze broeken bij kunnen dragen aan een betere sprintprestatie lieten de Engelse bewegingswetenschapper Steve Faulkner e.a. vorig jaar zien met hun studie naar herhaalde sprintprestaties bij het wielrennen (lees hier). De verklaring voor het gevonden effect was dat het dragen van de warmhoudbroek ervoor zorgde dat de spiertemperatuur bij aanvang van de sprint hoger was. Hierdoor konden de spieren een hoger vermogen en dus een betere sprintprestatie leveren. Faulkner vraagt zich in de huidige studie af of de prestatie nog verder te verbeteren is wanneer wielrenners zo’n broek dragen tijdens een actieve warming-up. Dit zou naast de temperatuurverhogende effecten van de warming-up zelf moeten leiden tot een ‘extra’ hoge spiertemperatuur, en daarmee nog betere sprintprestaties.

Om na te gaan of dit inderdaad zo werkt hebben Faulkner e.a. hun studie uit 2012 herhaald, met als aanvulling dat de atleten de warmhoudbroek ook droegen tijdens de warming-up. Wederom waren de onderzochte atleten goed getrainde mannelijke wielrenners/triatleten (n=10). De atleten moesten drie keer een dertig seconden durende sprinttest doen op een ergometer nadat ze na een standaard warming-up dertig minuten stil hadden gezeten. Tussen de warming-up en de sprinttest droegen de atleten eenmaal een standaard trainingsbroek, eenmaal de warmhoudbroek en eenmaal de warmhoudbroek zowel tijdens als na de warming-up. De warmhoudbroek, die een temperatuur bereikte van 40,0°C, bedekte de belangrijkste bovenbeen- en bilspieren.

Door de warming-up steeg de spiertemperatuur in alle drie de condities van ongeveer 36°C tot 38,1°C. Het dragen van de warmhoudbroek tijdens de warming-up zorgde er dus niet voor dat de spiertemperatuur hoger opliep. In de dertig minuten na de warming-up daalde de spiertemperatuur tot 36,5°C wanneer de atleten geen warmhoudbroek droegen, en tot 37,0°C als de atleten de broek wel droegen. Door de hogere spiertemperatuur bij aanvang van de sprinttest konden de atleten in beide gevallen een ongeveer elf procent hoger piekvermogen leveren.

Deze nieuwe studie van Faulkner e.a. laat zien dat het dragen van een warmhoudbroek alleen bijdraagt aan een betere sprintprestatie indien atleten de broek dragen tussen de warming-up en de prestatie. De broek blijkt niet in staat de spiertemperatuur tijdens de warming-up extra te verhogen en hiermee de prestatie nog verder te verbeteren. Het is ook maar de vraag of het überhaupt mogelijk is om door middel van het extern verwarmen van de bovenbenen de temperatuur in de spier te verhogen. Er zitten immers nog een huid, een onderhuidse vetlaag en oppervlakkig gelegen spierweefsel tussen. Spieren extern verwarmen lijkt dus voor atleten die liever geen actieve warming-up doen geen effectieve methode om alsnog van een hogere spiertemperatuur te profiteren. Maar wie weet is dat het onderwerp van de volgende publicatie van Faulkner e.a..

Bron

  1. Faulkner SH, Ferguson RA, Hodder SG, Havenith G (2013) External muscle heating during warm-up does not provide added performance benefit above external heating in the recovery period alone. Eur. J. Appl. Physiol., DOI 10.1007/s00421-013-2708-6