Spring naar content

Sporters monitoren: waarop te letten

Onderzoekers die op basis van wetenschap sportbonden en teams ondersteunen, kunnen gerichter werken dan ze nu soms doen, concludeerden Australische onderzoekers recentelijk. Zo moeten ze van tevoren bedenken met welk doel ze spelers monitoren, omdat met de massale opkomst van draagbare meetapparaatjes het verleidelijk is om van alles en nog wat te meten.

De Australiërs presenteren een stappenplan waarmee zogeheten embedded scientists belangrijke valkuilen kunnen vermijden en zo beter inzicht krijgen in sportprestaties. Daarbij sluiten ze beter aan bij de coachbehoefte, en kunnen ze mogelijk blessures voorkomen.

Wat is er al bekend?

  • Monitoren van spelers gebeurt dagelijks in de topsport.

Wat is nieuw?

  • Tips en tricks voor onderzoekers die sporters monitoren.

Bepaal een doel

Waaróm onderzoekers bepaalde uitkomstmaten willen meten is de belangrijkste vraag die zij zichzelf moeten stellen. Het liefst vragen ze zich daarbij ook af wat bijvoorbeeld uitkomstmaten als afgelegde afstand en aantal sprintjes precies voor de speler betekenen: wat zegt het allemaal over hun blessure- en ziekterisico, belastbaarheid of prestatie?

Essentieel volgens de Australiërs is ook dat ze spelers individueel monitoren, omdat ieder individu anders reageert op inspanning. Als voorbeeld noemen ze dat hoe zwaar een speler een training of wedstrijd ervaart, afhangt van leeftijd en geslacht, maar ook van fysieke en mentale gesteldheid. Om te begrijpen hoeveel trainingsbelasting ideaal is, kan het verstandig zijn om persoonlijke grenzen te bepalen – achttien kilometer per uur rennen is voor de één maximaal en voor de ander submaximaal.

Analyseer logisch

Daarnaast kunnen embedded scientists bedenken hoe ze de verzamelde data willen analyseren. Daarvoor bestaat dikwijls geen one-size-fits-all-aanpak, schrijven de Australiërs. Neem bijvoorbeeld de zogeheten acute:chronic workload ratio, een maat om blessurerisico’s in te schatten. Vaak vergelijken onderzoekers de belasting van de laatste 7 dagen, de acute belasting, met de belasting van de laatste 28 dagen: de chronische belasting. Wanneer sporters echter meerdere wedstrijden per week spelen, zoals tijdens grote mondiale toernooien, kan een andere gevalideerde periode van belasting – zowel acute als chronische – mogelijk beter het blessurerisico inschatten. De Australische onderzoekers adviseren daarom een methode te kiezen die relevant is voor de type sport en de opzet van training en wedstrijden.

Pas op met kleine verschillen

Embedded scientists moeten vooraf vaststellen wanneer een gemeten prestatieverandering ook daadwerkelijk een stap vooruit betekent of wanneer er sprake is van een meetfout. Met andere woorden, als zij een 40 meter sprinttest afnemen, en de sporter rent bijvoorbeeld 0,09 seconden sneller of langzamer, dan kan dat een meetfout zijn. De prestatie hoeft dan niet per se te verschillen, terwijl dit bij een grotere afwijking wel zo zou zijn.

Het oog wil ook wat

Hoe goed onderzoekers informatie kunnen overbrengen naar de coach bepaalt met name of de onderzoeksresultaten kunnen leiden tot doorslaggevende beslissingen. Dat werkt het best als de coach de onderzoeker vertrouwt. Wat ook helpt: een embedded scientist die zijn resultaten visueel aantrekkelijk presenteert: het oog wil ook wat. Dat moet volgens de Australiërs dan wel op een simpele en informatieve manier: wie dat beheerst, heeft de sleutel tot succes in handen.

Bron

  1. Thornton HR, Delaney JA, Duthie GM, Dascombe BJ (2019). Developing athlete monitoring systems in team-sports: data analysis and visualization. Int. J. Sport. Physiol. Perform., doi: 10.1123/ijspp.2018-0169