Sprintintervaltraining verbetert de aerobe capaciteit
Sprintintervaltraining kan bij recreatieve atleten leiden tot een hogere maximale zuurstofopname. Ondanks een kleinere trainingsomvang in vergelijking met duurtraining, is het effect op de maximale zuurstofopname even groot.
Sinds is gebleken dat high intensity interval training (HIT) kan leiden tot een verbetering van zowel de aerobe als de anaerobe capaciteit is ook meer aandacht ontstaan voor sprintintervaltraining (SIT). In vergelijking met HIT is de intensiteit bij SIT hoger en de duur van de intervallen korter. In de praktijk betekent dit dat de intensiteit maximaal of supramaximaal is en de inspanning tot dertig seconden duurt. De rustperiode tussen de intervallen duurt ongeveer vier minuten. Over het effect van HIT zijn onlangs twee uitgebreide literatuurstudies verschenen (lees hier en hier) [1,2]. Naar het effect van SIT is tot op heden aanzienlijk minder onderzoek gedaan. Een deel van het beschikbare onderzoek naar SIT is nu op een rij gezet door een groep onderzoekers van de universiteit van Georgia. Hierbij hebben ze de data van de afzonderlijke studies gezamenlijk geanalyseerd; een meta-analyse.
Bij het selecteren van geschikte studies hanteerden de auteurs verschillende criteria. Zo moest de sprinttraining uitgevoerd zijn volgens het zogenaamde Wingate-protocol waarbij de atleet zich gedurende dertig seconden maximaal inspant. Daarnaast moest de daaropvolgende rustperiode drie tot vijf minuten zijn. Uiteindelijk voldeden zestien studies aan de criteria van de onderzoekers. In deze zestien studies zijn in totaal 318 proefpersonen (zowel mannen als vrouwen) onderzocht met een gemiddelde leeftijd van 23,5 jaar. De maximale zuurstofopname (VO2max) van de proefpersonen was, één studie uitgezonderd, 45-55 ml/kg.min. De SIT duurde gemiddeld bijna vijf weken, met drie trainingen per week.
Uit de analyse blijkt dat, in vergelijking met controlegroepen die geen SIT training ondergingen, de VO2max als gevolg van de SIT steeg met 3,6 ml/kg.min. Dit komt overeen met ongeveer acht procent. De controlegroepen die matig intensieve tot intensieve duurtraining deden ervoeren een gelijke stijging van de VO2max.
Hoewel volgens de auteurs uit de resultaten blijkt dat de VO2max als gevolg van SIT evenveel stijgt als na duurtraining, ondanks een aanzienlijk lagere trainingsomvang, is niet met zekerheid te zeggen of deze stijging daadwerkelijk is toe te schrijven aan SIT. De auteurs drukken de VO2max namelijk uit in ml/kg.min en doen vervolgens geen uitspraken over het effect van de trainingsperiode op het lichaamsgewicht. Hierdoor is het dus niet zeker dat de SIT voor een stijging van de VO2max zorgde, of dat de proefpersonen zijn afgevallen waardoor de VO2max relatief gezien stijgt. Het is echter niet heel waarschijnlijk dat SIT tot een substantieel gewichtsverlies leidt. Hiermee lijkt de conclusie van de auteurs dus overeind te blijven dat bij niet goed getrainde atleten SIT kan leiden tot een grotere aerobe capaciteit. Of SIT bij goed getrainde atleten tot dezelfde stijging van de VO2max zal leiden is onbekend.
P. (Paul) Schermers
Bronnen
- Buchheit M, Laursen PB (2013) High-intensity interval training, solutions to the programming puzzle. Part I: Cardiopulmonary emphasis. Sports Med., 43: 313-338.
- Buchheit M, Laursen PB (2013) High-Intensity Interval Training, Solutions to the Programming Puzzle : Part II: Anaerobic Energy, Neuromuscular Load and Practical Applications. Sports Med., DOI 10.1007/s40279-013-0066-5.
- Gist NH, Fedewa MV, Dishman RK, Cureton KJ (2013) Sprint interval training effects on aerobic capacity: a systematic review and meta-analysis. Sports Med., DOI: 10.1007/s40279-013-0115-0