Plaats van sensoren beïnvloedt meetresultaten
De plek waar een sensor bij een sporter geplaatst is heeft een grote invloed op de meetresultaten tijdens het monitoren van spelers. Vooral bij het bepalen hoeveel meter een sporter op hoge snelheid loopt, en hoe vaak hij versnelt of afremt wordt in grote mate beïnvloed door de plaatsing van een sensor.
Spelersmonitoring is aan de orde van de dag in de topsportwereld. Vooral real life meten tijdens trainingen en wedstrijden gebeurt steeds vaker. Er bestaan allerlei vormen van monitoren. Zo lopen veel voetballers rond met hesjes waar sensoren in geplaatst zijn en trainen volleyballers met sensoren op hun rug. Meestal zijn dit versnellingssensoren. Dit alles heeft als doel om de trainingsbelasting objectief in kaart te kunnen brengen. Hoeveel kilometer een sporter loopt tijdens de training, maar ook het aantal sprints, sprongen, versnellingen is met behulp van sensoren te bepalen.
Wat is er al bekend?
- Sensoren kunnen helpen bij het bepalen van de (trainings)belasting.
Wat is nieuw?
- De positie van de sensor op het lichaam bepaalt in grote mate de uitkomst van loopvariabelen.
Duitse onderzoekers uit München zijn dieper ingegaan op het effect van de plaats van een sensor op verschillende loopeigenschappen. Ze hebben daarbij twee plekken waar sensoren meestal worden geplaatst met elkaar vergeleken: tussen de schouderbladen en midden op de onderrug. De gebruikte sensoren in de topsport zijn veelal betrouwbaar gebleken.
Grote verschillen
De gevonden verschillen blijken afhankelijk te zijn van het type beweging. Rustig hardlopen of langzaam van richting veranderen levert geen noemenswaardige verschillen op tussen beide plekken waar een sensor geplaatst is. Net als de totaal gelopen afstand.
Bij hoge snelheden en snelle richtingsveranderingen blijken de verschillen echter snel op te lopen. Zo is de totale afgelegde sprintafstand gemeten tussen de schouderbladen bijna de helft van de afstand die op de onderrug wordt bepaald. De maximale versnelling ter hoogte van de schouderbladen ligt echter ruim zestien procent hoger dan op de onderrug.
De verschillen komen onder andere door het feit dat de plek tussen de schouderbladen verder van het lichaamszwaartepunt ligt en meer beweegt tijdens hardlopen dan de plek op de onderrug. Dus de plek waar een sensor geplaatst wordt, beïnvloedt mogelijk de loopvariabelen.
En nu?
Het is belangrijk om te weten dat één sensor op het lichaam geen goede weergave geeft van de totale (loop)belasting van het hele lichaam. Het is wel belangrijk steeds met dezelfde sensoren en op dezelfde plek metingen bij sporters uit te voeren over de tijd. De vraag die onder andere trainers en embedded scientists moeten stellen is: wat wil ik precies weten en hoe meet ik dat vervolgens het best? En vervolgens, waar kan een sensor het best geplaatst worden om dit in kaart te brengen?
Bron
- Linke D, Lames M (2018) Impact of sensor/reference position on player tracking variables: center of scapulae vs center of pelvis. J. Biomech., In Press doi: 10.1016/j.jbiomech.2018.11.046