Spring naar content

Onderdompeling in koud water

Het onderdompelen in koud water is het afgelopen decennium een ‘hot’ topic geweest in de topsport. Het bewijs achter de effecten van onderdompeling lijkt vooral in het begin van de toepassing anekdotisch te zijn geweest in plaats van wetenschappelijk.

De afgelopen jaren is steeds meer onderzoek uitgevoerd naar de effectiviteit van onderdompeling in koud water als vorm van prestatie- of herstelbevordering. Tot op heden is het onderzoek voornamelijk gefocust op de effecten bij individuele sporten en in veel mindere mate bij teamsporten. Vandaar dat Pointon et al. juist de effecten van onderdompeling in koud water hebben onderzocht op de prestatie en het herstel in een teamsport.

Tien rugbyspelers, die gemiddeld drie tot vier keer per week trainden en minimaal één wedstrijd per week speelden, moesten meerdere testen en metingen uitvoeren. Ze moesten onder andere een intervaltest van twee keer dertig minuten uitvoeren, waarbij tussentijds een passieve rustperiode zat van tien minuten. Tijdens de intervaltest moest elke minuut vijftien meter worden gesprint. De resterende tijd werd submaximaal ingespannen. Direct na elke zesde sprint moesten de rugbyspelers acht keer achter elkaar met twee benen tegelijk zo ver mogelijk springen. Na zeven dagen werd de intervaltest herhaald. De herstelvorm na de intervaltesten verschilde. Er werd één keer hersteld door twee keer negen minuten onderdompeling in koud water van 8,9 graden Celsius tot de heup waarbij tussentijds één minuut naast het bad werd gezeten. Het controleherstel bestond uit twintig minuten stil zitten. De intervaltesten werden uitgevoerd bij een temperatuur van 32,4 graden Celsius en een luchtvochtigheid van 51-54 procent. Voorafgaand aan de intervaltest werden een herhaalde sprinttest en een statische krachtmeting rond het kniegewricht uitgevoerd. Deze metingen werden nog vier keer herhaald; direct na de intervaltest, direct na de herstelinterventie, na een hersteltijd van twee uur, en na een hersteltijd van 24 uur.

Uit de resultaten blijkt dat de intervaltesten die voorafgaande aan beide vormen van herstel werden afgenomen even intensief waren. De prestatie op de herhaalde sprinttest was direct na de intervaltest afgenomen, om vervolgens binnen 24 uur weer terug te keren naar het niveau van voorafgaande aan de intervaltest. Er was op geen van de meetmomenten een verschil in sprinttijd tussen de beide vormen van herstel. Het onderdompelen in koud water resulteerde in een snellere daling van de kerntemperatuur en de hartslag ten opzichte van de passieve herstelperiode. De resultaten van de statische krachtmeting laten een ander beeld zien. Direct na onderdompeling konden de proefpersonen meer kracht leveren dan na de passieve herstelperiode, hoewel nog steeds minder dan voorafgaande aan de intervaltest. Na een herstelperiode van twee uur was er geen verschil meer tussen beide vormen van herstel, terwijl er na 24 uur minder kracht kon worden geleverd na de onderdompeling dan na passief herstel.

De resultaten laten zien dat het onderdompelen in koud water na een intervalinspanning in een warme omgeving alleen direct na de toepassing een positief effect heeft op onder andere de statische kracht. 24 uur na de onderdompeling werd echter een negatief effect gevonden op de statische kracht. De fysiologische werking achter dit negatieve effect blijft onduidelijk. Ondanks het verschil op de krachtmeting is er geen verschil gevonden in sprinttijden in vergelijking met een passief herstel. De prestatie zelf wordt dus niet beïnvloed. Op basis van deze studie van Pointon et al. wordt dan ook afgeraden onderdompeling in koud water te gebruiken als vorm van prestatie- en/of herstelbevordering.

Bron

  1. Pointon M, Duffield R, Cannon J, Marino FE (2011) Cold water immersion recovery following intermittent-sprint exercise in the heat. Eur. J. Appl. Physiol., DOI:10.1007/s00421-011-2218-3.