Spring naar content

Tweemaal per week trainen op hoogte heeft weinig effect op duurprestatie

Tweemaal per week een intensieve duurtraining uitvoeren op een gesimuleerde hoogte van 2150 m kan het submaximale duurvermogen op zeeniveau enigszins verbeteren. Het inspanningsniveau waarbij verzuring optreedt lijkt niet te verbeteren, blijkt uit Engels onderzoek bij 12 topatleten.

Trainen op (gesimuleerde) hoogte betekent trainen bij een lagere zuurstofspanning. Door de lagere zuurstofspanning is het zuurstofaanbod lager. Om dan toch voldoende zuurstof op te nemen zet het lichaam verschillende processen in gang, zoals de aanmaak van extra rode bloedcellen. Hierdoor is het na enige tijd toch mogelijk om voldoende zuurstof op te nemen. Als een atleet na trainen op hoogte vervolgens op zeeniveau moet presteren kunnen de nieuw aangemaakte rode bloedcellen ervoor zorgen dat het lichaam meer zuurstof op kan nemen. Hierdoor zou een atleet beter kunnen presteren. Dit positieve effect treedt echter niet bij iedereen op. Om de zuurstofopnamecapaciteit te verbeteren verblijven atleten vaak enkele weken op hoogte. Hollis en collega’s hebben onderzocht of enkele malen per week intensief trainen op gesimuleerde hoogte er voor kan zorgen dat het lichaam zich al aanpast.

Sub- en maximale belasting

Twaalf zeer goed getrainde duurlopers van gemiddeld 20 jaar en met een VO2max van 70 ml/kg.min trainden 8 weken onder gestandaardiseerde omstandigheden. Alle atleten trainden 9 keer per week. Vijf atleten deden 2 van de 9 trainingseenheden op een gesimuleerde hoogte van 2150 m. Het ging hier om 2 intensieve hardlooptrainingen van een half uur. De overige 7 atleten hadden precies hetzelfde trainingsschema, maar deze groep deed de 2 intensieve duurtrainingen op zeeniveau. Onder andere de VO2 en de hartfrequentie is gemeten op zeeniveau bij een loopsnelheid van 14,5 km/u. Dit was een snelheid waarbij alle atleten nog geen extra lactaat aanmaakten (submaximale belasting). Daarnaast is de loopsnelheid bij een lactaatconcentratie van 4 mmol en de VO2max bepaald (maximale belasting). Tot slot is met een volhoudtest de prestatie gemeten.

Alleen bij de atleten die tweemaal per week op een gesimuleerde hoogte trainden was bij submaximale belasting de hartfrequentie gedaald van gemiddeld 154 naar 148 slagen. De VO2 was bij deze groep niet lager bij 14,5 km/u. De loopsnelheid bij 4 mmol, de VO2max en de volhoudtest verschilden niet tussen beide groepen na 8 weken trainen.

Conclusie

Er bestaat een kans dat het submaximale uithoudingsvermogen iets verbetert op zeeniveau als topatleten tweemaal per week een intensieve duurtraining op (gesimuleerde) hoogte uitvoeren. Met andere woorden, atleten kunnen in dat geval bij een bepaalde (“lage”) snelheid met een lagere hartfrequentie hardlopen. Voor deze atleten heeft tweemaal trainen op hoogte geen invloed op de duurprestatie waarbij verzuring optreedt. Het lijkt er dus op dat wisselend wel en niet op hoogte trainen een weinig succesvolle trainingsmethode is om de duurprestatie te verbeteren.

Zoals wel vaker bij onderzoek waaraan topatleten deelnemen bestond ook deze groep proefpersonen uit relatief weinig mensen. Hierdoor moeten de resultaten met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Daarnaast is het meten van prestatie door middel van een volhoudtest niet sportspecifiek: de rol van motivatie is in dit geval niet uit te sluiten.

Bron

  1. Hollis BA, Burden R, Jones AM, Pedlar CR (2014) Eight weeks of intermittent hypoxic training improves submaximal physiological variables in highly trained runners. J. Strength Cond. Res., In Press DOI: 10.1519/JSC.0000000000000406