Spring naar content

Urine slechte indicator voor uitdroging

Urinetesten classificeren sporters in 55 procent van de gevallen onterecht als gedehydreerd. Voor een betrouwbaar beeld van de vochthuishouding van een sporter zal een bloedtest afgenomen moeten worden.

Uitdrogen is meestal niet gunstig voor de sportprestatie. Vanaf welk punt het echt de prestatie in de weg zit is nog aan discussie onderhevig, maar dat een aanzienlijke mate van vochtverlies onherroepelijk leidt tot gezondheids- en prestatieproblemen is wel duidelijk.

Wat is er al bekend?

  • Grote hoeveelheid vocht verliezen heeft een negatief effect op de prestatie.
  • Urinetests worden ingezet om hydratiestatus te bepalen.

Wat is nieuw?

  • Urinetests overschatten geregeld het vochttekort van een sporter.

Omdat het afnemen van bloed niet altijd praktisch is, is er jaren geleden een alternatief bedacht om de mate van uitdroging in kaart te brengen. De meest gebruikte, maar erg grove maat is gewichtsverlies bepalen na inspanning. Een andere vorm die trainers en begeleidingsstaf geregeld gebruiken is urine opvangen en daar metingen aan doen. Een gerenommeerde onderzoeksorganisatie, The American College of Sports Medicine (ACSM), hanteert daarvoor verschillende grenswaarden om te bepalen wanneer iemand wel of niet gedehydreerd is. Zij zeggen dat een sporter bij een osmolariteit van urine van ≥700 mOsmol/kgH2O of een soortelijk gewicht van urine van USG ≥ 1020 gedehydreerd is. Voor de gouden standaard, de bloedanalyse, geldt dat de concentratie natrium in het bloed hoger moet zijn dan 145 mmol/L wil er sprake zijn van dehydratie.

Urinemetingen zijn relatief goedkoop en snel uit te voeren, waardoor ze populair zijn. Een groep Amerikaanse onderzoekers uit Oakland vroeg zich echter af hoe betrouwbaar deze metingen nu eigenlijk zijn. Zij hebben daarom 318 urine- en bloedmonsters afgenomen en gekeken wanneer er volgens de urine-methoden sprake was van dehydratie en welke sporters dat stempel kregen na de bloedanalyse.

Uitgedroogd of niet?

Hoewel geen enkele sporter op basis van hun bloedwaarden uitgedroogd bleek te zijn, lieten de urinemonsters een ander beeld zien. Als de onderzoekers de osmolariteit van de urinemonsters moesten geloven, was er in 55 procent van de gevallen sprake van dehydratie. Na bepaling van het soortelijk gewicht van urine bleek dit in 27 procent van de urinemonsters het geval. De sporters gaven zelf ook aan niet aanzienlijk veel dorst te hebben.

In de praktijk

Het is niet verstandig iets te zeggen over de mate van uitdroging aan de hand van urinemonsters. Als het belangrijk is om een goed beeld te hebben van de vochthuishouding, is het verstandiger bloed te prikken en aan de hand daarvan een eventueel drinkprotocol op te stellen of aan te passen.

Bron

  1. Hew-Butler TD, Eskin C, Bickham J, Rusnak M, VanderMeulen M (2018) Dehydration is how you define it: comparison of 318 blood and urine athlete spot checks. BMJ Open Sport Exerc. Med., 1;4: e000297