Talenten objectief scouten om toekomst beter te voorspellen
Talentenscouts doen er verstandig aan prestaties van talenten objectief te meten in plaats van alleen op het algemene gevoel af te gaan. Om echt iets te kunnen zeggen over de prestatie op latere leeftijd, kunnen tests het beste gedaan worden in sportspecifieke situaties en niet in het lab.
Talentherkenning is een belangrijk thema binnen de sport. Clubs proberen vaak uit alle macht talenten te behouden of bij andere clubs weg te halen, met de hoop daarmee de topper van de toekomst aan zich te kunnen binden. Het is echter lastig inschatten welk talent werkelijk de top gaat halen, waardoor het scouten van de juiste talenten geen sinecure is.
Wat is er al bekend?
- Talentherkenning is een complexe aangelegenheid.
Wat is nieuw?
- Objectieve, gewogen metingen voorspellen beter de mogelijkheden van een talent dan het algemene gevoel van een scout.
- Bevindingen verkregen in een wedstrijdsituatie hebben meer voorspellende waarde dan uitslagen van geïsoleerde tests.
Een groep Nederlandse onderzoekers uit Groningen is dieper in de theorie gedoken over hoe het succes van talentherkenning wellicht te vergroten is. Zij komen met handvatten voor scouts om beter te kunnen voorspellen hoe goed een speler op latere leeftijd kan presteren.
Gevoel versus cijfers
De onderzoekers concluderen uit hun literatuurstudie dat veel scouts in de praktijk afgaan op een algemene impressie. Dit gevoel is gebaseerd op wat een scout bijvoorbeeld vindt van het gedrag van een sporter of de technische begaafdheid. Er schuilt echter een groot risico in deze aanpak. Deze subjectieve beoordelingsmanier houdt geen rekening met de interactie van verschillende eigenschappen van een sporter, maar kijkt alleen naar het totale gevoel dat iemand heeft bij een speler. Dit maakt ook dat de ene scout een andere mening kan hebben dan een andere scout, terwijl de belangrijkste eigenschappen van de spelers wellicht niet verschillen.
Om de kwaliteit van het selectieproces te vergroten is het belangrijk om de selectiecriteria expliciet te maken, en eventueel een waarde toe te kennen aan bepaalde vaardigheden, zo stellen de onderzoekers. Zij maken het een en ander duidelijk met een voorbeeld: Als een scout een linker vleugelaanvaller zoekt, kan hij kijken naar voor deze positie belangrijke eigenschappen, zoals het aantal goed gegeven passes en het aantal succesvolle dribbels. Als het aantal passes belangrijker is dan het aantal dribbels, kunnen de passes bijvoorbeeld voor zestig procent de score bepalen, terwijl de dribbels voor veertig procent meetellen. Zo is er een objectief gewogen waarde toe te kennen aan een bepaalde kwaliteit van een sporter. Het is in meerdere studies aangetoond dat deze objectievere vorm van talentscouting leidt tot een betere voorspelling van de prestaties van een talent op latere leeftijd.
Tot slot
Ook deze objectievere manier van talenten screenen is geen garantie voor een perfecte voorspelling, maar het vergroot de kans op een goede voorspelling wel. Daarnaast veronderstellen de onderzoekers dat de metingen vooral in een wedstrijdsituatie uitgevoerd moeten worden, en dat tests in een laboratorium minder goed kunnen voorspellen wie de top haalt.
Bron
- Den Hartigh RJR, Niessen ASM, Frencken WGP, Meijer RR (2018) Selection procedures in sports: Improving predictions of athletes’ future performance. Eur. J. Sport Sci., In Press DOI: 10.1080/17461391.2018.1480662