Spring naar content

Veel buiten sporten verhoogt het risico op huidkanker

Atleten die veel buiten sporten hebben een grotere kans op huidkanker als zij zich niet voldoende beschermen tegen zonlicht. Uit een Amerikaans literatuuronderzoek blijkt dat atleten zich minder goed beschermen dan ze denken.

Zonlicht is essentieel voor fysieke ontwikkeling en voor het leveren van fysieke topprestaties, zo blijkt onder andere uit een eerder gepubliceerde samenvatting. Toch kan een teveel aan zonlicht, en dan met name ultraviolette (UV) straling, behoorlijk schadelijk zijn voor de gezondheid. Zo kan een teveel aan UV-straling leiden tot huidkanker. Sporters zijn geregeld vele uren buiten aan het trainen en vaak ook nog op die momenten van de dag dat de straling van de zon het sterkst is (tussen 10.00 en 16.00 uur). Het huidtype en de sterkte van de straling van de zon zijn onder andere bepalend voor de mate van huidschade. De dermatologen Jinna en Adams hebben aan de hand van een literatuurreview geprobeerd aan te geven welke factoren een bijdrage leveren aan een verhoogd risico op huidkanker bij sporters en wat daar tegen te doen is.

De auteurs geven enkele oorzaken waardoor atleten eerder te maken krijgen met de nadelige effecten van UV-straling. Allereerst is het zo dat atleten die buiten sporten al snel duizend uur per jaar blootgesteld zijn aan UV-straling. De meeste van deze atleten beginnen al op jonge leeftijd met sporten in de buitenlucht. Het risico op verbranden en daarmee het oplopen van huidkanker is aanzienlijk wanneer iemand zoveel uur in de zon doorbrengt. Daarnaast vergroot een verbrande huid opgelopen op jeugdige leeftijd nog eens extra het risico op huidkanker op latere leeftijd.

Uiteraard zweet een atleet geregeld. Atleten realiseren zich vaak niet dat zweten ervoor zorgt dat de huid minder goed UV-straling kan tegenhouden. Zo zorgt vijftien minuten joggen gemiddeld voor een afname van zeventien procent van de natuurlijke bescherming tegen UV-straling. Er is zelfs onderzoek bekend waarbij de bescherming met veertig procent afgenomen was. Daarnaast zorgt een hoogtestijging van 300 meter voor een acht tot tien procent stijging van de intensiteit van UV-straling.

Weerkaatsing van UV-licht door de ondergrond speelt ook een belangrijke rol in de blootstelling aan UV-straling. Zo weerkaatst verse sneeuw bijna honderd procent van de UV-straling, terwijl dit bij zand tien procent en bij gras drie procent is. Ook bij water is er sprake van een substantiële hoeveelheid weerkaatsing. Helaas zijn hiervoor geen getallen weergegeven in de review.

Het onderzoek dat is uitgevoerd naar huidkanker bij atleten die buiten sporten (4 studies) toont unaniem aan dat het risico op huidkanker verhoogd is. Zo is bijvoorbeeld in één studie bij 38 procent van de onderzochte cricketers huidkanker gevonden. In de meeste gevallen kwam de kanker voor op het hoofd en de armen, de lichaamsdelen die het meest zijn blootgesteld aan de zon.

Het kan dus letterlijk van levensbelang zijn voorzorgsmaatregelen te nemen tegen huidverbranding door de zon. En daar kun je het beste al op jonge leeftijd mee beginnen. Goede zonnebrandcrème (hoge factor) en bedekkende kleding (polyester weert UV-straling meer dan katoen) zijn essentieel. Het is ook belangrijk om te weten dat ‘water resistant’ zonnebrandcrème slechts twintig minuten werkzaam is in het water. Herhaaldelijk insmeren tijdens bijvoorbeeld lange duurlopen is nodig om de huid goed te blijven beschermen, helemaal als een atleet veel zweet. Soms is het erg lastig om bijvoorbeeld tijdens een wedstrijd herhaaldelijk in te smeren, zoals bij een wielrenwedstrijd. Een wielrenner is gemiddeld dertig keer aan de maximaal aanbevolen hoeveelheid UV-straling per dag blootgesteld gedurende een koers in de zon (en onbekend is of zweten en hoogtemeters hierin zijn meegerekend). Insmeren op relatief rustige momenten van de koers is geen overbodige luxe.

Bron

  1. Jinna S, Adams BB (2013) Ultraviolet radiation and the athlete: risk, sun safety, and barriers to implementation of protective strategies. Sports Med., DOI 10.1007/s40279-013-0021-5