Spring naar content

Lage intensiteit volstaat bij warming-up in rust

Wanneer sporters zich na een korte periode van rust opnieuw opwarmen maakt het niet uit of ze dit op lage of matige intensiteit doen. In beide gevallen presteren ze beter wanneer ze tijdens de rust een korte re-warming-up uitvoeren.

In de rust van bijvoorbeeld een voetbalwedstrijd koelen sporters af. Het is al langer bekend dat sporters beter presteren door in de rust opnieuw een matig intensieve warming-up te doen. Dat sporters ook door een re-warming-up op lage intensiteit beter presteren, ontdekten Japanse onderzoekers recentelijk.

Wat is er al bekend?

  • Sporters presteren beter door in de rust opnieuw een warming-up te doen.

Wat is nieuw?

  • Als sporters zich opnieuw opwarmen maakt het niet uit of ze dit op lage of matige intensiteit doen.

Kort en laag intensief

Sporters die na een periode van rust opnieuw een warming-up deden leverden vier procent meer vermogen tijdens intervalsprints dan wanneer ze deze warming-up niet deden. Dit gold na inspanning op zowel dertig als zestig procent van hun VO2max.

Elf deelnemers die meededen met het onderzoek moesten een uur afwisselend rustig en voluit fietsen op een ergometer. Na veertig minuten hadden de deelnemers vijftien minuten rust waarin ze de laatste drie minuten moesten inspannen. Na zowel de laag als matig intensieve herhaling van de warming-up fietsten ze harder tijdens tien intervalsprints van vijf seconden. Op een andere dag deden de sporters hetzelfde ter controle, maar dan zonder de re-warming-up.

En nu?

Omdat de intensiteit niet uitmaakt voor de prestatie na rust, volstaat een re-warming-up op dertig procent van de VO2max. Sporters die een periode van rust hebben tijdens het sporten, zoals voetballers tussen twee helften, zouden dit eens uit kunnen proberen.

Bron

  1. Yanaoka T, Hamada Y, Kashiwabara K, Kurata K, Yamamoto R, Miyashita M, Hirose N (2018) Very-Short-Duration, Low-Intensity Half-Time Re–warm up Increases Subsequent Intermittent Sprint Performance. J. Strength Cond. Res., 32(11), 3258-3266