Spring naar content

Hartfrequentie meten voldoende voor bepalen trainingsstatus

Het meten van de hartfrequentie is een goed middel om de trainingsstatus van een atleet te monitoren. Hoewel er inmiddels allerhande geavanceerde manieren zijn waarop dit te doen is, lijkt het gewoon meten van de hartfrequentie in rust of tijdens een submaximale belasting nog steeds waardevol. Dit concludeert Martin Buchheit in een uitvoerig review.

Het hart reageert op veel verschillende invloeden vanuit het lichaam. Zo verandert de hartfrequentie wanneer de bloeddruk schommelt of de hoeveelheid bloedplasma af- of toeneemt. Daarnaast vertoont de hartfrequentie schommeling als gevolg van de ademhaling. Ook reageert het op de toestand van het autonome zenuwstelsel; bij overbelasting en (dreigende) overtraining neemt de hartfrequentie als regel toe. De hartfrequentie is dan ook een veel gebruikte maat om de trainingsstatus van een atleet in de gaten te houden. Vroeger gebeurde dat door de rusthartfrequentie (meteen ’s ochtends na het wakker worden, maar voor het opstaan) te meten of door de hartfrequentie tijdens een standaard steady-state belasting te bepalen.

Tegenwoordig gebruiken atleten en coaches vele variaties van hartfrequentiemetingen. Bijvoorbeeld het meten van de hartfrequentie tijdens het herstel in de eerste seconden na inspanning of pas enkele minuten na de inspanning. Soms gaat men nog een stap verder: niet de hartfrequentie zelf wordt dan gemeten, maar de hartslagvariabiliteit (HRV), een maat voor de slag-op-slag variatie van het hart. De Omega-wave maakt gebruik van deze HRV. Ook het berekenen van de Own-index door de Polar hartslagmeters gebeurt aan de hand van de HRV.

Vergelijking

De auteur bespreekt in het artikel diverse aspecten van het bepalen van de trainingsstatus door middel van het meten van de hartfrequentie. Zo komen de betrouwbaarheid en de gevoeligheid van de diverse meetmethoden aan bod zoals die in de inmiddels uitgebreide literatuur zijn beschreven. Daarbij constateert Buchheit dat sommige van de nieuwe hartfrequentiematen slechts zijn getest op kleine en selecte groepen. Daardoor is het nog maar de vraag is of de beschreven toepassingen wel zo betrouwbaar en gevoelig zijn als verschillende onderzoekers veronderstellen. Wat ook een probleem is, is dat sommige metingen in een heel specifieke setting moeten plaats vinden, waarbij het dan nog maar de vraag is of die metingen ook in de dagelijkse praktijk toepasbaar en relevant zijn.

Conclusie

Volgens Buchheit is de trainingsstatus van sportlieden goed te monitoren door in rust of tijdens een standaard steady state inspanning eenvoudigweg de hartfrequentie te meten. In rust verdient het aanbeveling om dat gedurende 5 minuten te doen. Bij steady state inspanning is een gemiddelde over 30 tot 60 seconden voldoende. De meting in rust kan aangevuld worden met een bepaling van de HRV, maar in verhouding tot de moeite die dat kost, levert het maar weinig extra informatie op.

Bron

  1. Buchheit M (2014) Monitoring training status with HR measures: Do all roads lead to Rome? Frontiers in Physiology, In Press DOI: 10.3389/fphys.2014.00073.