Fysieke en mentale gezondheid van jonge topsporters: uitdagingen en risico’s
De weg naar de top in de sportwereld begint vaak op jonge leeftijd, waarbij sporters in hun tienerjaren zowel fysieke als mentale uitdagingen tegenkomen. In verschillende overzichtsstudies, onlangs gepubliceerd in het British Journal of Sports Medicine, beschrijven onderzoekers de risico’s voor de fysieke en mentale gezondheid van deze jonge topsporters. Ze kijken naar de rol van groei en rijping bij blessures, en naar mentale gezondheidsproblemen zoals eetstoornissen, angst en depressie, die regelmatig voorkomen bij deze groep.
Fysieke gezondheid: groei, rijping en blessures
Groei en rijping
Gemma Parry en haar collega’s onderzochten het verband tussen groei, rijping en blessures bij jonge topsporters[1]. Hoewel eerdere studies de groeispurt al koppelden aan een verhoogd blessurerisico, vond de Engelse onderzoeksgroep het tijd voor een uitgebreid overzicht. Steeds meer jeugdopleidingen en programma’s brengen namelijk blessures, groei en rijping beter in kaart dan voorheen. Dit maakt het essentieel om de beschikbare kennis hierover te bundelen, waardoor de algemene gezondheid en het blessurerisico van jonge sporters kan verbeteren.
Eerst is het belangrijk onderscheid te maken tussen de begrippen groei en rijping. Groei gaat over hoe snel het lichaam of delen ervan veranderen, bijvoorbeeld in centimeters of kilo’s per jaar. Rijping verwijst naar het proces dat de voortgang naar lichamelijke volwassenheid weergeeft. Dit is gebaseerd op status (stadium van rijping, zoals vóór, tijdens of na de piekgroeisnelheid (PHV)), tempo (snelheid van rijping) en timing (leeftijd waarop rijpingsmomenten plaatsvinden, zoals PHV).
Meer blessures tijdens de groeispurt
Uit de analyse van dertig studies blijkt dat jonge topsporters meer kans hebben op blessures naarmate ze verder zijn in hun groei en lichamelijke ontwikkeling[1]. Met andere woorden: het aantal blessures – en hoe zwaar die zijn – neemt toe naarmate kinderen rijpen, maar is tegelijkertijd ook afhankelijk van het soort blessure. Vooral aan het begin en tijdens de groeispurt in de puberteit is er een flinke toename van blessures die te maken hebben met groei, zoals pijn in de groeischijven.
Na de groeispurt neemt het aantal groeigerelateerde blessures weer af, maar komen blessures aan spieren, kraakbeen en gewrichten juist vaker voor. In deze periode zijn jonge sporters extra kwetsbaar voor dergelijke blessures, omdat hun spiercontrole verminderd kan zijn en spieren en pezen ongelijk zijn gegroeid.
De timing van rijping, oftewel de leeftijd waarop sporters bijvoorbeeld hun piekgroeisnelheid bereiken, verhoogt op zichzelf niet direct het risico op blessures. Belangrijker is hoe dit moment de rijping beïnvloedt en hoe dicht een sporter bij de piek van zijn of haar groeispurt zit. Vroegrijpe sporters hebben vaker last van blessures die horen bij een verder gevorderde fysieke ontwikkeling, zoals peesontstekingen, liesblessures en gewrichtsproblemen. Sporters die op tijd of later rijpen, lopen juist meer kans op blessures die vaker voorkomen in de vroege fases van de groeispurt, zoals Osgood-Schlatter (pijn onder de knie) of groeischijfproblemen. Ook lopen laatrijpe sporters mogelijk meer risico op blessures door overbelasting, vooral omdat ze hun groeispurt doormaken wanneer de trainingsbelasting gemiddeld hoger ligt.
Sporters die snel in lengte groeien, vooral in hun benen, hebben vaker last van overbelastingblessures, groeigerelateerde blessures en niet-contactblessures. Hoeveel een sporter aankomt in gewicht tijdens de puberteit lijkt niet direct samen te hangen met het risico op blessures. Toch kan het mogelijk een rol spelen bij blessures, met name voor sporters die veel springen, landen, wenden en keren. Dit kan vooral een probleem zijn voor meisjes, omdat zij tijdens de puberteit relatief meer vet dan spiermassa ontwikkelen, wat hun kans op blessures vergroot. Een belangrijke kanttekening is dat er nog steeds weinig onderzoek is gedaan naar dit onderwerp bij meisjes. Aangezien verschillen in anatomie tussen jongens en meisjes invloed kunnen hebben op het blessurerisico, is er meer onderzoek nodig om dit verband beter te begrijpen.
Praktische toepassing: inzicht in groei en rijping
Hoewel er nog weinig onderzoek is naar manieren om groeigerelateerde blessures bij jonge sporters te voorkomen, kunnen groeiprofielen nu al een handige tool zijn. Deze profielen geven inzicht in hoe ver een sporter in zijn groei en ontwikkeling is, zodat trainers beter kunnen inspelen op verhoogde blessurerisico’s en hun trainingen kunnen aanpassen. Zo wordt in het Athletic Skills Model gewerkt met sporters die rond hun groeispurt zitten. Zij krijgen trainingen gericht op goede bewegingstechnieken, core- en beenkracht, mobiliteit, balans en coördinatie, terwijl de trainingsbelasting en -intensiteit juist omlaag gaat. Een dergelijke benadering heeft bij jonge voetballers al gezorgd voor minder blessures, al is er nog meer onderzoek nodig om dit verder te onderbouwen[2]. Daarnaast is het belangrijk om te zorgen dat data over groei, rijping en blessures niet zomaar gebruikt worden voor selectiedoeleinden, maar vooral voor de ondersteuning en ontwikkeling van jonge sporters.
Mentale gezondheid: van verstoord eetgedrag tot burn-outsymptomen
Kate Gwyther en haar collega’s onderzochten de mentale gezondheid van jonge topsporters[3]. Hoewel er meer aandacht is voor dit onderwerp, ontbrak een overzicht specifiek voor jonge sporters. Ze analyseerden 33 studies met in totaal 5.826 sporters tussen de 12 en 17 jaar, waaronder talenten en deelnemers aan (jeugd) Olympische Spelen en wereldkampioenschappen. De resultaten tonen aan dat jonge sporters soortgelijke mentale gezondheidsproblemen ervaren als volwassen topsporters, met enkele verschillen tussen jongens en meisjes.
Verstoord eetgedrag
Meisjes lopen een hoger risico op verstoord eetgedrag dan jongens, vooral in sporten waarbij gewicht en uiterlijk belangrijk zijn, zoals turnen en kunstschaatsen. Factoren zoals een negatief lichaamsbeeld, druk om slank te blijven voor betere prestaties en negatieve reacties op imperfectie verhogen dit risico. Over het algemeen kampen topsporters vaker met verstoord eetgedrag en eetstoornissen dan niet-sporters. Bij jonge topsporters ligt het percentage dat worstelt met verstoord eetgedrag rond de 20%, wat vergelijkbaar is met dat van volwassen topsporters. Sociale factoren spelen ook een rol: een goede band met ouders en acceptatie door leeftijdsgenoten kunnen beschermen tegen eetproblemen, terwijl sociale druk om dun te zijn en negatieve opmerkingen van ouders over eten en gewicht het risico vergroten. Ook blijken zelfvertrouwen, meer ervaring in de sport en de motivatie om slechte prestaties te vermijden beschermend te werken tegen verstoord eetgedrag.
Angst en depressie
Ongeveer 7% van de jonge topsporters kampt met angst of depressie. Uit één studie blijkt dat 28% van de meisjes en 8% van de jongens last heeft van flinke angst, terwijl 40% van de meisjes en 14% van de jongens depressieve gevoelens ervaart. Zelfvertrouwen en geloof in eigen kunnen beschermen hiertegen, terwijl sociale druk om slank te blijven, angst voor blessures en eetproblemen het risico verhogen. Deze lagere percentages komen overeen met wat we zien bij gewone tieners met een klinische depressie. De hogere cijfers zijn vergelijkbaar met wat volwassen topsporters zelf melden over hun depressieve klachten. Dit laat zien dat jonge topsporters al vroeg in hun carrière symptomen van angst en depressie kunnen ervaren.
Burn-outsymptomen
Verschillende factoren beïnvloeden burn-outsymptomen bij jonge sporters. Hoewel geslacht meestal weinig verschil maakt, hebben meisjes vaker het gevoel minder te presteren, terwijl jongens meer negatieve gevoelens over hun sport rapporteren. Positieve emoties verminderen deze gevoelens, terwijl negatieve emoties en stress buiten de sport het risico op burn-out juist vergroten. Tevredenheid met de eigen gezondheid, minder dan tien uur per week trainen en mindfulness helpen burn-out symptomen te voorkomen. Burn-outscores onder jongeren zijn vergelijkbaar met die van volwassen topsporters.
Middelengebruik
Ongeveer 30% van de jonge topsporters heeft in de afgelopen maand alcohol gedronken, terwijl het percentage rokers veel lager ligt (tussen 0,8% tot 3%). Ongeveer 3% gebruikt marihuana. Jongens drinken vaker alcohol en hebben meer last van overmatig gebruik dan meisjes, hoewel het percentage dat ooit alcohol heeft gedronken gelijk is voor zowel jongens als meisjes. Jongens drinken ook vaker meerdere keren per week, terwijl meisjes vaker überhaupt alcohol drinken. Oudere sporters (rond de 17 jaar) en sporters op een lager nationaal niveau drinken ook vaker alcohol. Aan de andere kant blijkt dat als er nog een andere sporter in het gezin is, de kans op alcoholgebruik bij jongeren kleiner is.
Welzijn
Negatieve emoties, gedachten en een slecht zelfbeeld kunnen het welzijn van jonge sporters negatief beïnvloeden. Tijdens internationale wedstrijden ervaren sporters extra stress door late planningen, beperkte toegang tot voedsel en zelf opgelegde druk. Meisjes en oudere sporters blijken kwetsbaarder te zijn. Daarnaast verhogen zware trainingen en persoonlijkheidskenmerken, zoals perfectionisme, het risico op stress en slaapproblemen. Aan de andere kant bevorderen autonomie, emotionele kalmte en goede planning juist het welzijn.
Zelfbeeld, vertrouwen en autonomie
Veel mentale gezondheidsproblemen bij volwassen topsporters beginnen al op jonge leeftijd. Dit onderstreept het belang van vroegtijdige signalering en aanpak om ernstige en langdurige problemen te voorkomen. Een goed zelfbeeld, zelfvertrouwen en autonomie zijn cruciaal voor de mentale gezondheid van jonge topsporters en helpen hen te beschermen tegen angst, verstoord eetgedrag en depressie [3]. Coaches en andere stafleden moeten zich daarom niet alleen richten op sporttechnische vaardigheden, maar ook op het bevorderen van een gezond zelfbeeld en welzijn.
Coaches kunnen betekenisvolle en goede relaties stimuleren door positieve feedback te geven over meer dan alleen prestaties. Daarnaast kunnen ze jonge sporters de ruimte geven om zelf keuzes te maken, bijvoorbeeld in trainingen en langetermijndoelen, wat hun autonomie bevordert en bijdraagt aan hun algehele ontwikkeling en welzijn.
Tot slot
Inzicht in hoe groei en rijping bijdragen aan blessures helpt coaches om de fysieke ontwikkeling van sporters beter te ondersteunen. Door vroegtijdig in te spelen op blessures of een verhoogd blessurerisico kunnen ze voorkomen dat sporters langdurig uitvallen en in hun ontwikkeling stagneren. Daarnaast is kennis van factoren die de mentale gezondheid beïnvloeden cruciaal. Aandacht voor zowel risico’s als beschermende factoren kan bijdragen aan het bevorderen van de mentale gezondheid en het welzijn van jonge sporters.
Bronnen
- Parry GN, Williams S, McKay CD, Johnson DJ, Bergeron MF, Cumming SP. Associations between growth, maturation and injury in youth athletes engaged in elite pathways: a scoping review. Br J Sports Med 2024;58:1001-1010.
- Johnson D, Williams S, Bradley B, Cumming SP. Can we reduce injury risk during the adolescent growth spurt? An iterative sequence of prevention in male academy footballers. Ann Hum Biol. 2023 Feb;50(1):452-460.
- Gwyther K, Pilkington V, Bailey AP, Mountjoy M, Bergeron MF, Rice SM, Purcell R. Mental health and well-being of elite youth athletes: a scoping review. Br J Sports Med. 2024 Sep 4;58(17):1011-1019.