Spring naar content

Spierkrachtverschil in de schouder kan leiden tot schouderblessures

Volleyballers hebben in de schouder van hun slag-arm een groter verschil in spierkracht tussen verschillende spieren, vergeleken met de spieren in de niet-dominante schouder. Dit zou een risicofactor kunnen zijn voor schouderblessures. Hoewel er vaak ook sprake is van een beperking in de bewegingsvrijheid van de slag-arm, blijkt dit geen veroorzaker van schouderblessures.

Handballers, honkballers en volleyballers hebben met elkaar gemeen dat ze honderden keren per week de schouder van hun werp- of slag-arm aanzienlijk belasten. Zo smashen aanvallers bij het volleybal gedurende hun gehele professionele carrière tot wel 40.000 keer. Dat dit grote aantal herhalingen kan leiden tot fysieke problemen is wellicht niet zo verrassend.

Veel sporters die zo vaak werpen of slaan hebben last van een bewegingsbeperking van de schouder. Het gaat hier meestal om een beperking van de voorwaartse draaiing van de bovenarm in de schouder. Dit is de slagbeweging net voordat de bal geraakt wordt tijdens een smash. De afkorting voor deze aandoening is GIRD (“glenohumeral internal rotation deficit”). De spieren aan de achterkant van de schouder zijn dan verkort.

Deze aandoening is bij werpers vaak de oorzaak voor schouderblessures. Of dat bij volleyballers ook zo is, weten artsen en onderzoekers niet. Om hier meer inzicht in te krijgen heeft een Griekse onderzoeksgroep een literatuurstudie uitgevoerd.

Groot krachtsverschil van spieren in schouders

Hoewel GIRD veel voorkomt in de slag-armen van volleyballers, lijkt dit niet een risicofactor voor schouderblessures. Dit blijkt na een analyse van de resultaten van 15 studies.

De onderzoekers stellen dat een disbalans van de kracht van de spieren rondom de schouder wellicht wel een oorzaak kan zijn voor schouderblessures. Het gaat dan om de krachtsverhouding van de spieren die de bovenarm naar binnen of naar buiten draaien (zie afbeelding hieronder). Volleyballers die een groter krachtsverschil tussen deze spieren hebben in de slag-arm dan in de niet-dominante arm lijken een verhoogd blessurerisico te hebben. Meestal is er sprake van een relatief lagere kracht van de spieren die de bovenarm naar buiten draaien ten opzichte van de kracht die de bovenarm naar binnen draait (afbeelding). Dit blijkt uit het merendeel van de studies waarin dit is onderzocht.

spierkrachtverschil in de schouder

Om blessures te voorkomen, adviseren de onderzoekers om alle volleyballers (aanvallers) krachttraining te laten doen, om de schouderspieren sterker te maken. Volgens de onderzoekers moet het accent van de krachttraining liggen op het verkleinen van het verschil in spierkracht tussen de verschillende spiergroepen. Er is echter geen bewijs dat dit werkelijk schouderblessures voorkomt. Er is namelijk geen onderzoek uitgevoerd om te zien of er sprake is van een oorzakelijk verband.

Conclusie

Hoewel volleyballers bewegingsbeperking in hun slag-arm hebben, leidt dit niet tot schouderblessures. Het probleem lijkt vooral te zitten in een krachtsverschil tussen de verschillende spiergroepen rondom de schouder.

Dat sterke spieren rondom het schoudergewricht belangrijk zijn om schouderproblemen te voorkomen ligt voor de hand. Of de nadruk moet liggen op het verkleinen van het krachtsverschil tussen de spiergroepen die de bovenarm naar binnen of buiten draaien is niet bekend. Het kan uiteraard geen kwaad deze verhouding in spierkracht in de gaten te houden.

Bron

  1. Challoumas D, Stavrou A, Dimitrakakis G (2016) The volleyball athlete’s shoulder: biomechanical adaptations and injury associations. Sports Biomech., In Press DOI: 10.1080/14763141.2016.1222629.