Spring naar content

Gesimuleerde tijdritten wijken af van tijdritten tijdens wedstrijden

Trainers moeten zich ervan bewust zijn dat een tijdrit op een ergometer afwijkt van een tijdrit buiten. Wielrenners voeren regelmatig een tijdrit op een fietsergometer uit om zo hun prestaties te meten. Op een fietsergometer kan de weerstand worden verhoogd om bijvoorbeeld wind of een klim na te bootsen. Toch blijkt uit de studie van Blake en Wakeling (wetenschappers bij de Simon Fraser Universiteit in Burnaby, Canada) dat deze aanpassingen afwijken van een echte tijdrit buiten.

Blake en Wakeling hebben van zes wielrenners (gemiddeld 36,3 jaar) gegevens verzameld. Op hun eigen fiets legden de wielrenners zo snel mogelijk een echte tijdrit buiten af. Het parcours bestond uit vier rondes van 4,7 kilometer met een maximaal hoogteverschil van 22 meter. Verschillende variabelen zijn gemeten en vergeleken met waarden zoals deze tijdens ergometertijdritten in andere studies zijn gemeten.

Het blijkt dat er tijdens een tijdrit buiten meer wisselingen in de trapfrequentie worden gemeten. Ook wisselde de gemeten weerstand vaker tijdens de tijdrit buiten in vergelijking met een tijdrit op de ergometer. Bij een gesimuleerde tijdrit ontbreekt de variatie die buiten wel aanwezig is als gevolg van bijvoorbeeld wind en hoogteverschillen. Op een ergometer kan ook een variatie in de weerstand worden aangebracht, maar deze komt niet overeen met de variatie in de weerstand buiten. Hierdoor vinden er minder wisselingen in de weerstand en dus ook in de trapfrequentie plaats.
Naast de verschillen in weerstand en trapfrequentie is er nog een verschil tussen een tijdrit op een ergometer of buiten op de weg. Als wielrenners een helling op fietsen neemt niet alleen de weerstand toe, maar verandert ook de positie van de wielrenner op de fiets. Het lichaam stuurt de spieren anders aan tijdens een klim. Bij een gesimuleerde tijdrit blijft de positie van de wielrenner op de fiets gelijk. Er treedt bij een gesimuleerde tijdrit dan ook minder variatie op in de aansturing van de spieren. Juist deze variatie kan volgens Blake en Wakeling helpen om vermoeidheid tegen te gaan, door de wisselende belasting op de spieren.

Het afnemen van een gesimuleerde tijdrit is nog steeds een prima middel om de prestatie van een wielrenner te meten. Als trainer/coach is het wel belangrijk te weten dat een gesimuleerde tijdrit niet overeenkomt met een echte tijdrit. Wil je echt de prestatie van een wielrenner meten, zorg er dan voor dat buiten een tijdrit wordt gereden.

Bron

  1. Blake OM, Wakeling JM (2012) Muscle coordination during an outdoor cycling time trial. Med. Sci. Sports Exerc., 44: 939-948.